Reizen Andes
De deelnemers aan de roemruchte Dakar Rally hebben in Zuid-Amerika helaas maar ook voor één ding: de klok! Wij doen het helemaal anders, want een reis door dit kleurrijke werelddeel is als een emotionele achtbaanrit: chaotisch verkeer in grote steden, huiveringwekkende wegen, passen die je tot meer dan 5.000 meter hoogte brengen, mysterieuze sporen van het oude Incarijk en natuurlijk de prachtige bergen van de Andes. Daar neem je de tijd voor! Het is stil. Helemaal stil en koud. Bitterkoud. Min 15 graden Celsius. Niet echt verleidelijk om uit de zo lekker warme slaapzak te kruipen, maar het begint langzaam licht te worden en dat is precies de reden dat Brigit en ik de ruwe piste naar Laguna Lejia hebben beklommen: om op 4.350 meter hoogte de zonsopgang te beleven. En ’s ochtends? Ja, dan is het fris. Als ikn uit de tent stap ben ik direct sprakeloos, glad als een spiegel ligt de Laguna Lejia voor me, waarbij de 6.000 meter hoge vulkaan schitterend reflecteert in het water van de noordelijke oever. Een adembenemend uitzicht, ook al omdat de Atacama woestijn zich in bruine golven tot aan de horizon strekt. De zon kruipt langzaam uit haar schulp en verwent ons direct met haar warmte. Het duurt dan ook niet lang voor de dikke laag rijp op het tentdoek ontdooit. De temperatuurverschillen op deze hoogten zijn enorm. Als we ‘s middag San Pedro, op 2.400 meter hoogte, binnen rijden, geeft de thermometer 30 graden aan. Een verschil van 45 graden in slechts acht uur tijd. We brengen twee dagen door in deze schilderachtige oase en klimmen dan verder omhoog de Altiplano (Hoogland van de Andes) in, passeren de grens en rollen zo de vreemde en wondere wereld van de Boliviaanse Andes binnen. Voor ons ligt de bijna vijfhonderd kilometer lange route naar Uyuni, door velen beschouwd als een van de mooiste, eenzaamste en zwaarste routes van Zuid-Amerika. Een mooi romantisch beeld, in de praktijk is het echter vooral afzien. Apeslecht is de weg, voor zover je überhaupt nog van weg kunt spreken. Het grove golfplaten profiel van het wegdek doet de vullingen werkelijk uit je gebit trillen. Een snelheid vinden waarbij het geschud en getril ook maar enigszins te behappen is, blijkt domweg onmogelijk. Plotseling echter, zijn we de martelingen van de piste helemaal vergeten. Voor ons opent zich een vallei met ontelbare warmwaterbronnen: de geisers van Sol de Mañana liggen op 4.850 meter boven de zeespiegel. Hell’s kitchen, maar dan dicht bij de hemel. Kokende, grijze modder spuit meters hoog uit een kleine krater, vlak ernaast stijgt er witte stoom uit een scheur in de aarde. Het blijkt het begin van veel moois, de weg zelf irriteert nog maar zelden bijvoorbeeld. Hij verrast je weliswaar nog af en toe met diepe zandkuilen of sporen zo diep dat de aluminium koffers vast aan de grond lopen, maar dat zijn natuurlijk zaken die deel uit maken van het avontuur. De weg is spannend, de omgeving ruig, indrukwekkend en stemmig vooral. Richting westen rijgen de vulkanen zich als een soort parelsnoer aaneen, terwijl wat dichterbij fantastische, geërodeerde rotsen zich uit de woestenij in de hoogte werken en vele meren het uitzicht de nodige kleur geven. Een onnavolgbare omgeving werkelijk. Het echte hoogtepunt in dit alles is de Salar de Uyuni, het op één na grootste zoutmeer ter wereld. Maar hoogte- en dieptepunt blijken soms wel erg dicht bij elkaar te liggen. Het was onze droom om de enorme, sneeuwwitte zoutvlakte met de motor over te steken, maar het afgelopen regenseizoen bleek de meeste hevige van de laatste vijftig jaar. Gevolg: de Salar is met metershoog water overspoeld. Er rest ons dan ook niets anders dan een treurige blik over het wijdse wateroppervlak. Je voelt je hart bijna