Reizen Noorwegen
Noorwegen, een land net zo ruig als de oude Vikingen die er leefden, met niet minder dan 25.000 kilometer aan kustlijn en ruim 385.000 vierkante kilometers aan ongerept land. Vanaf ontelbare bergen storten massa’s kristalhelder water in slow-motion naar beneden en megalomane cruiseschepen ogen als speelgoed in de machtige fjorden. De megageografie bepaalt bovendien dat de wegen als minuscule streepjes over het landschap kronkelen. Een regelrecht Walhalla voor motorrijders met een groen hart!
Stel, je hebt als vier vrienden de tijd om een weekje door Noorwegen te reizen, maar geen zin in de 999 snelwegkilometers tot de veerboot in Denemarken? Motormaat Roland komt met de oplossing, we hijsen onze Crosstourers op een aanhanger. Een plan dat onmiddellijk onze goedkeuring draagt, ook omdat we dan extra bagage (lees: levensmiddelen voor de eerste reisdag) mee kunnen nemen. En zo rollen we een paar weken later in Hirtshals, gelegen in de kop van Denemarken, aan boord van een splinternieuwe ferry die ons naar Noorwegen zal begeleiden.
Een klein half etmaal later varen we langs de Noorse kust, onder een dik pak wolken dat regelmatig de kraan open draait. In de uitgestrekte branding beuken golven woest op de rotsen. Door het wolkendek straalt de zon soms z’n lichtharpen langzaam over het weidse landschap uit. In de havenstad Stavanger legt de ferry aan, gelukkig is het hier droog. Ondanks dat de rechterhand direct aardig begint te tintelen, blijven de motoren nog even op de aanhanger. De eerste kilometers op Noors asfalt draven we per Zweedse viervoeter. Het landschap langs de kust is licht glooiend en de cultivering ervan ruim van opzet. Baaitjes met witte stranden onderbreken de grillige kuststrook. Tijdens de lunchstop prikkelen we de smaakpapillen met rendiervlees en vrij snel daarna rijden we door beboste heuvels en langs donkere meren. De ruitenwissers van de Zweed zwiepen noodgedwongen, het weer van vandaag verdient geen Nobelprijs. Het licht neemt zienderogen af en de kleuren worden schier. Halverwege de middag arriveren we in het Moi en zodra het ook maar even droog is, worden beide Honda’s bij het gewei gevat en rijden we eindelijk de eerste rondjes op twee wielen. Op de parkeerplaats voor het hotel weliswaar, maar desondanks met kinderlijk genoegen. Noorwegen op twee wielen stemt ons vrolijk. Weergod Thor roffelt dan wel met z’n strijdhamer een galmende donder over de bergen, daarvan zijn wij niet onder de indruk. Althans, tot hij echt nijdig wordt en andermaal zijn blaas over de hele streek ledigt. Tegen een dergelijke goddelijke overmacht kunnen we niet op en houden het daarom maar voor gezien.
Na het ontbijt neemt een gids ons de volgende ochtend mee naar de verlaten mijnen van Gursli. De wandelroute zigzagt een berghelling omhoog, waarlangs ooit spannen met zes tot acht paarden hun lading voorttrokken. De natuur is hier onherbergzaam weelderig. Beekjes kletteren tussen het groene landschap, waar werkelijk geen enkele vierkante meter vlak is. Onze kuiten beginnen snel te branden, maar we genieten volop van alles dat ons netvlies bereikt. Afwisselend dempen flarden mist het vergezicht, het kraken van de kiezels onder onze schoenen en het stromende water is het enige wat we horen. Een uur later bereiken we de mijn en krijgen uitgebreid uitleg van onze vriendelijke gids. Na het opzetten van de bekende mijnwerkershelmen, met zo’n lamp voorop, wandelen we behoedzaam de berg in, waar het opvallend koud is. Hier werd tijdens de Eerste Wereldoorlog het erts molybdeen gewonnen, wat nodig was ter versterking van het staal in kanonnen. Na het interne van de mijn te hebben geïnspecteerd klauteren we in het daglicht door de ruïnes, die deze plek honderd jaar geleden aanzien gaven. Langs een meer zuigen we met volle teugen de rust van de omgeving naar binnen. Op de terugweg maken we wat bosbessen soldaat. Tijdens de afdaling breekt de Noorse zon eindelijk goed door, waardoor we dubbelop genieten. Alleen kunnen onze kuiten best wat molybdeen gebruiken.
