Nieuws

Reizen Sardinië

Het Gennargentu-gebergte vormt het dak van Sardinië. Het is één van de meest rustige plekken van het eiland en alleen daarom al een verademing, maar er zijn daarnaast meer goede redenen om erheen te gaan: Steven Spielberg en de bijna oneindige bochtenpret zijn er twee van!

Stel je voor: je hebt het allemaal gezien. Alle soorten bochten, van haarspeldbochten tot flauwe bochten en van kombochten tot links-rechts-slingers. En alle wegen, van Great Ocean Road in Australië en de Highway no. 1 in de Verenigde Staten tot de Timmelsjoch en Galibier. Wat heb je dan nog te zoeken in het saaie Gennargentu? Moet je dan maar de herhaling van hetzelfde vieren? En dan ook nog op een twintig jaar oude motor? Inderdaad, laat dat nou precies zijn wat we hier gaan doen.

Want zoals een goede kok een bot mes niet weggooit, maar opnieuw slijpt, zo sleep ik mijn twintig jaar oude Honda Fireblade mee op deze reis. Niet alleen als geste naar deze icoon uit het superbike-tijdperk, maar ook om mijn eigen motorische vaardigheden weer eens op scherp te zetten. Die zouden maar zo eens ingedut kunnen zijn door al die hypermoderne motorfietsen met uitgebreide elektronische vangnetten die ik de laatste jaren onder het achterste heb gehad. Tijd om weer eens even terug te gaan naar de basis en waar dan beter heen dan naar een plek die nooit is vervaagd, maar me altijd is bijgebleven? Domweg omdat het één en al bochtenplezier is. Op één uitzondering na.

Die uitzondering is het lange, rechte stuk asfalt dat Lanusei met Nuoro verbindt. Het is duidelijk niet bedacht door een liefhebber van ongebreideld bochtengeluk, maar door iemand met haast en tijd tekort. De SS398 boort zich met tunnels door bergen en overbrugt groene valleien in een kaarsrechte lijn over bruggen, alleen maar om een paar minuten sneller op de plaats van bestemming te kunnen zijn. We vermijden die SS398 daarom en kiezen we een andere, meer slingerende weg. Een rustige landweg met talloze bochten slingert boven die saaie horizontale asfaltstreep uit en niet veel later zigzag ik met de Fireblade van de ene naar de andere bocht. De inmiddels gepensioneerde superbike, die zijn oude dagen vooral slijt onder een behaaglijk dekentje in de garage, doet het goed voor iemand van zijn leeftijd. Hij is de fijne kneepjes van het vak duidelijk nog niet verleerd. Het is rustig op deze weg, ik kom bijna geen ander verkeer tegen. Tot ineens een zilverkleurig gevaarte opduikt in de verte. Eenmaal dichterbij gekomen blijkt het een melkwagen, met een behoorlijk sportieve rijstijl die atypisch is voor zo’n groot voertuig. Ik kan een brede grijns niet onderdrukken. Dit is waarschijnlijk het enige stuk asfalt op het eiiland waarop een racende melkwagen de ideale lijn volgt. Behoorlijk trefzeker ook nog, mag ik wel zeggen. Ik wil het gevaarte wel inhalen, maar dat lukt op deze net iets te smalle en bovenal onoverzichtelijke weg niet zonder risico, dus er zit niets anders op dan in zijn slipstream te blijven hangen.

Links en rechts gloeien lichtgekleurde rotsen in de zon. Steeneiken en kastanjebomen projecteren kleine eilandjes van schaduw op het strakke asfalt. En dan is daar de kans: een kort recht stuk tot de volgende bocht. Ik tik het versnellingspedaal een keer naar beneden, laat de dikke duizend vier-in-lijn een keer loeien tot in het vijfcijferige bereik en dicteer de melkwagen naar de tweede plek. Meteen is daar de volgende bocht naar links. De punt van mijn laars schraapt licht over het asfalt, ik glimlach in de helm. Nee, het is geen wedstrijd, het gaat niet om snel rijden, maar het gaat om lekker rijden. En dat is precies wat we aan het doen zijn. Even verderop pauzeer ik bij de splitsing op de Passo de Caravai. Waar zullen we nu eens heen?