letterlijk scheuren, wanneer het besef komt dat je je droom kunt vergeten! De melancholische gedachten worden echter al snel verdreven door problemen van meer praktische aard. Er is geen brandstof in Uyuni. Mañana – morgen! Morgen wordt echter overmorgen en ook dan nog meent de pompbediende: Mañana. De dag erop krijgt hij eindelijk zijn gelijk, na vier dagen is er eindelijk weer brandstof. Niet de normale benzine overigens, het dubieuze spul heeft een maximum octaangehalte van 85 en ruikt verdacht veel naar terpentine. Het spul heet echter ‘Especial’, en wat kan er dan nog misgaan? Onze ééncilinder verteert het mengsel zonder morren en brengt ons naar het epicentrum van Bolivia, La Paz. Verkeerschaos, maar dan in een nieuwe dimensie. Iedereen heeft hier blijkbaar voorrang, of denkt dat althans. Als ook wij ons deze grondregel van het verkeer eigen hebben gemaakt, schiet het redelijk op. Ondanks dat er door de autoriteiten bezuinigt is op wegbewijzering, vinden we uiteindelijk toch de schilderachtige Ruta 3, die ons opnieuw het Hoogland zal invoeren. En daar lokt de Yungas Highway, een weg met de twijfelachtige reputatie ’s werelds meest gevaarlijke te zijn. Slechts twee dagen geleden viel hier nog een minibus in het ravijn, zestien doden. We hebben machtig veel respect voor de route. Een verval van maar liefst 3.500 meter op amper vijftig kilometer. De eenbaansweg is moeizaam uitgehouwen in de rotswand en links geflankeerd door een ravijn dat loodrecht de diepte duikt, het ene moment ‘slechts’ honderd meter diep, het andere meer dan een kilometer. Bovendien geldt hier linksverkeer, zodat naar beneden rijdende chauffeurs bij het passeren van andere voertuigen makkelijker wat dichter langs de rand kunnen manoeuvreren. Centimeterwerk, letterlijk, waarvan de haren je te berge rijzen. Let even niet op, en je moet dat momentje van onachtzaamheid met de dood bekopen. Wat niet bepaald helpt is het feit dat de vrachtwagenchauffeurs ongehoord roekeloos rijden, ze negeren ons gewoon. Hier geldt het recht van de sterkste, hoe groter, hoe meer voorrang. Bij vrachtwagens van gelijke omvang gaat dat klaarblijkelijk nogal eens mis, getuige de talloze kruizen langs de rand van de weg. Langzaam maar zeker zakt de spanning weg en stijgt de euforie over het bedwingen van deze beruchte weg. Elke meter verder naar beneden wordt het ook groener, natter en warmer. Vlinders ter grote van een hand vliegen komen uit het oerwoud tevoorschijn en precies op dat moment geeft de thermometer 27° aan. In Coroico, een leuk dorpje in het dal, nemen we onze intrek in Hotel Esmeralda. We kunnen bijna geen genoeg krijgen van het weelderige groen van het Yungas woud, doen diverse excursies alvorens we ons vizier richten op het Titicacameer. Hasta la vista Bolivia! Bienvenidos Peru! De saaie doorgaande weg naar Cusco blijkt weinig enerverends voor ons in petto te hebben. De Grote Oceaan geniet wat dat betreft veel meer aantrekkingskracht en dus gaat het richting westen, naar Moquegua. Andermaal klimmen we naar tot over de 4.600 meter, maar worden daarvoor beloond met waanzin in geasfalteerde vorm. Bergaf richting zee is over de route asfalt van de fijnste kwaliteit gedrappeerd, waarbij onderweg ettelijke honderden bochten moeten worden bedwongen. Zelfs de Sella Ronda in de Dolomieten kan hier niet aan tippen. Aan het water vinden we een klein restaurant, waar we onze eerste Inca-cola bestellen. Wat een kleur: fluorescerend geel. En het goedje smaakt naar vloeibare gummiberen. Je vindt het óf verschrikkelijk óf verslavend lekker. Ik bestel in ieder geval nog een fles. Een grote. Het eten dat we hier kunnen bestellen is typisch Peruaans, gebraden kip of cavia. We proberen maar niet teveel te denken aan