Reizen Provence, Frankrijk
Romeinen in de Provence? Jazeker, ook de gezworen vijanden van Asterix en Obelix konden de charmes van lavendel, olijven, wijnen en truffels waarderen. En al zijn ze inmiddels al eeuwen weg, ze lieten hun sporen achter. Duizenden jaren oude wegen doorkruisen het landschap langs arena’s, amfitheaters, bruggen en waterkanalen. We maken een rondrit langs deze eeuwenoude erfenis.
Vaison-la-Romeine ligt in een pan tussen de heuvels, aan de oevers van de Ouvèze. Tijdens de hete zomermaanden stooft het aimabele stadje zachtjes gaar. Het leven draait er rond lavendel, olijven en ‘bon vivre’. We bevinden ons in het noordelijke uithoekje van de Provence, in het departement van de Vaucluse.
Goed leven dus en dat heeft zo zijn gevolgen. In de vakantieperiode wordt Vaison overspoeld door een zee van toeristen die met golven over de straatjes en pleintjes kabbelen. Niets nieuws onder de zon, de Romeinen hadden ruim tweeduizend jaar geleden al door dat het hier goed vertoeven was. We parkeren de motoren onder een reusachtige plataan en gaan op zoek naar de resten van hun bestaan. Hiervoor hoef je geen padvinder te zijn, de archeologische sites van La Vilasse en Puymin liggen direct langs de kant van de weg. Met een korte vingerknip draaien we de tijd twintig eeuwen terug. We wandelen over een Romeinse straat met links en rechts woningen en winkels die nog slechts tot manshoogte overeind zijn gebleven. We lopen verder naar het amfitheater uit de eerste eeuw na Christus, waarvan het toneel uit de rotsen werd gehouwen en slenteren aansluitend weer terug via de Portique de Pompée, een kleine boulevard met aan weerszijden zuilen en beelden. Instinctief springen we opzij voor een ratelende kar die van achteren opdoemt. Hadrianus met zijn gevolg? Gelukkig niet, wel de groendienst van Vaison die net is ontwaakt uit de middagsiësta. Even later staan we weer terug op straat, temidden van de drukte van de 21e eeuw.
We starten de motoren en draaien naar het zuiden. Pal op onze route ligt een stenen reus, de beruchte, 1.909 meter hoge Ventoux, een kanjer met een uitstraling waaraan zelfs Lady Gaga niet kan tippen. Het eerste deel over de berg is tamelijk recht, met slechts enkele flauwe bochten die het saaie rechttoe-rechtaan patroon doorbreken. We wiegen mee in de bochten, op de rechte strepen trekken we eens flink door. Naarmate we hoogte winnen, lost een loofbos de olijvenplantages die het asfalt omringen af. De klim wordt grimmiger, bochten sluiten zich tot serpentines, steile asfaltstroken trekken een wazige scheiding tussen hemel en horizon. Een heerlijke 21 kilometer lang duurt de martelgang van duizenden wielerfanaten die jaarlijks de berg beklimmen. Met de motor is het een fluitje van een cent, niet meer dan een flirtend spel tussen rijder, gas en versnellingsbak. Opschakelen, gassen, terugschakelen, weer gas en een tandje erbij, net zo lang tot de top zich eindelijk aandient. De top waar fietsers elkaar de hand schudden, elkaar fotograferen en bellen naar het thuisfront om trots te melden dat ze het gehaald hebben.
Een frisse mistralwind jaagt ons snel terug op de motor. We dalen in één ruk naar Bédoin. Van daar gaat het via slenterwegen naar het hart van de Provence. Het wegdek kronkelt van links naar rechts, loopt plots de hoogte in om enkele honderden meters verder alweer abrupt weg te zakken in een dal. Een toeristisch bord met de tekst ‘Abbeye de Senanque’ zorgt er uiteindelijk voor dat we flink in de remmen gaan. De meest fotogenieke abdij van Frankrijk, heb ik al vaak gehoord. Massa’s auto’s markeren de bermen langs de weg, bussen overwoekeren de veel te kleine parkeerplaats, tijd om onze intuïtie te volgen, ofwel simpelweg doorrijden naar de ingang. Voor de deur van de abdij staan lavendelvelden strak in het gelid, als keursoldaten die de wacht houden. Tussen de lavendelhalmen wemelt het van de toeristen, veel Aziaten vooral. Fototoestellen klikken, camera’s zoemen, mensen ellebogen elkaar om toch vooral maar dat perfecte plaatje voor de lens te krijgen. Een drukte van jewelste, we blijven er maar niet te lang hangen.
