+ Plus

Reizen: In 500 dagen de wereld rond (2)

Terwijl Nederland zich opmaakt voor de zwaarste crisis sinds de jaren ’80, nemen wij, enigszins gedwongen na een ontslagronde op de zaak, een sabbatical. En die gelegenheid nemen we te baat voor het vervullen van een langgekoesterde droom: een motorreis naar Thailand. Een enerverende trip via onder meer Turkije, Iran, Pakistan en India brengt uiteindelijk in Nepal, waar wij en de motor een vlucht pakken naar Thailand. Ooit ons einddoel, nu slechts een tussenstop, we hebben de horizon namelijk verlegd naar een reis rond de wereld!

De eerste voetstappen op Thaise bodem staan in het teken van een warm welkom. Letterlijk vanwege de heerlijke temperatuur, maar ook omdat Thailand een oude bekende voor ons is. Jaren geleden zijn we er ook geweest, voor een reis op een 125 cc Honda Dream. Nu zal het rijden door de bergen dankzij de vanuit Nepal overgevlogen Honda Africa Twin veel soepeler verlopen. Deze moeten we wel eerst nog ophalen van het vliegveld. Op de cargo-afdeling van de luchthaven Suvarnabhumi is de papieren rompslomp snel afgehandeld. En zo staan we vervolgens in het expediteursgebouw om de motor uit te kratten en weer op te bouwen. Eerste bestemming: het centrum van Bangkok.
Afgezien van de euforie op je eigen motor rond te kunnen rijden, is het verkeer in het grootstedelijk gebied van Bangkok, met circa 15 miljoen inwoners, een drama. Meteen staan wij muurvast in de file. Door de brede aluminium koffers is het niet makkelijk om overal tussendoor te schieten. Zeker niet wanneer je onverzekerd bent. Een stroom nieuwe Toyota’s in de flank openrijten, is een kostbaar foutje hier.
Na het drukke verkeer in Krung Thep, zoals Bangkok ook genoemd wordt, rijden we via een B-wegen stelsel het ingeslapen Uthai Thani binnen, een agrarisch provinciestadje ver weg van het massatoerisme. Bij een eetkraampje voor de supermarkt Seven Eleven willen we een vierkant dichtgevouwen pannenkoek met banaan nuttigen. Deze Islamitische lekkernij wordt veel op straat verkocht tegenwoordig. Terwijl we bij het kraampje staan, worden we aangesproken door een kleine vrouw die Nok heet. Hoewel haar Engels beperkt is, vertelt zij meteen honderduit. Ze werkte voor de overheid en haar zus woont nota bene in Rotterdam. Een truc vaak gebruikt door oplichters om het vertrouwen van argeloze toeristen te winnen, maar Nok blijkt heel oprecht. Ze nodigt ons zelfs uit om met haar te eten, en we mogen ook blijven slapen. Zo belanden wij met haar in het pas geopende restaurant ‘To Sit’ en slapen die nacht voldaan in een flink tweepersoonsbed. George, onze Africa Twin, krijgt daarbij een plaatje in de woonkamer, naast de brommer van Nok haar man.
Nok blijkt een goede baan te hebben bij een overheidsinstelling, die tot doel heeft kennis overdragen aan landbouwers. Ze rijdt hiervoor in een gigantische Toyota Hilux van boer naar boer, geeft trainingen en doet dat, zo ondervinden we, in een behoorlijk rap tempo. De volgende dag is ze vastberaden vrij te nemen, om zo ons te kunnen begeleiden naar bijzondere tempels en een weverij van zijde. Samen met haar man Pin bezoeken we ook nog een tempel bovenop een berg, met een waanzinnig uitzicht over de hele omgeving.