die schattige huisdiertjes uit onze kinderjaren en bestellen cavia. Prima keus, smaakt bijna als konijn. De diepe Colca Canyon achter ons latend, zetten we koers naar Cusco. Het weer boven de 4.800 meter. In tegenstelling tot het zuiden van Bolivia is het hier echter nog echt groen. We ontdekken zelfs een paar grazende koeien op een hoogte waar Europa al lang ten einde is. Ongelooflijk. Cusco vormde vroeger 0het hart van het oude Incarijk. Een prachtige stad, misschien wel de mooiste van Amerika. Smalle straatjes met kinderkopjes in het centrum, koloniale huizen met bewerkte houten balkons en het levendige plein met overijverige ansichtkaart verkopers. Overal stuiten we op de oude massieve muren van de Inca’s. De reusachtige stenen zijn zo nauwkeurig op elkaar geplaatst, dat er zelfs geen papiertje tussen past. De meest indrukwekkende erfenis van de oude Inca-cultuur is zonder twijfel de bijna mytische stad Machu Picchu, dat de Spanjaarden gelukkig nooit hebben gevonden. Al om zes uur in de ochtend zijn we er, hebben de stad even voor onszelf voor deze overspoeld wordt met massa’s toeristen. Een mysterieuze stilte vult de ruimtes tussen de ruïnes. Alleen het doffe ruisen van de Urubamba rivier ver beneden in de diepte laat zich horen. Een magisch moment, het voelt even of de tijd hier daadwerkelijk eeuwen heeft stilgestaan. Het wordt tijd om weer wat meters te maken. Twee dagen lang cirkelen we door de bergen voor we de Panamericana, of Pan-American Highway, bereiken. Ook al zo’n roemruchte weg, die zich hier tussen Chili en Peru in de praktijk evenwel vooral als ‘saai’ presenteert. De weg loopt vooral door kaarsrechte woestenijen, al gloort er gelukkig wel een lichtpuntje aan de horizon in de vorm van de oase van Huacachina. Een kopgelrond meer, omzoomd door dadelpalmen, een handje vol mooie huizen en niet te vergeten met duinen van over de honderd meter hoog. Dit verwacht je in de Sahara, niet in Peru. Dwars door de ongelofelijke verkeerschaos van Lima vechten we ons verder naar het noorden. We verlaten de saaie Panamericana en slingeren hoog de Andes in. Eindelijk laten we de miezerige kustnevel achter ons en kunnen weer de warmte van de zon voelen. De euforie van de reis is na het deprimerende Lima weer helemaal terug. Kriebels in onze buik, die aanzwellen tot orkaan proporties wanneer zich het bergmassief Cordillera Huayhuash aandient. Het overweldigende panorama maakt zelfs de meest doorgewinterde roddelnicht direct sprakeloos. Verticale, volledig met ijs bedekte bergen, messcherpe ruggen en pieken waarvan de één nog mooier is dan de ander. De Yerupaja (6.634 meter hoog) is de spectaculairste van allemaal. Volledig in trance dalen we af naar Ciquian, een klein dorpje aan de voet van deze ongelofelijke berg. Hoe onbelangrijk dit schitterende landschap is, ervaren we diezelfde avond. In de bar van het hotel raken we met eigenaar Mario aan de praat. Hij vertelt over de moorddadige, maoïstische guerrillabeweging ‘Sendero Luminoso’, die in het begin van de jaren ‘90 het land terroriseerde. Ook zijn dorp ontkwam niet aan de guerrilla’s, alle mannen en vrouwen werden gedwongen zich aan te sluiten bij het ‘Lichtend Pad’ en om hun ‘verzoek’ kracht bij te zetten werd de burgemeester zonder pardon vermoord. Duizenden Peruanen stierven tijdens deze inktzwarte periode uit de Peruaanse geschiedenis, die pas eindigde in deze vuile oorlog toen ex-president Fujimori brutaal ingreep en een eind maakte aan de nachtmerrie. Horrorverhalen die onder je huid gaan zitten! Zo langzamerhand begint de tijd enigszins te dringen en Ecuador is nog ver. Maar voor we de evenaar in het vizier nemen, wagen we ons eerst nog aan eens van de spannendste wegen van het continent. Een 250 kilometer