Een uiterst klein tertiair weggetje leidt ons door beboste heuvels. Plots verschijnt er bovenop een vooruitstekende rots een dorp. Dat moet Gordes zijn. Het gehucht behoort tot het selecte gezelschap van mooiste dorpen van Frankrijk. Het staat in elke toeristische folder en als bezoeker merk je al snel waarom, het is er simpelweg adembenemend mooi. Die schoon- en bekendheid heeft echter ook zo zijn keerzijde, in de nauwe straatjes is het bloklopen, we moeten mee op het tempo van de massa. Twee toeristen, die de pensioengerechtigde leeftijd al ruimschoots achter zich hebben liggen, staan rustig voor een vooruitgeschoven winkelvitrine. Ze kissebissen over het te kiezen stukje zeep, zichzelf totaal niet beseffend dat ze de halve straat blokkeren. We cirkelen door het labyrint van steegjes, proeven een stukje ham en een blokje kaas en laten ons verleiden tot het nippen aan een lokale rosé.
Vervolgens zoeken opnieuw de motoren op en trekken verder. Over leuke stuurwegen kruisen we dieper naar het zuiden. Tot onze verbazing is er nauwelijks verkeer, op enkele tractoren na die zich voort ploegen richting veld. En zo komen we vrij snel in Roussillon terecht. Het hele dorp kleurt van okergeel naar oranje tot rood. Komt door de carrière d’ocre, de okermijnen die zich aan de rand van het dorp uitstrekken en die het landschap een tint geven die kan wedijveren met de kleurenpallet van de Grand Canyon. Volgens de Fransen dan in ieder geval.
We trekken verder. De hitte daalt als een loden hamer neer op het asfalt. Puffend, met open kraag en ventilatieopeningen, banen we ons een weg onder een meedogenloze zon. Blijven rijden is de boodschap, anders stoom je gaar in je eigen nat. Maar we willen niet alleen maar blijven rijden, daarvoor is er in deze streek simpelweg veel te veel te zien. Neem het kasteel van de markies De Sade (1740-1814) in Lacoste, waar je met de beste wil van de wereld niet aan voorbij kunt sturen zonder er een kort bezoek aan te wagen. Zeker in de wetenschap wat deze edelman er allemaal heeft uitgespookt. We rijden tot voor de ruïne en trekken vervolgens te voet verder. Half ingestorte muren worden gerestaureerd, ramen krijgen opnieuw een plaats tussen de afgebrokkelde stenen. Het kasteel is momenteel in privébezit en wordt opgeknapt. De markies zelf staat met zijn bronzen buste op de eerste rij en lijkt nog steeds na te genieten van de orgieën die er zich ooit op zijn domein afspeelden.
Ondertussen zijn we de Romeinen een beetje uit het oog verloren. Met een strak tempo, dat alleen onderbroken wordt door een hele rits rotondes, rijden we naar St-Rémy-de-Provence. St- Rémy ligt aan de voet van het krijtgebergte de Alpilles. Vincent Van Gogh verbleef er gedurende een jaar en schilderde er in de buurt ondermeer een berghelling, la Montagne des deux Trous. Toen nog niet wetend wat er onder het aardoppervlak lag: Glanum, een Romeinse stad uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Een paar kilometer ten zuiden van St-Rémy stuiten we op de archeologische site. Voor de ingang staat een imposante triomfboog versierd met strijdtaferelen, enkele meters verder rijst een gigantisch mausoleum ten hemel. We trekken de stad in, of beter gezegd de ruïnes ervan. De Romeinen bouwden Glanum op de resten van een Griekse nederzetting. Verweerde stenen en zuilen passen haarfijn in elkaar, kaarsrechte straten kruisen elkaar loodrecht, en dat alles zonder gebruik van een laser. Handige jongens die Romeinen.