’s Middags klimmen we dan eindelijk in het zadel van de Honda’s en zetten koers naar Lysebotn, dat aan het begin van het Lysefjord ligt. De hemel is inmiddels blauw gekleurd en de temperatuur verkwikkend aangenaam. Harder dan zeventig rijden blijkt niet nodig. De wegen kronkelen langs een palet van talloze meren, rivieren, beken, bergen en dalen. Tegenliggers zijn schaars en passen vanzelfsprekend hun tempo aan in dit landschap. De natuurlijke elementen hebben een positief vertragende factor op de gashendel. Overigens ook mede bepaald door de wetenschap dat de notoire politie het vakantiebudget zonder pardon fors kan reduceren.
Beide Corsstourers zwenken zwierlijk door een landschap waar geen bocht hetzelfde is. Een paar uur en tientallen ‘oh’s’ en ‘ah’s’ later komen we langs de Skree. Steile berghellingen hebben hier kolossale rotsen neergeworpen in een landschap waar mens en dier niet meer dan nietige wezens zijn. Bij de late lunchstop doen we ons tegoed aan zoete pap en forse Noorse gehaktballen. Naarmate de avondschemer valt stijgen we in hoogte. Een dikke deken van mist verhult de omgeving. Het zicht is minimaal en we zien pal naast de weg kleine pagodes van opgestapelde keien. De temperatuur daalt met sprongen en even later duiken we via een veelvoud aan haarspeldbochten naar beneden. Onderaan de voet van de berg is de mist open getrokken en komen we aan in het piepkleine Lysebotn. Onze Bed & Breakfast ligt onderaan een sprookjesachtige bergketen waar nauwelijks menselijke activiteiten zijn. De meeste toppen hullen zich in mist, maar het zicht is buitengewoon spectaculair in de late avondschemering. Een uurtje later nemen we op schapenvellen bij het haardvuur deze fantastische dag door. Een gloed van voldoening blakert over rozige wangen.
De volgende ochtend zien we in het volle zonlicht waar we gisterenavond naar beneden zijn geslingerd. Aangezien we ’s middags pas de ferry hoeven te nemen, grijpen we de kans om de haarspeldbochten wederom te nemen. De motoren slingeren zich van bocht naar bocht en de druk op de oren is gelijk voelbaar. Het is genieten geblazen van iedere meter onder de wielen en voor de ogen, zeker het uitzicht naar het Lysefjord is fenomenaal. Bovenaan gekomen overzien we een groot gedeelte van het kolossale fjord. De ferry diep onder ons oogt als een varende splinter op een spiegel met blauwgroene tinten.
Over de bergkam rijden we door een landschap van afgevlakte rotsen en meren. Zwijgend sieren honderden pagodes, die er in de loop der jaren door wandelaars zijn geplaatst, de bermen. Bergwater ruist door beekjes, stroompjes of watervallen en klettert vervolgens na een lange weg in meer of fjord. Grote en kleinere meren liggen zonder enige symmetrie in het rotslandschap, waar de geasfalteerde weg de enige tastbare aanwezigheid van menselijke inbreng vormt. Tegenliggers en medegebruikers zijn er nauwelijks. Niemand lijkt haast te hebben of met de klok op scherp te reizen.
Op een gegeven moment duiken motormaten Marcel en Roland als een stel jonge honden op de motor door een stroompje. Verfrissend, zeker als vergeten wordt het vizier naar beneden te klappen. “Het water is zo helder, dat je er met open mond doorheen kunt rijden!”, meldt Roland. “Hoe groot is de kans dat hier vanochtend een Eland zijn behoefte heeft gedaan?”, klinkt de repliek. Uiteindelijk dalen we weer af naar Lysebotn en schepen in op de ferry naar Flørli. Een warme bries waait over het fjord als we genieten van de steile bergen om ons heen. De oerkrachten die dit overweldigende schouwspel tot stand hebben gebracht zijn niet te bevatten.
