Reizen Pyreneeën
Er gaat niets boven thuis. Je kent de omgeving bijna net zo goed als de eigen achtertuin, voelt je er welkom en spreekt bovendien de taal. En dan zijn er natuurlijk de mooiste routes, die je met de ogen dicht rijdt. Maar wat nu als je ook een soort van tweede thuis hebt, waar alle voornoemde zaken ook van toepassing op zijn? Zoals in mijn geval de Pyreneeën, die gevoelsmatig geen geheimen meer kennen, maar toch altijd weer verrassen!
Zou dit een aflevering van een of andere Netflix-serie zijn, dan zou deze toer beginnen met de volgende scène: ‘Dit is wat er toe nu toe gebeurde!’ Een passage die we voor vandaag even overslaan. Juist omdat het geen serie betreft waarbij je de voorgaande afleveringen eigenlijk had moeten zien om het vervolg te kunnen volgen. Was dat wel het geval geweest, dan zou er een sleutelscène zijn geweest waarin een student zeventien semesters lang voor Jan-met-de-korte-Achternaam op de universiteit verblijft. Al zou dat eerlijkheidshalve dan wel slechts de halve waarheid zijn. Want in die tijd zit de hoofdpersoon eigenlijk nagenoeg nooit in de schoolbanken van de universiteit, maar parkeert hij zijn achterste heel ergens anders en doet kennis op van een heel ander soort. In Zuid-Frankrijk. Geen bergpas die hij niet heeft gezien, geen weg die hij niet onder de banden van zijn bescheiden motorfiets door heeft laten rollen. Kortom, zijn hele motorsocialisatie vond plaats op de kleine weggetjes tussen de Middellandse Zee en Atlantische Oceaan. En nu keert hij terug naar de wortels van zijn tweewielerbestaan.
De klik van het communicatiesysteem in de helm doorbreekt plotseling het sonore gebrom van de tweecilinder en het windgeruis. “We gaan verderop linksaf”, zeg ik tegen Diana, die voor me rijdt. “Waar? Daar de berg op?” “Ja, precies!” Linksaf, en vervolgens schiet madam de afrit op. Eindelijk nemen we afscheid van de tot noch toe weinig enerverende ‘carretera nacional’ 260 met zijn campers en weekendvierders. Al bevinden we ons nog wel steeds op diezelfde nationale weg, echter dan op het oude deel ervan. Deze is weliswaar afgesloten, maar niet volledig gesperd. Daarom zweven we nu helemaal moederziel alleen hoog boven de ultrablauwe Costa Brava met een vrij uitzicht tot aan Corsica. Hoewel moederziel alleen, er zijn toch nog enkele andere weggebruikers. Niet helemaal verwonderlijk, want zo’n bijzondere insidertip blijft natuurlijk niet voor iedereen verborgen!
In de haarspeldbocht bij Punta de l’Escala slingeren drie Franse coureurs op hun hypernakeds door het magnifieke slingerwerk op en neer. De GoPro’s draaien overuren en met hun mobiele telefoons filmen ze de rest. Lijkt overdreven, maar je kunt het ze niet kwalijk nemen. Het is hier prachtig en buiten ons is verder helemaal niemand, we doen dus ook niemand kwaad. Genietend van het prachtige uitzicht onder de mediterrane zon dwaal ik een beetje af, totdat Diana mijn halve dagdroom ruw onderbreekt: “Als we voor zonsondergang bij Olli en Miri willen zijn, dan moeten we nu wel een beetje gaan opschieten.” Rustig aan, maar wel een beetje snel, iets in die trant!
In Le Boulou komt het ‘in alle rust haast maken’ eindelijk tot een eind. De poort naar de binnenplaats staat al voor ons open en wanneer Olli het huis uit komt, is het alsof we elkaar nog geen week of twee geleden voor het laatst gezien hebben. Een zorgeloze warmte verspreidt zich onmiddellijk, het soort warmte dat mensen enkel onderling hebben, die goed met elkaar kunnen opschieten. Gewoon vrienden. Eten, mompelen, lachen. Temidden van alle verhalen en geschiedenissen, flapt Diana eruit: “Ik denk dat ik het rijden morgen aan me voorbij laat gaan, ik ben wel toe aan een dagje lanterfanten.” Olli grijnst vluchtig. “Dan zijn we dus met z’n tweeën.” “Nou, niet helemaal”, herinner ik hem, “Thierry en Raoul komen natuurlijk ook nog.” Die zullen zich echter pas morgen in de loop van de dag bij ons voegen. Nu tijd voor een koude verfrissing en later een goed bed!
In alle eerlijkheid, er zijn eigenlijk helemaal niet veel redenen om naar Andorra te gaan. Afgezien van de bergen die het dwergstaatje omringen en de werkelijk heerlijke wegen er rondom heen, zijn er maar weinig zaken in het dwergstaatje die vragen om een persoonlijk bezoek. Tenzij je er natuurlijk in de buurt met kennissen hebt afgesproken, zoals nu het geval. Het duurt niet lang voor ik mijn Franse langeafstandsvrienden spot, veel tijd om bij te praten hebben we niet nodig. Thierry, Olli en Raoul, allemaal willen we maar één ding, de Pyreneeën in. Het duurt niet lang of in een prachtig georkestreerde dans swingen we ons een weg door de rijkelijk aanwezige slingers. Vanaf de Col de Pailhères schrobben Raoul en Thierry het diepzwarte asfalt voor ons schoon, Olli en ik volgen gedwee. We vormen een soort van vliegend konvooi waarin iedereen op elkaar kan rekenen. Raoul stopt bij de jeu de boules baan in Ax-les-Thermes. Vier mannen gaan volledig op in het balspel en gunnen ons nauwelijks een blik waardig. Raoul klapt zijn vizier omhoog en kijkt me vragend aan: “Links of rechts?” Ik moet bijna lachen: “Waarom vraag je dat uitgerekend aan mij?” “Nou, omdat jij hier alle straten kent natuurlijk!” Hoewel alle wat overdreven is, ken ik de regio inderdaad redelijk goed. Linksaf!