Tijd om de motoren weer eens aan het werk te zetten. We rijden over één van de mooiste stuurwegen van de Provence. De haarscherpe pieken van de Alpilles schitteren in het felle zonlicht en staan in schril contrast met het diepe groen van de olijfplantages en wijngaarden. De staalblauwe hemel, her en der versierd met een nietig wit wolk, maakt het ansichtkaart uiterlijk compleet. Met open vizier en volop genietend sturen we door het magnifieke landschap. Het is een overrompelende ervaring en je moet wel heel erg met het verkeerde been uit bed zijn gestapt, wil je het hier niet naar je zin hebben. Op een kale kalksteenheuvel staan de overblijfselen van een burcht, met onder de muren de contouren van een dorp: Les- Baux-de-Provence, een droom onder de zon. Opeens merken we dat we verkeerd zijn gereden. Ergens een afslag gemist? Best mogelijk, komt er van als je op een wolk rijdt. Het kan ons echter bitter weinig schelen. We tuffen maar vrolijk verder en belanden vervolgens uiteindelijk in Arles, precies waar we wilden zijn overigens. De stad werd gesticht door de Romeinen en was destijds bekend onder de naam Arelate. Het was de grootste Romeinse nederzetting in Gallië en de favoriete plek van Julius Caesar. Vandaag de dag pronkt Arles met een hele reeks aan archeologische opgravingen, die verbluffend goed bewaard zijn gebleven. De arena bijvoorbeeld, gebouwd tussen tachtig en negentig na Christus en werkelijk een parel waar vroeger 20.000 toeschouwers een plaats hadden. De Romeinen vergaapten zich aan wagenrennen en gladiatorengevechten, waarbij de vrouwen steevast bovenaan in de arena moesten plaatsnemen. Kwestie van het manvolk niet af te leiden. Maar de tijden zijn verandert, we zitten naast een bus Amerikaanse toeristen waarvan de vrouwen zich volproppen met nougat en de mannen met Heineken. In de arena wordt een voorstelling opgevoerd, jonge helden proberen een pluim van de horens van een wilde stier te plukken. De beesten worden getreiterd met schijnaanvallen door heen en weer lopende, rare sprongen makende stierenvechters. De winnaar gaat uiteindelijk naar huis met de pluim op zijn hoed en € 100,- in zijn portemonnee. Bloed vloeit er gelukkig niet, de moegestreden stieren worden niet afgemaakt maar mogen na de voorstelling uitrusten in de zompige weiden van de Camarque. We wandelen nog even verder, nemen een kijkje in het amfitheater en dwalen rond in de donkere onderaardse galerijen van het voormalige forum. Dan neemt onze gids ons mee naar de oevers van de Rhone. “Kijk”, zegt ze, terwijl ze naar het rimpelende rivierwater wijst: “Tussen die twee bruggen hebben archeologen drie jaar geleden de buste van Caesar gevonden. Na het vertrek van de overheersers maakten de Galliërs korte metten met het tanende Romeinse Rijk en kieperden alles wat niet te zwaar en te heet was het water in.” Kijk, dat is tenminste duidelijke taal!
We nemen afscheid van Arles. Een brede weg stuurt ons in een rechte lijn naar Nimes. Industrieterreinen en winkelcentra wisselen elkaar in rap tempo af. We knallen er met een ietwat illegaal tempo maar vlot doorheen. We zijn op weg naar het centrum, met een goede reden ook. Pal in het midden van de stad staat namelijk het best bewaarde amfitheater uit de oudheid en daar willen we uiteraard even aan proeven. We rijden er eerst even een rondje omheen, waardoor we direct al een idee krijgen over hoe indrukwekkend dit tweeduizend jaar oude bouwwerk eigenlijk is. Drommen toeristen zien we over de tribunes scharrelen, allemaal een gids volgend die hen uitlegt hoe iedereen, rijk en arm, hier samenkwam voor de populaire volksspelen. Dat klinkt gezellig, was het met gladiatoren die elkaar tot groot genoegen van de uitzinnige menigte afmaakten, echter niet bepaald.
