Interview Jorge Martin
Weinigen dachten dat het kon. Maar Jorge Martin deed het. De Spanjaard versloeg met zijn Prima Pramac Ducati het fabrieksteam. Weliswaar beschikte Martin over hetzelfde materiaal als titelverdediger Pecco Bagnaia, maar de prestatie dwong diep respect af. Martin greep de kans die hij kreeg. Misschien voorlopig wel zijn laatste, want in 2025 wacht hem als Aprilia’s nummer 1 een zware taak. Martin twijfelt niet. “Bij Aprilia word ik happy.”
“Hij kan niet twee seconden stilzitten! Hij moet altijd iets doen. Maar zo is zijn karakter, hij is een explosieve jongen.” Daniele Romagnoli lacht als hij Jorge Martin beschrijft, het Spaanse kruidvaatje dat hij als crewchief sinds de wintertest van Valencia in 2020 begeleidt. Romagnoli verhuist met Martin mee naar Aprilia. Martin is ongedurig, misschien wel ongeduldig, expressief en inderdaad nogal beweeglijk. Het maakt Martin een open boek dat fascinerend is om te lezen. En toch is het anders dan het was. “Mijn hoofd is een machine”, zegt hij zelf. Dingen willen begrijpen en analyseren is een tweede natuur. Het verklaart waarom hij vaak de indruk gaf om constant ‘aan’ te staan. “Daar heb ik dit seizoen (2024, red.) aan gewerkt. Om wat rustiger te worden, om meer in het nú te leven.” In die opzet lijkt hij te zijn geslaagd.
Hoewel hij heel eerlijk toegaf dat de spanning ook in de slotfase van 2024 soms vat op hem kreeg, oogde hij kalmer en minder licht geraakt. Fotosessies met Pecco Bagnaia en de kampioenstrofee in Qatar hadden hem in 2023 nog nerveus gemaakt, van vergelijkbare sessies in Maleisië in november had hij juist genoten. Op de laatste zaterdagochtend van het seizoen leken de zenuwen toch weer vat op hem te krijgen. Na de kwalificatie, waarin Bagnaia de pole pakte en Martin de vierde tijd zette, wilde eten en drinken niet meer lukken. Een dutje en een koude douche brachten zowel rust als focus. Zijn tweede plaats achter Bagnaia in de Sprint gaf Martins mini-metamorfose vorm. “Ja, ik ben vooral opgelucht”, zei hij, een stuk relaxter dan op zaterdagochtend. Op zondagmiddag was een derde plaats achter Bagnaia en Marc Marquez ruim voldoende voor een historische titel, behaald dankzij onder meer drie Grand Prix-overwinningen, in totaal zestien podiums en zeven Sprint-zeges.
Bijna was Martins racecarrière geknakt in de dop. Toen vader en moeder Martin beiden hun werk verloren tijdens de bankencrisis in 2008. Opa sprong bij – hem noemde Martin op zondag in Barcelona expliciet – en de kleine Jorge kon blijven rijden. Van winst in de Red Bull Rookies Cup naar een wereldtitel in de Moto3-klasse voor het team van Fausto Gresini vier jaar later, seizoenen met tegenslag in de Moto2 tot een MotoGP-contract bij Pramac Ducati. Bij zijn tweede race startte Martin vanaf pole en na afloop stond hij op het podium in Doha. Een zeer ernstige crash tijdens de trainingen voor de Portugese Grand Prix zorgde voor blessureleed, maar zijn zesde MotoGP-race sloot Martin af als winnaar. “Ik kon het niet geloven”, blikt hij terug op die memorabele overwinning op de Oostenrijkse Red Bull Ring. “Ik was zo blij. Mijn vader was de eerste die ik zag. Hij had de Spaanse vlag bij zich… Dat me dat in m’n rookie-seizoen zou lukken, kon ik maar niet geloven. Ik weet nog dat we terugvlogen naar Barcelona en dat ik flink ben gaan feesten. Ik moest er van genieten, vond ik. Ook al hadden we het weekend daarna meteen weer een race in Oostenrijk. Het was ook een mooi moment na die moeilijke tijd die ik door moest na de crash in Portimao. Ik ging van bijna stoppen met racen naar winnen in iets meer dan een paar maanden!”