In Flørli worden we verwelkomd door onze gastheer en gids Frode met z’n twee trouwe honden. Sinds 1999 voorziet een nieuwe krachtcentrale de regio Stavanger van elektriciteit. Het oude centrale gedeelte is een museum geworden en de enige menselijke activiteit in deze oase van rust komt van een paar bewoners en wat gasten. Na een stevig avondmaal van rendier stoofvlees, luisteren we ’s avonds rond het kampvuur naar de intrigerende verhalen van onze markante gids.
De volgende ochtend begint, na een stevig ontbijtje, met de beklimming van de langste trap in Europa. Niet minder dan 4444 treden scheiden dal en top van een berghelling. Wij hoeven er gelukkig maar 780 te nemen, want we gaan vanmiddag al met de motor naar boven. Maar goed ook zo blijkt, krap halverwege hijgen we al als een stel bejaarde beren met astma. Frode’s honden hebben het er minder moeilijk mee en schieten ons herhaaldelijk voorbij. De korte stops worden gaandeweg de klim wat langer en regelmatig kijken we recht in de vrolijke hijgende snuiten van de honden. Na een aai over hun kop schieten ze er weer vandoor. Aankomen bij ons hoogste punt bonken de kuiten, het uitzicht dat we als beloning krijgen voorgeschoteld maakt evenwel alles goed.
Een moeder met drie hoogblonde dochtertjes passeert ons met glimlach, waarna we verder lopen door een bos met bemoste klippen. De viervoeters rennen nog even vrolijk als straks, terwijl onze stelten inmiddels onder hoogspanning staan. De omgeving maakt het meer dan goed en ook het weer is prachtig. Beneden aangekomen kunnen we onze kleren uitwringen en kleden ons voor de gemotoriseerde trip naar boven.
We rijden achter Frode’s SUV aan naar twee stalen poortdeuren in de bergwand. Er was wel iets verteld over een route naar boven, maar dit? Kijkend in een pikdonkere tunnel, waar een beetje water uitstroomt, volgen we het licht van de SUV. De weg omhoog is steil en verder onverlicht. Terwijl de kou toeneemt klimmen de motoren met groots gemak omhoog door de donkere onheilspellende tunnel. De achterbanden zoeken grip op het natte wegdek en we manoeuvreren langs stroompjes en keien. Voorzichtigheid is geboden, omdat er verder geen licht is dan dat van de voertuigen. Er lijkt geen eind aan te komen, sensationeel is het daarentegen wel. Rijden we echt niet in een computergame? Op bepaalde delen gaat het wel erg steil de hoogte in, tot de auto plotseling stopt en de poorten worden geopend. Fel zonlicht valt in de tunnelschacht en zodra we buiten staan, slaken we een kort vreugdekreetje.
Rechts van ons ligt in een peilloze diepte het Lysefjord. Via een ruig, onverhard weggetje gaat het verder omhoog, tot we uiteindelijk stoppen bij een grote dam van rotsblokken. Het voelt bijna als bivakkeren op het dak van de wereld. Een enorm, natuurlijk stuwmeer glinstert ons tegemoet. In deze omgeving staan geen bomen, hooguit wat struiken en vooral mossen. We rijden verder en de ondergrond wordt grover. Bij een kleine afdaling glijdt m’n voorwiel tot twee keer toe weg en moet ik de motor noodgedwongen neerleggen. Marcel is duidelijk meer bedreven in het veroveren van dergelijk terrein en stuurt de machine de laatste meters naar horizontaal terrein. Wanneer ik weer behendig op wil stappen, glijdt m’n gekrenkte ego met een krakende knie onderuit. Kortom: tijd om het stuur wéér over te dragen, waarna ikzelf als aangereden wild mee in de SUV mag, die nu toch wel erg goed van pas komt. De route voert naar een ander prachtig uitzicht, waar het fjord zich pas goed in zijn volle lengte laat bewonderen. Frode vertelt dat hierboven nog nooit motoren zijn geweest. Hij kan het weten, Frode is hier geboren en beheert de toegang tot dit gebied. In de weidse omtrek lopen slechts een paar wandelaars, waarvan een enkeling zijn tentje heeft opgezet. Moeder aarde heeft dit geologische stilleven ooit in een maximale overdrive geschapen. De rust die er nu vanuit gaat is tijdloos. Even later passeren we de moeder met haar drie opgewekte dochtertjes. Hebben ze nu echt al die 4444 treden??
