Reizen: 33 passen op één dag
Het plan is meer dan ambitieus: 33 bergpassen rijden op één dag. Van zonsopgang tot zonsondergang zo veel toppen als mogelijk bestormen, een echte tour de force!
Het diepfrequente brommen van meerdere tweecilinders haalt me uit een onrustige slaap. Ik ben direct klaarwakker en schiet verschrikt uit bed – heb ik iets gemist? Een blik op mijn smartphone leert me dat het vier uur ’s ochtends is, nog een dik uur voor vertrek. Blijkbaar worden er al een paar motoren warm gedraaid. Ik pak mijn spullen in de koffer van de GS en voeg me bij de vroege vogels. Heel ongedwongen begint zo onze ‘Tour de Force’, een onofficiële recordpoging in de Alpen. Het idee is afkomstig van vier vrienden uit Poggio Rusco bij Mantua, die dertien jaar geleden besloten om twaalf Dolomietenpassen op één dag te rijden. Maar ieder jaar wordt de lat weer een stukje hoger gelegd en dit keer staan we voor de enorme uitdaging om voor zonsondergang 33 bergpassen in de Alpen te beklimmen, en dat verdeeld over een totale rijafstand van 1.000 kilometer. Iedereen die door een van vorige deelnemers wordt geïntroduceerd mag mee rijden. Het reglement verhindert dat deze expeditie in een race uitmondt, want hoe meer rijders er op de ‘topfoto’ van iedere pas staan, des te meer punten vallen er te noteren. Een gemeenschappelijke constante snelheid is dus belangrijker dan snelheid.
Het miezert in Moûtiers, gelegen in het Zuid-Franse departement Savoie, als ik in het gezelschap van negentien Italianen vertrek. Stuk voor stuk zijn het doorgewinterde Alpenrijders en zitten overwegend in het zadel van een BMW. De wegen zijn nat en mede ook door de dichte mist doe ik het op deze eerste etappe, die onder andere over de Col de la Madeleine, de Col du Glandon en de Col de la Croix de Fer, voert, rustig aan. Ik ben er immers ook voor de eerste keer bij en kan beter kalm aan doen, dan meteen in het oog te springen door een knullige valpartij.
Maar ook na deze drie eerste passen zit het weer niet echt mee. Naast de mist hebben we ook te kampen met lichte regen. De Col du Galibier hult zich in dichte bewolking. Jammer, want ik had me echt op het beroemde uitzicht vanaf deze reus verheugd. Teleurgesteld probeer ik me te verzoenen met het uitzicht op het achterlicht voor me. Des te hoger we de berg oprijden, des te kouder het wordt. En plotseling begint er een lampje in het dashboard van de GS te knipperen: ijswaarschuwing! Dat dit geen loos alarm is, merk ik al snel. Als ik op de 2.646 meter hoge top afstap voor de verplichte foto, glijd ik uit over een plak ijs. Verstijfd van de kou en ook een beetje van de schrik , zoeken we ons voorzichtig weer een weg naar beneden op onze machines. Onder deze extreme omstandigheden ben ik de elektronische hulpmiddelen op de BMW opeens erg dankbaar, want de GS gaat als op rails.
Niet veel later, op de Col du Lautaret, lost de mist op en stopt het met regenen. De spanning glijdt van onze lijven en ontspannen maken we een topfoto bij het bord met de pashoogte. Met acht man vormen we een groepje en aangestoken door het inmiddels aangename zonnetje trekken we verder. De indrukwekkende en met grote rotspartijen bezaaide Izoard maakt het ongemak van de eerste kilometers ongedaan met prachtig weer en geweldige wegen. We hebben er inmiddels een dikke 200 kilometer opzitten, en het marstempo stijgt. Bij mij in ieder geval, want we naderen de Italiaanse grens en aangezien ik daar woonachtig ben, maakt het speciale gevoelens los. Uitgelaten rijd ik voor de troepen uit en bestel ik bij hotel ‘Regina delle Alpi’ panini’s voor iedereen. Als ze aankomen staan de broodjes al op tafel. Dat levert weliswaar geen extra punten op, maar het verhoogt in ieder geval de stemming.
Aangesterkt gaan we weer op pad. Aangezien ik de wegen in deze streek ken, rijd ik als een soort van scout voorop. Via de Col de la Lombarde met zijn extreem krappe bochtenwerk bereiken we de imposante Bonette, het hoogste punt van onze route. Op de pashoogte blijken we nog maar met zijn drieën te zijn, de andere vijf zijn we ergens onderweg kwijtgeraakt. We hebben er inmiddels twaalf passen en 400 kilometer opzitten, maar het is al half vier ’s middags. Dat wordt krap met het resterende programma in het vooruitzicht. Wat maakt het uit, ik verkeer in een roes van alle bochten en haarspelden. Dit mag van mij eeuwig duren.