De felle Sardijnse zon verblindt de plaatsnaamborden. Het is onleesbaar. Een blik op de navigatie maakt me ook niet wijzer. Niet dat ik een route heb ingevoerd, ik laat de weg liever dicteren door het moment, maar ik wil alleen maar even weten waar ik ben. Want als ik dat weet, weet ik ook waar ik heen moet. Of wil beter gezegd. Over de brede beboste heuvels is een dorp te zien, waarschijnlijk Orgosolo, daar ben ik namelijk al eens eerder geweest. Eenmaal onderweg er naartoe komt de bewuste piste weer met vlagen bovendrijven en er blijkt helemaal niets mis met mijn geheugen: de geitenvlaaien op het asfalt bij binnenkomst in het dorp liggen er weer net zo bij als destijds.

Door de helling in het dorp rolt de Fireblade bijna geruisloos de Corso Repubblica op. Met een klap valt de viercilinder onder me stil tegenover de sierlijk beschilderde bar Ziu Mesina. Tijd voor een kopje koffie in de schaduw van het paviljoen. Een camper die zich verderop in de smalle straatjes bijna heeft vast gereden zorgt voor vermaak op het terras. Pas als de camper zijn weg weer kan vervolgen, valt een gigantisch groot geschilderd portret op de gevel van de bar me op. Het is niet het enige stukje kunst hier, nagenoeg alle gebouwen zijn voorzien van de meest uiteenlopende creaties. Het lijkt wel alsof er in Orgosolo alleen Picasso’s wonen, aangezien zijn kubische stijl goed vertegenwoordigd is. Picasso of niet, de bewoners van Orgosolo zijn in de eerste plaats vooral koppig, ze weten wat ze wel en niet willen. Het geplande militaire trainingscentrum van de NAVO bijvoorbeeld, dat wilde ze hier absoluut niet hebben. En dus moest de NAVO zich terugtrekken. Een verbazingwekkend succesvolle koppigheid dus.

Orgosolo verdwijnt in de licht trillende spiegels van de Honda en niet veel later laat ik Fonni, de laatste noemenswaardige plaats voor de eenzaamheid van de Gennargentu zich aandient, ook achter me. De weg is zo strak als een marmeren plaat, volgt naadloos elke stijging in het landschap, scheert om elke rotsformatie heen en mist geen bocht, hoe klein ook. Mijn ogen schieten van de ene slinger naar de andere, mijn rechterpols wordt bijna overbelast. Een bocht is normaal gesproken niet meer dan een simpele verandering van richting, maar hier in de Gennargentu maakt het de fysieke krachten tastbaar als nooit tevoren. Plots gaat het gas dicht. Voor me schittert een zilveren reflectie tussen de volgende bochten door. De melkwagen!

Wanneer gaat hard rijden over in racen, vraag ik mezelf af, terwijl ik weer achter de melkwagen rijdt. Die gaat namelijk alweer knap sportief te werk, niet alleen voor een vrachtwagen, maar voor een voertuig in het algemeen. Zelfs zo hard dat hij bijna elke bocht afsnijdt. Hoewel ik qua snelheid prima achter het zilveren gevaarte zou kunnen blijven rijden, is de frisse buitenlucht in de helm inmiddels verdreven door de verdorven geur van diesel, dus besluit ik de melkwagen toch weer in te halen. Plotseling trekt de bergwand aan de rechterkant zich terug, en glijdt de weg als vanuit vogelperspectief een brede vallei in. Een lange links-rechtscombinatie doet zich voor als inhaalgelegenheid. Met een ferme tik schakel ik een tandje terug en haal ik de melkwagen weer in. Wat voor de vrachtwagenchauffeur hard werken moet zijn, is voor mij ontspannen plezier op de oude superbike. Om het ontspannen te houden verlaag ik mijn snelheid een beetje, maar net genoeg om de vloeibare zuivel op afstand te houden. Want nu is het panoramatijd.