De volgende ochtend steken we het Lysefjord met de ferry over. Het zonovergoten berglandschap gaat weldra over in een uitgestrekt gebied met ronde klippen, meertjes en struikgewas. Het zicht draagt tientallen kilometers ver en wederom komen we nagenoeg niemand tegen. De weg is minder bochtig zodat het tempo wat omhoog kan. Over het landschap raken we maar niet uitgesproken tijdens de verschillende sanitaire c.q. tankstops. In de middag arriveren we in Hjelmeland. Na het afstomen in de sauna kijken over het Boknafjord naar grote zalmen, die oplichten bij hun sprongen in het goudgele avondlicht.
De daarop volgende ochtend koersen we naar de Preikestolen. Deze bergklif, letterlijk vertaald ‘Preekstoel’ genaamd, hangt 605 meter boven het Lysefjord en biedt een van meest spectaculaire uitzichten in Noorwegen. Een paar uur later parkeren we de motoren aan de voet van de wandelroute, die over 3,8 kilometer naar het fenomenale uitzicht leidt. Diehards Roland en Suzanne wagen zich aan de steile wandeltocht met voldoende proviand en camera’s. Gezien het slippertje van eergisteren besluiten deze mankepoot en Marcel de omgeving op de motor uitgebreid te verkennen. Na een half uurtje rijden steken we over een enorme brug boven het fjord. Al rijdend absorberen we de sensatie van de natuurlijke grandeur onder een strakke hemel. Ver onder ons rimpelt donkerblauw zeewater en rondom imponeren machtige bergen. Even later rijden we over een kronkelweg langs de oever van het fjord. De steile bergwand torent als een versteende tsunami aan de overzijde van het water. Kleine eilandjes, soms bewoond, sieren in het fjord. De weg blijkt uiteindelijk doodlopend, goed excuus om de terugweg deels al rijdend te filmen. Lang leve de automaat! Niet lang daarna liggen we languit op een wit strandje tussen de pijnbomen te zonnen. Een vader en zoon staan naar makreel te hengelen en gele kwallen pulseren in het groenblauwe water. Dit plekje is zo mooi en rustgevend dat we hier best onze laatste adem uit willen blazen.
SMS van het klimmersduo: ‘We zijn bijna op de top’. We antwoorden dat ook wij het ongelofelijk zwaar hebben en vooral veel moeten rusten. Een paar uur later treffen we onze doorweekte klauteraars weer bij het startpunt. Na de late lunch zetten we gezamenlijk koers naar de overnachting in Sandnes. Later aan tafel raken we niet uitgepraat over wat we vandaag gezien hadden. De kuiten van Roland en Suzanne kunnen inmiddels weer een molybdeenkuurtje gebruiken.
Onze laatste ochtend wandelen we door het pittoreske Stavanger met z’n witte architectuur. Het authentieke stadje ademt vredig z’n toeristische bedrijvigheid. Ook hier schijnen de mensen geen haast te hebben en voert gemoedelijkheid de boventoon. De nodige souvenirs worden gekocht en voldaan bruinen we het gelaat op een terrasje in de haven. Vanmiddag vertrekt onze boot. Reikhalzend hadden we naar deze trip uitgekeken waarvan iedere verwachting is uitgekomen. Onze geest absorbeerde de adembenemende landschappen, als bestuurder én bezoeker. De rust die van de pure ongepolijste natuur uitgaat, lijkt ook bijna verankerd in de Noren zelf. Een mooiere bestemming kun je je niet wensen. Walhalla is eindelijk gevonden!