Vader Angel, die hem niet voorlas uit boeken maar uit motorbladen, is als een anker in Martins leven. “Ik geloof dat ik veel op hem lijk. Ik probeer te groeien als mens, niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Mijn relatie met m’n vader wordt ook steeds sterker. Toen ik nog een kind was, verzette ik me misschien meer tegen hem. Maar ik denk dat dat heel normaal was. Zolang hij maar wil, blijven we samenwerken, wat mij betreft. Misschien komt er een tijd dat hij alleen maar naar de races komt om te kijken, maar hij houdt van dit werk. Ik ben heel blij dat hij er bij is. Hij is een ongelooflijke perfectionist. Daarom werkt hij ook nog met me. Alles staat er perfect bij. Dat vind ik echt heel indrukwekkend. Er is is niets wat ik op dat vlak beter zou kunnen doen dan hij. Maar als er iets niet klopt, wordt hij kwaad. Op zichzelf of op de situatie. Maar hij is fantastisch.”
De in Madrid geboren Martin geeft aan dat hij veranderd is, dat hij heeft geleerd van het verleden. “Als persoon heb ik me ontwikkeld. De situatie was ook totaal anders. Ik was natuurlijk jong, naast de baan had ik vriendinnetjes, dan was het weer uit, dan weer aan… Nu zit ik in een hele stabiele relatie met m’n vriendin. Je leert wat je nodig hebt, je leert hoe je op en naast de baan kunt verbeteren. Ik geloof dat ik een beter mens ben.”
Toch verliep het na die sensationele eerste overwinning in Oostenrijk bepaald niet allemaal naar wens. Martin werd negende in de eindstand, een positie die hij ook in 2022 – zonder overwinning – innam. Pas in 2023 ontpopte hij zich – op de loonlijst van Ducati – tot Pecco Bagnaia’s grootste kwelgeest. “Mijn doel was het om in een fabrieksteam terecht te komen”, zegt Martin over wat hij wilde bereiken. “Dat is me eindelijk dan wel gelukt, na vier jaar. Ik dacht dat ik in ieder geval op een hele competitieve machine zat en dat ik op de beste plek zat waar ik maar kon zitten. Mijn doel was het om in het Ducati-fabrieksteam terecht te komen, maar dat doel heb ik ook bij moeten stellen. Dat moet je accepteren. Dan moet je vooruit kijken en je aanpassen aan de nieuwe situatie.”
Door in de winter van 2023 mentale trainingen te doen, was hij beter voorbereid op het feit dat Ducati de vijf jaar oudere Marc Marquez verkoos boven hem, zegt Martin. “Sinds januari ben ik dagelijks met m’n coach mee bezig geweest om me te mentaal verbeteren. Dus toen dat gebeurde, was ik er op voorbereid. Het was geen grote verrassing. Waar ik wel van overtuigd ben, is dat ik helemaal niets meer te bewijzen heb. Misschien dat ik vorig jaar (2023, red.) nog dacht ‘ik moet die resultaten scoren, zodat ze bij Ducati zien dat ik snel ben’. Maar iedereen weet dat ik snel ben. Ik weet wat ik kan en dat weten ze bij Ducati ook. Ik moet vertrouwen hebben in wat ik doe. Wat ik niet kan controleren, kan me ook niet raken. Die keus kon ik niet controleren, dus heb ik me gefocust op mezelf. Het ging niet om mijn potentieel of om hoe snel ik was. Want ik leidde het kampioenschap. Maar ik was happy waar ik zat en ik ben happy waar ik naar toe ga. Ik snap nu dat het misschien niet mijn plek was. We zullen het nooit echt weten. Je weet ook niet hoe dingen kunnen lopen. Misschien ben ik over twee jaar wel weer terug. Maar waar ik ook naar toe ga, daar zal ik alles geven. Dat is dus Aprilia, en daar zal ik gelukkig worden.”