We laten de drukte van de stad achter ons en rijden naar het achterland van het departement Gard. We kronkelen over een golvende weg, die heen en weer slingert door een door de zon uitgeput landschap. Een bruggetje brengt ons droog naar de overkant van de Gardon, precies de rivier die onze interesse heeft. Helaas speelt de weg ons parten. Het asfalt verwijdert zich van het water en neemt ons mee op avontuur. Uiteindelijk belanden we via Uzés in de vallei van de Gardon. En daar staat hij dan, als een sierlijk statement met zijn voeten in het water: de Pont du Gard, een Romeinse aquaduct van drie verdiepingen hoog, gebouwd ongeveer 50 na Christus. Maar liefst 49 kilometer legt het water klaterend af vanaf de bron in Uzès tot het eindpunt in Nimes. Het verval was 12 meter, dus de Romeinse architecten lieten de route van het water elke kilometer ongeveer 24 cm zakken. Onderweg passeerde het water de Pont du Gard: 49 meter hoog en 142 meter lang. Een wonder. We wandelen een poos langs een bewegwijzerde route. Hier en daar piekt een stapel antieke stenen uit het struikgewas, kleine geschenken van de Romeinen. Die jongens wisten tenminste wat sfeer was.
We rijden verder naar Orange, ploffen neer op een terrasstoel met zicht op het amfitheater en laten het besef indalen dat de rondreis alweer tot een eind is gekomen. Tijd voor welverdiende rosé! En tijd om de Romeinen te bedanken voor zoveel schoonheid!
INFO PROVENCE-ALPES-CÔTE D’AZUR
Ligging: Zuidoost-Frankrijk
Hoofdstad: Marseille
Afstand vanaf Utrecht: 1.200 km (Marseille)
Oppervlakte: 31.400 km² (0,75 keer Nederland)
Inwoners: 4,9 miljoen
Hoogste punt: 4.102 meter (Barre des Ecrins)
Toeristische trekpleisters: Amfitheater Fréjus, Saint-Tropez, Villa Ephrussi de Rothschild, Antibes, George du Verdon, Mont Ventoux, Pont du Gard, Cathedrale Orthodoxe Russe Saint Nicolas, diverse kastelen (o.a. Beaucaire, Renard, Thouzon, Baux de Provence) en diverse archeologische opgravingen. Eigenlijk teveel om op noemen.
Taal: Frans
Schrift: Latijn
Munteenheid: Euro
Tijdsverschil: geen
Klimaat: de zuidelijke regio heeft een subtropisch klimaat met als voornaamste kenmerk de heerlijke milde temperaturen. Klimatologisch is het gebied vooral bekend van de Mistral, een koude wind vanuit het Massif Central die het achterliggende gebied met name in de zomer, wanneer het kwik tot over de dertig graden kan stijgen, van een heerlijk verkoelende bries voorziet. Ook in de winter komt de temperatuur zelden onder het vriespunt, wat de regio populair maakt bij overwinteraars.
Landschap: het landschap van deze Zuid-Franse regio is zeer divers. Waar in het noorden en oosten hoge bergen met toppen tot 4.100 meter hoog regeren, is de rest van de regio beduidend vlakker. In het heuvelachtige westen vind je diverse rivieren en canyons, met veel wijnbouw en lavendelvelden, de zuidelijke Cotê d’Azur is uiteraard vooral bekend om zijn uitgestrekte kustlijn (600 km) met parelwitte stranden.
Wetenwaardigheden: de hier beschreven route kun je voor zowel Garmin als TomTom navigatiesystemen gratis downloaden via onze site www.motoplus.nl/toeren. De route begint in Vaison-la-Romeine in het departement Vaucluse en eindigt in Orange. De 281 kilometer lange rit voert je langs de voornaamste archeologische sites van het Romeinse Rijk.
CONTACT
Frankrijk: www.franceguide.com
Provence-Alpes-Cote d’Azur: www.decouverte-paca.fr/nl/