Maar dat het kan verkeren, merk ik twee passen en honderd kilometer verderop. Ik ben aan het eind van mijn krachten. Van de passages van de pashoogtes krijg ik weinig mee. Mijn ogen zijn strak op het grijsbruine en door smalle waterloopjes gekruiste asfalt gericht. Een korte pauze in het dal brengt de concentratie weer terug, maar desondanks besluiten Luca en Umberto – mijn gezelschap – en ik om een afkorting van de route te nemen. De meeste van de volgende passen liggen zonder uitzondering aan een hoofdweg en zien er niet heel indrukwekkend uit. Bij de Col des Robines pikken we de oorspronkelijke route weer op, we hebben vijf passen gemist. Op dit zuidelijke deel van de route staan wat makkelijkere passen op de rol. Maar de verkeersluwe verbindingsweg die zich langs de loodrechte rotswand van de Daluis-kloof slingert, is dan weer enorm fascinerend. Nog één keer een adrenalineshot: veel grip, afwisselend bochtenwerk, duizelingwekkende uitzichten en twee nieuwe groepsgenoten die er hetzelfde ritme als wij op na houden – zo hoort motorrijden te zijn!
Maar op de Col de la Couillole komt er een eind aan onze passenjacht. Het is al negen uur ’s avonds geweest en om tien uur moeten we bij het trefpunt bij Nizza zijn. De vermoeidheid begint opnieuw toe te slaan. We pakken een bochtige weg met gevoelsmatig wel een miljoen haarspeldbochten richting de kust. Opnieuw komt er mist opzetten, de dag eindigt zoals deze begonnen is: vochtig en met slecht zicht. Dat gaat serieus ten koste van de bochtenpret en ik ben dan ook blij als we Vence bereiken. Ook geen van de andere groepen is er dit keer in geslaagd om alle passen te rijden. Het weer zat niet mee en in veel dalen was de verkeersdrukte te groot. Het resultaat is dus minder dan gehoopt, maar met mijn 19 passen en bijna 1.700 kilometer ben ik meer dan tevreden.
Voor volgend jaar staat een treffen met alle deelnemers op het programma en dan zal ik er op gebrand zijn om alle 33 passen te bedwingen. De afgelopen dag heeft me een onvergetelijke rijsensatie gegeven, een sensatie die ook de komende weken nog wel zal blijven hangen. Het was een passendag met ups en downs, van uitgelaten blijdschap tot echte teleurstelling en van euforie tot absolute uitputting. Ik kijk in ieder geval met verwachting uit naar de Galibier – die wil ik eindelijk ook wel eens echt zien en niet alleen de bochten ervaren. Volgend jaar beter. Zelf rijden kan natuurlijk ook: zie het infokader.
Hoogalpiene toppen, woeste kloven, asfalt in topconditie en echte hobbelwegen – deze extreme passentocht door de Zee-Alpen herbergt alles wat de bergwereld de motorrijder te bieden heeft.
Deze ‘Tour de Force’ voert over 33 Alpenpassen, van Moûtiers in de Savoie tot Vence bij Nizza. Op het kaartje hiernaast hebben we wegens ruimtegebrek niet alle passen kunnen opnemen, de belangrijkste staan er in. De bijna 1.000 kilometer lange route overwint in totaal bijna 18.000 hoogtemeters. De mooiste, maar zwaarste gedeelten van deze route bevinden zich in de eerste helft van de route, waarin 13 hoogalpiene passen zijn opgenomen: van de Madeleine (1.993 meter) over de Bonette (2.715 meter) en de Allos (2.247 meter). Achter de Turini (1.604 meter) in het zuiden krijg je over een afstand van amper 50 kilometer maar liefst zeven passen voor de kiezen (Saint-Jean, Braus, Ablé, Orme, Cabanette, Saint-Roch en Porte). Hoog zijn deze evenwel niet met gemiddeld 1.000 meter. Bij het plannen van de route zijn ze voornamelijk opgenomen om aan het indrukwekkende totaalaantal van 33 passen te komen. Overigens slaagde geen van de deelnemers er in om alle passen tussen zonsopgang en zonsondergang te rijden, en dat ondanks het feit dat deze ‘Tour de Force’ op een van langste dagen van het jaar werd gereden. Dus wat dat betreft ligt er nog een mooie uitdaging. Maar je kunt deze trip natuurlijk ook iets rustiger aanpakken en hem over meerdere rijdagen verdelen. De beste tijd daarvoor is tussen midden juni en september, afhankelijk van sneeuwval.