Na zijn eerste seizoenszege in Le Mans gaf Martin toe dat twijfel over zichzelf af en toe nog de kop opstak. Hoe dat nu is? “Wel minder dan in Le Mans. Zoals ik zei, ik werk aan hoe het er aan toe gaat in m’n hoofd. Ik probeer van elk raceweekend te leren. Je leert meer van de slechte weekenden, zoals op de Sachsenring (waar Martin crashte terwijl hij de race leidde, red.). Toen we daarna naar Silverstone gingen, voelde ik nog meer twijfels. Maar daarna (Martin werd er twee keer tweede achter Enea Bastianini, red.) werd het beter. Ik was één van de sterkste rijders op de grid. Ik moet in mezelf vertrouwen, op en naast de baan, om mezelf te verbeteren. Je móet emotioneel stabiel zijn. Je kunt na de snelste tijd in de tweede vrije training niet plotseling denken ‘ik ga zondag winnen’. Juist het tegenovergestelde. Je moet even wat toeren terugnemen en de verwachtingen temperen. Op een slechte dag moet je juist je vertrouwen een duw geven. Je moet denken ‘ik ben één van de snelsten, ik kán het’. Om dat besef te hebben in die situatie, om te weten wat je nodig hebt om op honderd procent te zitten, dat is de sleutel. De marge die we hadden met dat mentale deel was enorm en ik geloof ook nog echt wel dat ik me kan verbeteren. Maar ik geloof ook dat ik me heb verbeterd, weg van het circuit. Als je dat lukt, kun je daar in de weekenden ook weer van profiteren. Door te proberen thuis ook happyer te zijn, heeft me op de circuits ook geholpen.”
Een belangrijke persoon in Martins leven en carrière is Aleix Espargaro, die hem ook materieel ter zijde stond. Espargaro hielp Martin om te groeien. “Absoluut”, beaamt Martin. “Hij is ouder dan ik ben, maar we zijn samen ‘opgegroeid’. Toch geloof ik niet dat er zo’n heel groot verschil is tussen ons. Natuurlijk praten we over bepaalde situaties. Hij heeft mij geholpen, zoals ik hem in bepaalde gevallen ook heb kunnen helpen (Espargaro vertelde in het laatste raceweekend regelmatig van Martins snelheid te hebben geprofiteerd in trainingen, red.). Misschien is hij wat emotioneler dan ik en schiet hij soms in de toerenbegrenzer. Maar hij is altijd blij en hij gelooft heel erg in zichzelf. Dat is iets wat ik heel erg bewonder, en misschien moet ik daar nog meer van leren.”
Espargaro vertelde na Martins opmerkelijke transfer naar Aprilia dat de constructeur de juiste keus had gemaakt: met de snelste rijder en een kwade rijder. Martin glimlacht en schudt zijn hoofd. “Nee, ik ben niet boos. Misschien waren de mensen om me heen bozer dan ik. Ik herinner me de dag dat ze het me vertelden…. Dus, oké, we moesten daar weg en we moeten leven. Ik was de meest relaxte van ons allemaal. Ik denk dat ik veel geleerd heb. Misschien dat ik in het verleden naar Ducati was gegaan en daar iemand klappen had gegeven, maar nu, nee, ik was veel relaxter. Ik snapte de werkelijkheid. Niet wat wij denken, maar meer wat er echt gebeurt. In ‘real time’. Ik weet ook dat het niet persoonlijk was. Er zit ‘big business’ achter, ze moeten ook motoren verkopen. En met de keus die ze gemaakt hebben, verkopen ze misschien meer motoren. Dat zullen we nooit weten. Maar dat was de beslissing.”
Bij het Prima Pramac-team werd Martin op handen gedragen sinds hij in 2021 zijn entree maakte in de MotoGP. Maar of hij zich ooit werkelijk welkom gevoeld heeft in de Ducati-familie? Hoewel hij tijdens het laatste weekend in Barcelona aangaf dat Ducati Corse-baas Gigi Dall’Igna altijd in hem had geloofd en dat hij ook de steun van Ducati zeer waardeerde, voelt hij ook een andere waarheid, gevoed door eerdere sentimenten. “Ik bedoel, ik heb het altijd zo ervaren dat er een grote strijd heerste tussen ons en Ducati. Ik zie dat we de fabrieksengineers krijgen, ze proberen ons te helpen. Maar je ziet het op tv: als wij winnen, is het de slechtste dag van hun leven en als zij winnen, is het de beste. Ik vind dat ze hadden kunnen proberen om er meer een team van te maken. We racen allemaal voor Ducati. Ik voel me een Ducati-rijder, maar misschien vonden zij niet dat ik dat was. Ik snap dat niet. Ik denk dat het veel beter had kunnen werken als…. Nou ja, je ziet het aan de reacties als de resultaten anders (niet in Bagnaia’s voordeel, red.) zijn. Op technisch voelde ik me dit jaar (2024, red.) net zo goed als het jaar daarvoor. Maar ik was een betere rijder, ik ben verstandiger en sneller. Het doel was niet alleen de titel, want dat is een beetje een ‘leeg’ begrip. Ik wilde groeien, me verbeteren en leren. Dan zou het resultaat komen.” Martin bereikte zijn doel – en meer.