Interview Jannick de Jong
2013 was voor baansporter Jannick de Jong uiterst succesvol. De 26-jarige inwoner van het Friese Gorredijk werd Europees Kampioen grasbaan, eindigde op de tweede plaats in het WK Langbaan en veroverde samen met Dirk Fabriek, Theo Pijper en Mark Stiekma de wereldtitel Langbaan voor landenteams. Toch is hij geen bekende Nederlander en wordt hij zelfs in de motorwereld amper herkend. Tijd dus voor een interview.
De successen zijn Jannick de Jong niet komen aanwaaien; hij rijdt al vanaf de kleuterklas zijn rondjes op de ovaal. Op een regenachtige winterdag zoeken we hem op in Gorredijk om te achterhalen waarom de Nederlandse baansporters tegenwoordig weer zo succesvol zijn. “Dat komt natuurlijk niet van de ene op andere dag,” aldus De Jong. “Er is nu een generatie rijders met onder andere Dirk Fabriek, de in de Engelse speedwaycompetitie rijdende Theo Pijper, Mark Stiekema en nu ook de broers Woortman, die vaak tegen elkaar rijden en elkaar zo beter maken. Ikzelf ben al op vierjarige leeftijd begonnen met rijden. We waren met de familie op vakantie in de Belgische Ardennen en daar stond een PW50. Dat vond ik prachtig en een haf jaar later stond er bij ons huis net zo een. Ik was de koning te rijk en heb sinds die dag zoveel mogelijk gereden. Eerst met de mini, later in de 60 cc en 80 cc. Toen kwamen er al successen. Toen de 125 cc Specialklasse kwam ben ik direct overgestapt. Ik ben in tegenstelling tot bijvoorbeeld Dirk Fabriek absoluut geen motorcrosser. Ik heb daar ook niets mee. Ik heb wel eens gecrosst, maar dat kon me niet bekoren. Springen was niet mijn ding, ik reed veel liever op het ovaal. Zo’n echte special-machine, dat was altijd een droom. Tijdens een open dag, ik was toen een jaar of elf, heb ik voor het eerste op een echte speedwaymachine gereden en was helemaal verkocht. Getraind werd er op het land van een bevriende boer hier in de buurt, of op de speedwaybaan in Amsterdam.”
De Jong had de smaak dus al vroeg te pakken en boekte ook al direct succes in zowel de speedway als grasbaan. In 1999 werd hij als dertienjarige kampioen in de 125 cc. Een jaar later prolongeerde hij zijn titel en stapte toen direct over naar het echte werk, de 500 cc specials. Om bij de grote mannen ook meteen zijn visitekaartje af te geven, want hij won een jaar later de titel in de grasbaan en de speedway bij de nationalen. De overstap naar het echt grote werk in Nederland werd vervolgens ook zonder moeite genomen, want De Jong werd in 2004 op achttien jarige leeftijd Nederlands Speedway-kampioen en ook in de daarop volgende jaren veroverde hij menig titel, zowel bij de Speedway als de Grasbaan. Internationaal succes bleef echter uit. De Jong: “Toen ik bij de senioren ging rijden en ook af en toe startte in een internationale wedstrijd, moest ik het opnemen tegen onder andere Maik Groen, Theo Pijper, Uppie Bos, Gert Riss en de Brit Tatum. Nou, dan met je van goede huize komen als je vooraan wilt eindigen. Dat heeft gewoon tijd nodig. Ik reed in 2004 mij eerste EK-finale in de grasbaan en werd tiende. Dat lijkt niet veel, maar ik was de koning te rijk met dat resultaat tussen al die grote mannen. Riss en Tatum waren mijn idolen en toen moest ik opeens tegen ze rijden. Ik heb in die tijd veel geleerd en de basis gelegd voor het succes dat ik afgelopen jaar had. Ik was altijd een van de jongste deelnemers. Ik was pas zestien toen ik het WK Langbaan al mocht rijden en was daarmee veruit de jongste. Het heeft echter een paar jaar geduurd voor ik regelmatig bij de top-5 zat. Ik denk dat ik pas drie jaar geleden op het niveau zat dat ik ook kon winnen. Maar dan moet je dat natuurlijk nog wel even doen. Baansport lijkt zo makkelijk, maar is juist erg moeilijk als je wilt winnen. Het Europees Kampioenschap Grasbaan wordt bijvoorbeeld in één dag beslist. Dan moet die ene dag dus echt alles mee zitten. De motor moet top zijn, je moet goede starts hebben, je moet de goede lijn weten te vinden en je moest de balans vinden op de motor. Ook de ervaring is erg belangrijk. Ik heb altijd twee motoren bij me. Er zit niet veel verschil tussen, het is een kwestie van gevoel voor welke motor we kiezen. Tijdens de EK-finale in Bielefeld ben ik na twee heats overgestapt en dat was achteraf de juiste keuze. Nadat ik van motor was gewisseld, zat alles die dag mee. Goede starts, direct de goede lijn en vervolgens de juiste balans. Grasbaan en Speedway rijden doe je met gevoel. Je stuurt met je heup en je rechterbeen. Met dat rechterbeen heb je het gevoel met de motor en met het linker been zoek je de balans. Het stuur is er alleen maar om jezelf aan vast te houden en om het gashendel een plaatsje te geven. Baansport is een kwestie van balans op motor en die motor op het juiste moment in en uit de bocht te laten kantelen, zodat je geen snelheid verliest. Daarnaast is het een kwestie van een goede start, want vaak is de ideale lijn maar héél smal en kan er maar eentje rijden in het spoor met de meeste grip.”