Helaas komt aan al het moois ooit een eind, zo ook aan onze tijd met Nok en Pin. We nemen afscheid vervolgden onze weg verder naar het noorden. In het natuurpark Doi Inthanon ligt het gelijknamige hoogste punt van Thailand, de 2.565 meter hoge top laat zich vandaag echter niet zien. Het gebied is niet bepaald toegankelijk, zeker niet in deze tijd van het jaar. Opdoemende wolken, die ons na een bezoek aan een waterval vergezellen, worden almaar zwarter naarmate we verder rijden. Dat voorspelt weinig goeds. Gelukkig geeft de Garmin dichtbij een camping aan. Het terrein is bereikbaar via een slecht onderhouden asfaltweg, waarbij het groen al duidelijk door de bitumen heen komt. Het kampement blijkt niet bepaald populair onder toeristen, buiten drie boswachters is er geen kip. We zetten de tent neer op de natte grond, koken ons eigen Yam Yam-noedelprutje en gaan vroeg op één oor.
De hele nacht storten de weergoden een tropische douche over ons uit. Lekker wanneer je in de tent ligt, minder plezierig wanneer je er weer uit moet. Het plenst onophoudelijk, zo erg dat we de Doi Inthanon maar voor gezien houden. Zo snel als wij kunnen laten we het nationaalpark achter ons en rijden terug naar de bewoonde wereld. Slingerend door het landschap blijft de regen onverminderd aanhouden tot in het dorpje Khun Yuam, waar we nog andere lotgenoten op motoren tegenkomen. We besloten om Mae Hong Son, een bekende motorroute, te blijven volgen. Het stadje zelf ziet er niet anders uit dan drie jaar geleden, op de gezellige markt na. Door de regen is er maar een enkel kraampje open. Jammer, het kan zo sfeervol zijn hier in de zomer. Een indruk die honderd kilometer en tachtig haarspeldbochten verder in Pai wordt bevestigd. De toeristische trekpleister ligt er verlaten bij. Het vrouwtje dat wij kennen van de Pai Cooking School, moet zelfs bijbeunen met een openluchtrestaurantje, want aspirant-leerlingen zijn dit seizoen moeilijk te vinden.
In Chiang Mai vinden we een vriendelijk guesthouse, waar de lekkerste curries worden geserveerd. George is ondertussen toe aan wat noodzakelijk onderhoud. Van mijn vorige bezoek herinner ik me ‘German Joe’, die ruimte genoeg heeft om rustig aan de motor te werken. De achterschokdemper van twintig jaar oud is door het aanhoudende getril, in Pakistan al, aan vervanging toe. Het wordt er eentje van het Thaise wereldmerk YSS, die we direct bij de fabriek kopen. De demper weet zich aardig raad met ons gewicht, toch een slordige 450 kg inclusief 23 liter benzine en beide rijders.
In Lampang is een grote olifantenopvang gevestigd. Hier zien we de grootste landdieren op aarde  fysieke inspanning doen, waaronder schilderen. De dieren eten tachtig kilogram planten per dag, we mogen erop rijden en daarnaast doen ze ook nog de nodige kunstjes met boomstammen. Erg indrukwekkend deze beesten, zeker van zo dichtbij.

Na Chiang Rai en het drielandenpunt (The Golden Triangle) volgen we voor het eerst de machtige Mekong. Helaas konden we de bron van de chocoladerivier niet met eigen ogen aanschouwen. Deze bevindt zich in Tibet, helaas voor ons was de grens met dit land echter gesloten. Wij volgen een groot deel van deze tiende langste rivier ter wereld helemaal tot aan het plaatsje Chang Khong, waar we een veerpont naar de overkant pakken. Naar Loas welteverstaan.
Met enige terughoudendheid gaan we dit nieuwe land binnen. Aan de ene kant omdat we het zinderende Thailand (tijdelijk) gedag moeten zeggen, aan de andere kant omdat we vanaf de boot door kniediep water moeten rijden. Kleinigheidje!
We merken al gauw dat in Laos alles anders gaat. De volledig gedesinteresseerde ambtenaren vragen hier smeergeld voor iedere simpele stempel in het importdocument en bij de immigratiedienst wil men een zogenaamd weekendtoeslag. “Money, money! Four dollars, please!” Rij je 16.000 kilometer en dan is dit je ontvangst, hoe ontluisterend kan een grensovergang zijn? Nog even langs de pinautomaat. We nemen honderd euro aan deviezen op en kregen daar één miljoen KIP voor terug. Eindelijk miljonair!
In het noorden vind je het Laos van de wilde verhalen. De wegen zijn hier weliswaar verhard, maar veelal versierd met grote hoeveelheden gaten en modder. ’s Middags zien we dat hele delen van de weg zijn weggespoeld, wat overblijft is een bij tijd en wijle spekglad modderpad. Aardverschuivingen zijn hier duidelijk een groot probleem. Met geluk en wijsheid ploegen we ons een weg, soms keien ontwijkend die zelfs een vrachtauto flink uit het lood zouden doen slaan. Dit alles gecombineerd met fikse regen die ons al vanaf Luang Namtha tergt. Eén mazzeltje, door al dat water kun je de gaten al van ver zien.
In Vieng Vang, het Sodom en Gomorra van Laos, parkeren wij George naast een stoer 100 cc motortje. Het contrast kan niet groter, de enorme Africa Twin naast het Vietnamese Honda-broertje. De eigenaars zien we de volgende ochtend pas: een Spaanse jongen met een Frans meisje. Ze reizen net als wij op de motor richting het zuiden. Grote kans dat wij hen nog een keer tegenkomen. En dat gebeurt ook, bij het stoplicht in Vientiane rijden we Deborah en Jamie op het achterlicht reden. Ze hebben de Honda flink afgebeuld, schommelend manoeuvrerend door drieduizend bochten en langs de ontelbare aardverschuivingen.

