Dolf’s Domein MP 01-2012
Het jaargemiddelde dat wij plezierrijders tegenwoordig rijden? Volgens de statistieken zo´n 4.000 kilometer. In die statistieken telt ook de 1954 Harley van de achterbuurman mee, net als het 100 cc Chineesje achterop de camper van vriend Ed. Laten jij en ik dan op jaarbasis gemiddeld op 10.000 kilometer uitkomen. Als we dat gemiddelde jarenlang draaien, dan zijn we er best ervaren motorrijders mee geworden. Toch? Toch is een ervaren motorrijder niet per definitie ook geen goede motorrijder. Hoewel minder ervaren motorrijders wel stevig onder de indruk van al die kilometers kunnen zijn. Zelf zie ik me als héél ervaren rijder. En het mooiste van al die ervaring? Ik ben redelijk snel tot de conclusie gekomen dat ik lang niet zo´n goede motorrijder ben, als ik dacht te zijn. Dat besef heeft me inmiddels al aardig wat valpartijen gescheeld. En het motorrijden is er niet minder leuk om geworden. Mijn routine laat me in een prettig tempo rijden, mijn ervaring zorgt ervoor dat ik de weg intussen goed kan ‘lezen’ en het anticiperen is zelfs de insteek geworden bij het scheren. Alleen, zo bleek onlangs, kleeft er ook een nadeel aan het geheel, de gevaarlijke kant van het ervaringsverhaal zeg maar. Mijn routine was bijna vier jaar lang: stoppen, in zijn vrij tikken, contact afzetten, zijstandaard uitschoppen en bij de ‘KLENK!’ van de op zijn plek vallende jiffy de motor direct naar links laten vallen om aansluitend met een vloeiende beweging af te stappen. Kewl! Deze winter verdiende mijn motor een flinke onderhoudsbeurt en dat zou best wat tijd kosten. Gedurende die periode zou ik zonder vervoer zitten, maar gelukkig had een bekende van me een Diversion 600 in de weg staan. Dat brandweerrode stuk speelgoed werd daarop voor een belachelijk bedrag geadopteerd. En toen sloeg de routinefuik dicht. Boodschappen doen. Bij aankomst in het winkelcentrumpje bij ons in het dorp gleed ik achteloos weg in die prettig ingesleten stoproutine. Contact af, jiffy uittrappen, wachten op de ‘KLENK!’ en vervolgens motor naar links laten vallen. Tot zover alles prima, toen evenwel schrikken. De zaak helt vervaarlijk ver over en gaat uiteindelijk over ‘the point of no return’. Met een smak land ik op de tegels, waarbij m’n been de ergste klap van de motor op vangt. Ik zie het balletje van het uiteinde van het koppelingshendel nog net weg stuiteren. Er is dus iets anders gegaan dan ik gewend was. Alleen geen flauw idee wat. Dorpelingen schieten verbaasd toe om me te helpen, zo gaat dat hier nog. Eentje zegt er nog oplettend: “Dat doe je anders nooit zo!” Blij dat ik geen dure GoldWing heb gekocht, krabbel ik onder mijn brommer uit en zet hem weer op zijn rubbers. Dat de jiffy is ingeklapt zal wel door de val komen, denk ik nog achteloos. Ik voel me wat dommer dan normaal, maar ach, ‘chips happens’. Een weekje later kom ik weer soepel aanrijden. De stoep op, contact af, de zijstandaard een schop, ‘KLENK!’…en daar lig ik weer. Als dit vaker gaat gebeuren, moet ik mijn zoon toch maar eens vragen of hij me niet rustig kan laten inslapen. Hij is straks dierenarts tenslotte. Het balletje aan het eind van de koppelingshendel? Ah, daar ligt ‘ie. Een jongetje aan de hand van zijn moeder roept: ‘Die mijnheer is gevallen! Dom hè?’ Dat weet ik nog zo net niet. Er is in elk geval iets aan de hand, iets waar ik nog niet helemaal de vinger op kan leggen. Ik raap het niet meer brandweer- maar schaamrode Yamaha-tje op en zet het weer op de wielen. Schop de jiffy uit en parkeer hem deze keer wel veilig. Dat uitschoppen had ik echter al eerder gedaan, net nog, vlak voor het omvallen. Toeval of wrok wellicht van een motor, die beseft dat hij maar voor eventjes is gekocht? Tijd voor diepgaand onderzoek. Thuis gekomen ga ik experimenteren en vind al snel het antwoord op het raadsel van de omvallende werkezel. Dat ‘KLENK!’ en ‘laat maar omvallen’ verhaal waaraan ik in de loop van de tijd zo gewend was geraakt, dat had hier zijn beperkingen. Na een aantal pogingen bleek dat de ‘KLENK’ van de dappere viercilinder soms gewoon werd veroorzaakt doordat de zijstandaard niet op zijn plek klapte, maar terug in zijn oorspronkelijke positie. En als je dan zonder kijken je motor losjes uit de handen laat vallen tijdens het soepele afstappen, heb je letterlijk een te smalle basis om overeind te blijven. De volgende dag vierde ik mijn hernieuwde inzicht in de gevaren van routinematig handelen met de aanschaf van weer een nieuw koppelingshendel. En dat het intussen beroerd weer is en er blad en gladde ellende op de weg ligt? Dat maakt me het water niet lauw. Als ervaren motorrijder weet ik immers dat ik mijn snelheid en bochtengedrag daar op moet aanpassen!