De door zonlicht overgoten vallei tussen Tonara en Belvi schittert in alle tinten groen. De oude spoorlijn kruist de weg van rechts, een klein en verlaten treinstation lijkt bevroren in de tijd. Links, boven de weg, helpen stenen boogbruggen het spoor vooruit en baant het zich door het landschap. Achter Aritzo gaat het knipperlicht naar links. ‘Hier kom ik de melkwagen waarschijnlijk niet meer tegen’, bedenk ik me, terwijl ik de kleine SP8 op rijd. Het is bizar genoeg om hem verschillende keren tegen te komen, alsof ik in de film ‘Duel’ van Steven Spielberg ben beland. Net als in die thriller uit 1971 lijkt het wel alsof ik word achtervolgd door het zilveren gevaarte. Maar nu ben ik ‘m wel kwijt, dus tijd voor een echte pauze in het volgende stadje.

Seulo is een bijzonder dorp. Nergens anders leven mensen langer dan hier. Het wordt ook wel het dorp van de honderdjarigen genoemd. Op sommige huizen staan enorme foto’s van mensen die ouder dan honderd jaar zijn. De dorpsstraten tussen die huizen worden gevormd door kasseien en zijn niet breder dan een Fiat Panda. Om nog maar te zwijgen over het hoogteverschil, dat bij sommige steegjes zo steil is als een rechtopstaande rechtbenige driehoek. Bijna ben ik door het dorp heen, wanneer ik bergaf net achter een bocht ineens stil kom te staan achter een geparkeerde auto op misschien wel de steilste helling van het dorp. Voor het eerst op deze reis vervloek ik de bescheiden stuuruitslag en het gebrek van een achteruitversnelling van de Fireblade, die ik op mijn andere motoren nooit mis. Pijnlijk! Ik hoop dat niemand me ziet, maar het is al te laat. Een grijsharige man in bruine jas komt vanuit een zijstraatje naar me toe gelopen. Of hij kan helpen, vraagt hij. Nou ja, als hij er zin in heeft.

Hij antwoordt: “Ma certo”, maar natuurlijk. Seulo is dan wel 84, voor hem is dat nog jeugdig en hij steekt nog altijd graag de handen uit de mouwen. Hij duwt tegen de koplamp van de Fireblade terwijl ik achterwaarts de berg op loop. Stukje bij beetje krijgt de motor weer lucht. De man lacht, ik ook. Zal ik op mijn 84e ook nog zo fit zijn?
Water stroomt via de bergwanden naar beneden en in de verte liggen varkens met donkere nekharen te dommelen in de zon. Een lange bocht naar rechts leidt naar een heuvel. Een kudde geiten steekt op haar dode gemak de weg over. Ik stop en wacht geduldig tot de laatste geit is gepasseerd. De verbrande herder bedankt met een kort knikje. Ik tik de Fireblade in z’n één en geef gas. Plots overvalt me een soort melancholie, heimwee en zwerflust tegelijkertijd. Er kleeft altijd een gevaar aan het teruggaan naar een bestemming die een bijzondere plek in je hart inneemt. Voor hetzelfde geld heeft je geheugen je bedrogen en is de praktijk heel anders dan in je herinnering, die ineens voor eeuwig bedoezeld is. Dat is hier allesbehalve het geval, de Gennargentu is misschien zelfs nog wel mooier geworden. Ik zwaai de oude supersport daarom nog maar eens nonchalant door de bochten naar Ussassai en lever me over aan het moment. Tot ik word opgeschrikt door een enorm luide claxon vlak achter me: de melkwagen!

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...
Eerste test: Honda NT1100

Eerste test: Honda NT1100

28 november, 2024

NT is een acroniem voor New Tourer en drie jaar geleden werd de Honda NT1100 gelanceerd om het gapende gat in ...
Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

Eerste test: Kawasaki Ninja 1100SX

28 november, 2024

De Ninja SX houdt al jaren de vlag hoog in het sporttoersegment. Net als een klein Gallisch dorpje weert het zich ...