Het langgerekte Laos is landschappelijk bijna als Nieuw-Zeeland. Het noorden is in niets vergelijkbaar met het zuiden. Met elke kilometer die we verder naar het Zuiden rijden, wordt het landschap minder bosrijk, én minder bergachtig. Saaier vooral ook. Richting Vietnam is de weg meer spectaculair, met aan weerszijden het Kars gebergte, hoge zwarte rotsen die uit de grond rijzen. De heuvels in dit gebied geven een goed zicht op de enorme stuwdam Ban Theun. Er worden momenteel veel van dit soort dammen in Laos aangelegd, het levert de regering veel geld op. De schade aan cultuur en milieu is echter immens.
Precies op de grens met Thailand en Cambodja betreden we het gebied van de Mekong Delta met misschien wel 4.000 grote en kleine eilanden. Sommigen kun je zelfs met de motor bereiken. Het is minder roemrucht dan de Golden Triangle in het noorden, er wordt namelijk geen opium verhandeld, en erg geliefd onder backpackers die er in hangmatten rondlummelen. Met een pondje bereiken we Don Khong, het grootste eiland dat een beetje fatsoenlijk met een grote motor te bereiken. Het is er rustig. Zo rustig dat we ons afvragen of de mensen zich hier niet stierlijk vervelen. Maar de Laotiaan legt zich overal snel bij neer. Zoekt een rustig plekkie en staart wat voor zich uit. Gelukkig is er genoeg Beerlao voorhanden. Tijdens onze laatste nacht in dit paradijs op aarde – en jawel, met Deborah en Jamie – vloeide het spul dan ook rijkelijk. Het leven is goed!
In Cambodja is de weg van Stung Streng naar Kratie vooral erg prachtig. Het is er buitengewoon groen en vlak, met volop palmbomen langs de kant van de weg. Af en toe wordt de weg nog smaller en lijkt het alsof je door de voortuin van de  prachtige houten huizen rijdt. Kratie ligt langs de Mekong waar je de laatste overgebleven Irrawaddy dolfijnen kunt spotten. Een ervaring die ons helaas niet ten deel valt. Af en toe schuilen we voor de regen of stoppen om te eten. Op het grote kruispunt in het dorpje Skun, ook wel Spiderville genoemd, stoppen we even om de gefrituurde spinnen te bekijken, die gretig aftrek vinden bij zowel locals als toeristen. Omdat je niet álles in je leven ooit geprobeerd hoeft te hebben, houden we het zelf maar bij kleffe rijst in een bamboescheuten als lunch.
Bij Ankor Wat besluit de toeristenpolitie dat we niet met de motor naar binnen mogen. Wel kunnen we een tuk tuk voor de dag huren, waarvan hij natuurlijk de commissie in eigen zak kan steken. We zijn niet helemaal naar Cambodja gereden om daar een brommertje te kunnen huren, en dus ontwijken we de gebarende agent en rijden alsnog gewoon het park in. De wegen zijn hier openbaar, een entreekaart geeft enkel recht op toegang in de tempels. Dit grootste religieuze bouwwerk ter wereld zelf is werkelijk adembenemend mooi en zeer indrukwekkend.|
Het laatste deel van de route door Cambodja brengt ons in Battambang, na Phnom Phen de tweede grootste stad van het land. Hier vind je de lugubere ‘Killing Cave’. Tijdens het bewind van de Rode Khmer werden duizenden mensen hier met een bananenblad de keel doorgesneden en in de diepe grot gedumpt. Als het blad niet meer werkte, werd je alsnog geduwd en brak je waarschijnlijk je nek op een uitstekend punt aan de rotswand. Aan de Cambodjaanse zijde van de Chantaburi Phsa Prum grens worden we haast met een traan uitgezwaaid. Het valt de ambtenaren blijkbaar zwaar twee toegewijde toeristen (‘ze komen helemaal uit Holland met de motor!’) te zien gaan.