Jannick de Jong was na Anne van der Helm, Maik Groen en Theo Pijper de vierde Nederlander die met het EK de hoogst haalbare grasbaantitel veroverde. En na het succes in Bielefeld volgde al snel een tweede succes: De Jong won, na eerder al een paar keer tweede te zijn geworden, samen met Theo Pijper, zijn eeuwige rivaal Dirk Fabriek en reserverijder Mark Stiekema de wereldtitel Langbaan voor landenteams. Tijdens zo’n WK voor teams komen er telkens drie rijders van een land tegen drie uit een ander land aan de start. De Jong: “Als team zaten we al snel op een lijn. In de training bleek namelijk dat Theo die dag goed kon starten. Die hebben we dus de hele dag vanuit op de beste startpositie laten vertrekken. En als Theo een goede start heeft, dan is hij moeilijk te kloppen. Voor Dirk en mij maakt dat niet zo veel uit. Dirk viel echter een keer met pech uit. Toen moesten we dus in de achtervolging. Theo deed gelukkig wat hij moest doen en dat was kopstart pakken en winnen. Dirk en ik moesten de andere punten scoren en dat ging goed, want we hebben ons weer terug geknokt en wonnen de laatste, beslissende heat!”
Het hart van De Jong ligt ondanks zijn Europese grasbaantitel ook meer bij de Langbaan GP’s en de Speedway. De laatste competitie stelt in Nederland jammer genoeg nog niet veel voor; er zijn nog maar een paar wedstrijden per jaar in ons land, al is men nu wel weer bezig met het opzetten van een Nederlandse speedway-league, waarvan de pilot afgelopen jaar in Veenoord een groot succes was. Op wereldniveau komen de Nederlanders echter tekort, dat weet ook De Jong. “Speedway is volgens mij de basis van alle baansporten, dus daar ben ik begonnen. Wil je echter verder in de Speedway dan moet je naar het buitenland. Alleen Theo Pijper heeft dat de laatste jaren gedaan, hij is in Engeland de enige Nederlandse prof. Ik heb de keuze gemaakt om Langbaan en Grasbaan te gaan rijden en daarnaast te gaan studeren. (De Jong studeert binnenkort af aan de school voor sportmanagement in Groningen, red). De kans om als prof in onze sport een goede boterham te verdienen is klein en ik heb die gok niet gewaagd. Veel van mijn tegenstanders in de Langbaan zijn echter wel full-prof. De Finse wereldkampioen Joonas Kylmakorpi is een echte beroepsrijder en dat zijn de mannen achter mij in het WK ook. Richard Hall rijdt in de Engelse Premier League en de Tsjech Josef Franc start in zowel de Poolse als de Scandinavische competitie. De tweede plaats in 2013, achter Kylmakorpi, was voor mij een uitstekend resultaat. Ik ben echter van mening dat op de manier zoals ik het nu doe, dus met studeren, werken als stratenmaker en de motorsport, ik ook best kampioen kan worden. Een keer minder pech, een valpartij minder en een paar super starts in de finale en je pakt de wereldtitel misschien wel. Ik ga het in ieder geval proberen! Volgend jaar is de Nederlandse GP in Eenrum en die ‘droombaan’’ ken ik goed. Dus wie weet kan ik daar het verschil maken!”