Nieuws

Warmdraaien 17/2009

In een flits ging het door me heen: “Dit moet ongeveer het gevoel zijn hoe het is om Max Biaggi te zijn.’ Plat op de tank, zover mogelijk weggekropen achter het te kleine ruitje van de Aprilia RSV4 Factory jaag ik de hypersportieve machine door zijn toeren. De rauwe V4 gilt het uit en de toerentellernaald schiet door de 10.000. Het uitlaatgeluid lijkt meer op dat van een superbikeracer, als van een keurige straatmotor. Ongelooflijk wat een brute power. Dichterbij een racemotor kun je – een bijna twee keer zoveel kostende Ducati 1098R buiten beschouwing gelaten – met een gekentekende straatmotor eigenlijk niet komen.
En je hebt er enkel een motorrijbewijs en goedgevulde portemonnee voor nodig, maar zelfkennis en rij-ervaring zijn ook aan te bevelen. Deze RSV4 bijt namelijk vreselijk van zich af. Niets gaat relaxed, niets gaat vanzelf, alles gebeurd in de ‘attack-mode’, waardoor je continu met de machine in gevecht bent. Wel een uitdagend gevecht trouwens, waarbij het een extra uitdaging is om de wettelijke snelheidslimieten enigszins in ere te houden.

Na een snelle knik zet ik het gas weer vol open en verbeeld ik me dat ik in Assen voor de hoofdtribune langs knal, met duizenden juichende toeschouwers op de tribune. Een paar tellen en een kilometer later wordt het tijd om te ankeren en komt ook de realiteitzin terug. Dit is geen circuit, maar een openbare weg. En dit waren geen volgepakte tribunes, maar bomen en struiken. Mijn hart klopt in de keel; het adrenalinepeil stijgt tot grote hoogte.
Niet veel later draai ik de Duitse snelweg op: de A3 van Emmerich naar Oberhausen. Het “Oberhausen-straight’ noemen testrijders van autoblad Autovisie dat stuk snelweg, maar op een bloedsnelle, superheftige motorfiets is er weinig ‘straights’ aan: boven de 250 beginnen die flauwe knikjes toch op hele echte bochten te lijken.

Het buldert, het giert, het suist en het klappert. En het kinstuk van mijn integraalhelm doet zijn best om m’n onderkaak te ontwrichten. Ik kan me niet kleiner maken, mijn hoofd blijft maar wind vangen. Ondertussen lijkt de Aprilia op hol geslagen: hij schiet als een raket door de zes versnellingen en wat argeloze automobilisten en vrachtwagenchauffeurs vragen zich nu waarschijnlijk nog steeds af wat hen vorige week maandagavond voorbij is gevlogen, daar op die A3. Dat was ik dus, in een poging de digitale snelheidsmeter te verleiden om meer dan 300 aan te geven. Wat me dus niet lukte, want precies op dat ronde getal stokt de weergave. En volgens mij is alleen de teller begrenst…
Dertig Autobahn-kilometers in mijn snelheidshonger gestild en gaat de richtingaanwijzer uit, om relatief rustig secundair huiswaarts te keren. Voor de kick en de ervaring is zo’n actie geweldig, maar tegelijkertijd hoorde ik steeds nadrukkelijker een stemmetje in mijn hoofd, dat de vraag stelde of ik nu wel zo slim bezig was. Mijn beschermengel wellicht?

Op topsnelheid is de Aprilia goed voor dik 80 meter per seconde, oftewel vijf kilometer per minuut. Het zal wel met mijn leeftijd te maken hebben, dat ik daar toch steeds genuanceerder over denk, want waar het vroeger een uitdaging was om volgas een tank leeg te knallen, merk ik dat ik anno 2009 toch minder digitaal ben ingesteld: tussen stationair en volgas blijkt een motor ook best goed te rijden. Bovendien is dat beter voor je gemoedsrust. En voor je zichtbaarheid en dat laatste is erg belangrijk in het huidige verkeer.
Wat niet wegneemt dat de huidige 1000 cc sportfietsen verbluffend goed zijn. Dat ontdekten ook vier MotoPlus-lezers die we uitnodigden voor de Lezerstest van deze straatsuperbikes, die je in MotoPlus 17 kunt lezen.

Eric Bulsink
Hoofdredacteur MotoPlus

Gerelateerd nieuws

Overig nieuws