We zijn weer herenigd met Thailand en rijden dwars door rubber- en palmolieplantages. Heuvel op, heuvel af. We ontdekken daarbij ook hoe dragonfruit groeit. Het blijkt de vrucht van een enorme cactus, felrood met gekke schubben en gezegend met smaakvol rood of grijs vruchtvlees. Heerlijk!
Minder heerlijk daarentegen is de gitzwarte wolk die ons lijkt te volgen en daarbij een steeds groteskere vorm aanneemt. Er is geen ontkomen aan, een enorme plensbui is ons deel, zelfs na een rustgevende nacht in een hotel is de kleding nog altijd niet droog. Dat klusje moet de rijwind dan maar klaren. Het rijden gaat echter steeds minder florissant, achter lijkt er iets niet helemaal in de haak. Lekke band misschien? Een vlugge inspectie bij een benzinestation wees niks uit, toch slaat een paar kilometer verderop het noodlot toe. Het achterwiel draait als een hoepel rond de achteras, de rechter kogellagers blijken volledig aan gort gedraaid. Mocht je denken dat een het wiel de grootste uitvinding van de eeuw is, dan heb je gelijk. Direct daarna echter komen de wiellagers, je kunt niet zonder! De gastvrijheid van Thaise werknemers op het bedrijfsterrein waar we staan, wordt op een wonderlijke manier op de proef gesteld. Een groepje ‘blue collar workers’ kijkt ons gelaten aan, steekt geen poot uit. Wel de salesmanager, die weet zelf weliswaar niets van motoren, zijn vrouw, naar eigen zeggen een vrouwelijke Rossi, echter des te meer. De beste man brengt me in zijn auto naar een echte ‘big bike garage’. Ondertussen maakt Lisan kennis met de ‘general manager’, die erop staat dat de motor verplaatst wordt. De motor zonder achterwiel welteverstaan. Gelukkig is met in Thailand ook bekend met het fenomeen heftruck.
Inmiddels heeft onze nieuwe vriend een hotel voor ons geregeld. De volgende dag wordt het achterwiel van nieuwe lagers voorzien en een paar uur later kunnen we weer aan de bak. We bedanken onze helper, die toch heel wat verzuimuurtjes heeft goed te maken. Het blijkt andermaal, buiten de toeristische plekken is Thailand heel hartelijk en gastvrij! Richting zuiden ontvouwt zich voor ons een landschap dat wordt bepaald door garnalenkwekerijen en allerhande gedroogd visspul. De vierkante percelen zijn best boeiend, veel leuker nog daarentegen zijn de stranden. Het liefst zo lang mogelijk, met palmbomen en zonder andere mensen in de buurt. Onze queste naar het beste strand in het zuiden is geboren. We bezoeken Dolphin Beach, slapen in de tent op het strand en ontdekken de gastvrijheid van een visserman, die ons voor een prikkie in zijn hut laat slapen, heerlijke gebakken vis voorschotelt en tot diep in de nacht bier serveert. Ook bekijken we de mangrovebossen op de stranden aan de Andemankust. Nog altijd herinneren de evacuatieborden aan de verschrikkelijke Tsunami uit 2004. Overal ligt de kust er verlaten bij.

Om in Maleisië te komen, kiezen we de rustige grensovergang bij het slaperige stadje Satun. Hier ontmoeten wij de Engelse Sam uit Birmingham, die samen met zijn Thaise vrouw een keten van soeprestaurantjes uit de grond wil stampen. Aan de uitstraling van zijn geel met rood gekleurde tentje zal het niet liggen, maar of iedereen geïnteresseerd is in soep met kwal en kippenbloed, blijft maar de vraag! Het is een regenachtige ochtend wanneer we de grens passeren voor onze de laatste etappe in Zuidoost-Azië. De overgang ligt midden in een natuurpark, bovenop een berg. Van onze laatste Thaise Baths kopen we nog een zakje tamarinde om onderweg op te peuzelen. De verschillen tussen Maleisië en Thailand zijn meteen overduidelijk. De wegen zijn hier nét iets beter en het verkeer lijkt zich nét iets meer aan bepaalde fatsoensnormen te houden. Op auto- en snelwegen hebben motoren zelfs speciale rijbanen die overeen komen met onze felbegeerde rode fietspaden. Onder een viaduct mag je als motorrijder officieel schuilen. Iedereen deed dat overigens al, maar in Maleisië hebben ze er nu een speciaal bord voor bedacht. En de vangrail is voor het gemak onderbroken zodat je gemakkelijk de snelweg af en weer op kunt.
De bevolking kun je grofweg in drie groepen verdelen: de traditionele Maleisiërs, de immigranten uit China en die uit India. Die laatste twee nationaliteiten zijn hier vanaf 1950 in groten getale heen gekomen. Veel goudzoekers, maar ook gastarbeiders uit Nepal en Indonesië stromen nog steeds binnen. Dit zorgt voor sociale onrust, al hebben wij daar weinig van gemerkt. De Maleisiër is trots op zijn land. Die synergie tussen mensen, culturen en religies vind je terug in de vlag (die lijkt op de Amerikaanse vlag) en de sticker van de vlag in de vorm van het cijfer één.

