Column – Hugo Pinksterboer
Steeds vaker hoor je mensen roepen dat een regelmatig ijsbad bijdraagt aan een helderder hoofd, een positiever wereldbeeld en een gezonder lijf. Volgens mij doet ’s winters doorrijden minimaal hetzelfde. Bovendien kom je zo nog eens ergens, en in een badkuip doet niemand je dat na.
Als ik de laatste weken om me heen kijk, onderweg, vallen me twee dingen op. Eén is dat er veel meer motorrijders onderweg zijn dan in eerdere jaren, rond deze tijd. Een stuk of acht op een enkele afstand van een kilometer of honderd bij een graad of acht, richting Breda. Vier tegelijk op de Amsterdamse ring. Daar was ik er eentje van, maar bij drie graden mag je jezelf best meetellen. En op een weekenddag met een voorzichtig zonnetje kwam ik er onderweg naar Groningen zelfs nog meer tegen. Of dat dan allemaal diehards waren die de rest van de week ook opstappen, durf ik niet te zeggen, maar in elk geval hebben ze hun machine niet al in september naar de stalling verbannen, met een volle tank benzine, de wielen in de lucht, geleegde vlotterbakjes, anti-corrosiespul waar nodig en een warme motorhoes eroverheen – want voor een enkele rit maak je al die winterstallingsacties vast niet ongedaan.
Die geheel onbewezen stijging van het aantal doorrijders zit ‘m natuurlijk niet alleen in het afschrikwekkende concept van dat ijsbad en het simpele feit dat je na een rit door de relatieve kou aanzienlijk wakkerder, helderder en positiever aankomt dan na een even lange tocht in een luchtdichte doos op wielen. Als recent autobezitter mag ik dat nu weer gewoon hardop zeggen: jaloezie als motief is uitgesloten. Dat er meer doorgereden wordt komt natuurlijk ook door de laffe kwaliteit van onze recente winters. Het kan nog verkeren, maar begin november was het prachtig weer, en als de voorspellingen klopten heb je geen witte maar een warme kerst achter de rug, met een graad of tien boven het vriespunt. Het spijt me voor al mijn collega-doorrijders die zich vroeger om die kwalificatie op de borst klopten, maar tegenwoordig stelt het nog maar weinig voor.
En dat is dus precies de reden om het er hier nog eens over te hebben. Stop met die winterstop. Het gaat echt nergens meer over. Even op een ongeorganiseerd rijtje? 1) Als motorrijder wil je niet over het hoofd gezien worden, letterlijk en figuurlijk. Dan moet je er dus niet elk jaar een paar maanden tussenuit knijpen. 2) Als motorrijder wil je serieus genomen worden. Goede reden om ook in de winter door te rijden, van woon-werk tot plezierritten. 3) Je wilt niet dat onze brave blikrijders in de lente weer aan je moeten wennen. Dus vergeet die winterstalling. 4) Rekenen is overbodig: je motor wordt per maand goedkoper als je gewoon het hele jaar doorrijdt. 5) Ook ’s winters staan er files, en 6) de lol die je op die motor hebt is onbetaalbaar. Ook als het minder dan twintig graden is. Echt.
Moet je misschien wel je uitrusting nog wat uitbouwen. Voor woon-werkverkeer rijden mensen zelden langer dan een half uur, drie kwartier. Met een paar goede winterhandschoenen kan je dat makkelijk aan. Stap twee is een goed donsjack of een synthetische midlayer voor onder je motorjas. Dat is vaak effectiever dan de flutterige binnenvoeringen die meestal meegeleverd worden. Als je even goed om je heen kijkt vind je makkelijk een model dat je ook gewoon kan dragen. Voor wat meer luxe investeer je in een verwarmde binnenjas, bij voorkeur eentje die ook nek en armen verwent. Zo’n jas heeft veel meer effect en is niet veel duurder dan een paar verwarmde handschoenen. Alles bij elkaar is dat mogelijk net wat meer dan je voor je verjaardag durft te vragen, maar kijk eens wie er allemaal van je houdt?
Misschien zet je je motor al tien, twintig jaar lang elke winter aan de kant en weet je niet beter. Vraag je dan eens af wat die motor daarvan denkt. En vraag je af wat je liever doet: in je blote kont het ijsbad in of met een goed pak aan een frisse neus halen? Mijn antwoord ken je. Ook met die auto voor de deur pakte ik half december dus toch het zijspan toen ik naar het station reed om mijn op Marktplaats aangeboden racefiets aan de enthousiaste koper te overhandigen. Dat leverde mij m’n frisse neus op, en hij wist meteen dat ik het was: ook in de Zaanstreek zie je relatief weinig blauwe Honda-zijspannen met een jaren ’90 Brands-racefiets in geborsteld aluminium achterop. Maar dat was niet alles. Zonder dat zijspan had ik nooit geweten dat hij motor reed, en dat Carlo er als kersverse Italiaanse import-Amsterdammer hard over dacht om er weer eentje te kopen. Laat staan dat hij enthousiast in mijn bak gestapt was om samen bij mij thuis de vergeten fietspomp nog even op te pikken. Ik zei het al. Doorrijden is een feestje.