Tunnels zijn geweldig! Net zoals de N260 gedeeltelijk door tunnels loopt en de oude nationale weg daardoor vrijwel verkeersvrij is, absorbeert ook de tunnel d’Envalira bijna al het verkeer. Hoewel het op bepaalde trajecten in de bergen behoorlijk druk kan zijn, proberen we de verkeershectiek zoveel mogelijk te vermijden. En dat lukt goed, bijvoorbeeld door af te slaan naar de Pas de la Casa. Ooit gebouwd voor veel meer voertuigen, maar inmiddels ingehaald door veel snellere alternatieven, is het verworden tot een ware Carrera-baan voor slechts een paar spelers. Voor me zie ik de punten van Thierry’s laarzen subtiel het kronkelige asfalt aftasten. Raoul bijt zich vast in zijn achterwiel en volgt hem op de millimeter nauwkeurig. Top Gun op twee wielen, zo voelt het. Er is rust, er is ruimte, veel beter dan dit wordt het niet. Maar geen licht zonder schaduw: de pret is voorbij als we net na de Envalira-tunnel de grote hoofdweg weer opdraaien. Aansluitend wordt het bepaald niet beter. Als een eindeloze colonne mieren worstelt een immens lang lint aan blikmateriaal op wielen zich een weg door La Vella, de Andorrese hoofdstad die is volgeplempt met de meest afschuwelijke winkels. Hier wordt niemand echt vrolijk van. “Is er niet een alternatieve route die ons langs deze verschrikking voert?”, vraagt Raoul licht wanhopig. Helaas, tenzij je op een robuuste enduro zit, is het nu vooral een kwestie van diep inhalen, ogen dicht en go-with-the-flow!
Wanneer we La Seu d’Urgell bereiken, de bisschopszetel aan de Spaanse kant, hebben we eindelijk de horror van Andorra definitief achter ons gelaten. Niet alleen dat, we worden ook nog eens ruimschoots gecompenseerd voor de ontberingen (nou ja) van net. Onze weg slingert zich een weg naar het oosten in een schijnbaar eindeloos labyrint van bochten. Bij elke richtingswissel heerst er een feeststemming. Had ik misschien in het winkelparadijs van Andorra naar verse banden moeten zoeken? Koffiestop in Ripoll. Rond het plein van het stadhuis staan talrijke parasols opgesteld en de roodgele Catalaanse vlag wappert overal. Het heeft er alle schijn van dat veel inwoners de mislukte onafhankelijkheid nog altijd niet zijn vergeten. Dat blijkt niet alleen uit de talrijke vlaggen die trots wapperen, ook uit de vele gele linten die overal op straat zijn geschilderd als steun aan de onafhankelijkheidsbeweging. Voor ons staat er trouwens ook een vurig rendez-vous op de planning. Op naar de vulkanen!
Dennen- en eikenstammen flitsen voorbij in het felle zonlicht. Vaak vangen we enkel een vage glimp op van de ongeveer veertig vulkanen van het natuurpark Garrotxa, vergelijkbaar met de vulkanen in de Eifel. Mediterrane kust, hoge bergen, vulkaanlandschap. Ik denk dat ik hier wel een eeuwigheid zou kunnen blijven reizen. Het is werkelijk zo waanzinnig mooi hier, dat ik zo opga in het landschap dat ik bijna over het hoofd zie dat de twee voor me rechtsaf slaan. Hé, waar zijn we? Ik ken de omgeving toch redelijk goed, maar ben nu helemaal de weg kwijt. Ik kijk naar Olli voor hulp, die wijst de vallei in. Ah, daar is de Besalù brug. Nu weet ik het weer. De middeleeuwse Pont Veli, ook wel Oude Brug genaamd, blijft voor altijd in je herinnering gegrift als je hem eenmaal gezien hebt. Hij leidt onder wachttorens door en steekt, gebouwd in een hoek, middels verschillende bogen de Rio Fluvia over. Ik heb dit ding al ontelbare keren gefotografeerd, maar omdat de beste foto nooit wordt genomen, probeer ik het nog maar eens een keer. Waarom stralen deze oude plekken altijd zo’n gezelligheid uit? Zijn onze moderne plekken te koud?
“Zullen we de snelste weg mogelijk nemen naar Figueres?” Ik denk dat ik het verkeerd verstaan heb en kijk zo verward dat Thierry meteen met een brede grijns begint te lachen. “Grapje!” Ik heb een heel andere route in gedachten, eentje die ik al meermaals met Diana heb gereden. Dat is het met thuisroutes, het maakt niet uit hoe vaak je ‘m rijdt, het draait om het gevoel van thuis zijn.
We stoppen in een haarspeldbocht boven Punta de l’Escala en nemen alles in ons op. Zon, bergen, witte zeilen op het blauw van de Middellandse Zee, de nog knisperende motoren. Diep onder ons klinkt het zachte slaan van de golven op de kust. “Je hebt ons nog nooit verteld waarom je hier zo goed de weg kent?”, merkt Thierry ineens op. “Oh, dat is een lang verhaal. Zo’n zeventien semesters lang.”