Omdat we niet met de motor het eiland Pulau Langkawi op mogen, kiezen we voor het naastgelegen eiland waar we wel toegelaten worden. Penang bereik je namelijk via een indrukwekkende tuibrug, die de metropool met het vaste land verbindt. Via de rode stroken rijden we in de stromende regen Georgetown binnen. Een geliefde plek voor toeristen om even een nieuw visum voor Thailand te regelen. Met name de oude wijk met Chinese huisjes is een bezoek waard, net als de Boeddhistische Lok Si Mek toren met een mooi uitzicht over het eiland. Het is er alleen akelig druk, daarom besluiten we om naar de Cameron Highlands te gaan.
De Highlands zijn een favoriete bestemming voor wandelaars én motorrijders, want de 70 kilometer lange weg naar boven heeft genoeg bochten om zeeziek van te worden. Om dit te voorkomen stoppen we bij één van de ontelbare kasbedrijven. Hier worden naast planten ook aardbeien gekweekt. We nemen daarom even de tijd voor een Brusselse wafel met een rode milkshake. Die nacht is de eerste echt koude in lange tijd. We slapen op 1.400 meter hoogte op een camping in een natuurpark. Het kwik komt nauwelijks boven de tien graden, waarbij het ook nog eens regent. “In de Highlands regent het elke dag”, volgens onze nieuwbakken vriend Mr Thai. Hij vertelt triomfantelijk dat hij wel van dit klimaat houdt. “Niet te warm en niet te koud. Perfect!” In Kuala Lumpur, de Maleisische hoofdstad, komt ons Aziatische motoravontuur tot een voorlopig einde. We pakken de draad weer op in Noord-Amerika, voor het echter zover is zal de Africa Twin eerst daar naar toe moeten worden getransporteerd. In Port Klang, een plaatsje onder Kuala Lumpur, krijgt de twin eerst een flinke schoonmaakbeurt waarna hij samen met een groot deel van onze bagage wordt ingekrat. Bestemming: Long Beach, Californië. Met lichte tegenzin blijven we op de kade achter. George kiest het ruime sop van de Grote Oceaan, een oversteek van ruim 25.000 kilometer. Een afstand langer dan die wij tot nu toe gedrieën hebben afgelegd. Het afscheid is gelukkig maar tijdelijk, we zijn er immers nog lang niet!

INFO
Op 14 maart 2012 verlaten Roemer Mol en Lisan Groters hun Nederland voor een wereldreis per motor, die in eerste instantie tot Thailand zou voeren. Maar plannen, zeker goede, wijzigen nu eenmaal. Bijna anderhalf jaar later arriveert het stel op 7 augustus 2013 weer in Nederland na een avontuurlijke reis die hen in alle uithoeken van de wereld bracht. Bijna 50.000 kilometer gereden, 33 landen aangedaan en ontelbare dierbare herinneringen en ervaringen opgedaan. Een droom die uitkwam!

 

Kijk voor meer informatie op: https://bajatwin.blogspot.nl

Lees meer over

Honda

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda X-ADV

Eerste Test Honda X-ADV

14 november, 2024

Bijna tien jaar na zijn introductie is de X-ADV nog altijd een unieke verschijning. Ligt de concurrentie te slapen ...
Overzicht redactiemotoren

Overzicht redactiemotoren

3 oktober, 2024

Motorrijden is emotie en in dat licht beschenen komt deze Sportster S goed beslagen ten ijs. Niet alleen omdat het ...
Alpenmasters 2024 – Mid Sports

Alpenmasters 2024 – Mid Sports

12 augustus, 2024

Clip-ons en een haarspeldbochten-eldorado klinkt op het eerste gezicht niet als een combinatie die veel rijplezier ...