lange grove gravelpiste door Cordillera Blanca, een weg die alle Alpenpassen doet vergeten. In Yungay buigen we af, direct richting de gigantische Huascarán, met 6.768 meter de koning onder de Peruaanse bergen. Het gaat steil omhoog en het wordt steeds kouder, niets vergeleken met de temperatuur in het dal. De volgende ochtend rijden we tot aan de Punta Olimpica, op 4.900 meter boven de zeespiegel. Wat zijn de bergen hier toch grandioos en overrompelend mooi. À propos overrompelend, dat word ik de andere dag ook door mijn eigen achterwiel, dat me plotseling inhaalt. IJs! Na vele vergeefse pogingen heb ik de Honda eindelijk weer overeind. Zweten bij -10°? Ja hoor, dat kan! Nog duizend bochten tot de oceaan. En weerom exact zoveel die ons de Equadoriaanse bergen in leiden. We zijn in de tropen, en onder de indruk van al het intensieve groen om ons heen en de schilderachtige huisjes met exotische bloemenpracht voor de deur. Rijden door een zee van kleuren. Na een ontmoeting met de plaatjesboek vulkanen Cotopaxi en Chimborazo rijden de hoofdstad van Ecuador, Quito, binnen. Onze reis is ten einde! De terugvlucht wordt geboekt en in allerijl timmeren we nog twee kratten voor onze motoren. Toch staat er nog een klein uitstapje op het programma: naar de evenaar, de denkbeeldige lijn over de buik van de aarde. Met het voorwiel geparkeerd op het noordelijke halfrond en het achterwiel op het zuidelijk, laat ik mijn gedachten de vrije loop. Het liefst zou ik nu helemaal niet terugrijden naar Quito, maar verder. Gewoon verder naar Alaska. Een prikkelende gedachte! ________________________________________ [INFOKASTEN] INFOS REIS Vliegtickets van Amsterdam naar het westen van Zuid-Amerika zijn er vanaf zo’n duizend euro. Daarbij maakt het qua prijs nauwelijks iets uit of je nu naar La Paz, Santiago en Quito vliegt. Een retourvlucht waarbij je aankomt in Santiago en vertrekt vanuit bijvoorbeeld Quito, zijn nauwelijks duurder. WANNEER Vele wegen zijn tijdens het regenseizoen onbegaanbaar, doordat de modder je tot aan de knieën staat, maar ook door aardverschuivingen en metersdiepe geulen. In Bolivia duurt de regentijd normaal gesproken van december tot maart, in Peru van november tot april. In de droge tijden schommelt de dagtemperatuur rond de 25°, op de hoogvlaktes tussen de 10 en 15°. ’s Nachts kan het, zeker in het zuidwestelijke deel van Bolivia, bijzonder koud worden, zelfs tot min 20°. De beste reistijd ligt dus tussen april en november. DOCUMENTEN Een paspoort (dat bij thuiskomst nog minimaal zes maand geldig is) voldoet, een visum is enkel nodig wanneer je langer dan 90 dagen blijft. Een internationaal erkend rijbewijs is verplicht, je normale rijbewijs voldoet dus gewoon, maar het is raadzaam om bij de ANWB even een Internationaal Rijbewijs aan te vragen. Dat kost je slechts € 15,95 en je loopt zo niet het risico je ‘echte’ rijbewijs te verliezen. Het is sowieso verstandig om van alle documenten kopieën mee te nemen. Inentingen zijn niet verplicht, aangeraden wordt wel om je te laten vaccineren tegen DTP (Difterie, Tetanus en Polio), hepatitis A en gele koorts. Die laatste enkel wanneer je naar het Amazonegebied en/of het oostelijke deel van de Andes gaat. Ook is het verstandig malaria tabletten mee te nemen. MOTOREN De Andes toer kan theoretisch met bijna elke motor gereden worden, maar zoek je een beetje praktische machine dan is een lichte allroad de beste keuze. Een grote tank is dan wel een must, houd in ieder geval een minimale actieradius van 500 kilometer in acht. De ijle lucht van de Andes in combinatie met de slechte wegen kan het verbruik namelijk met 20 tot 40 procent doen stijgen. Noppenbanden of banden met zeer grof profiel, bijvoorbeeld Continental TKC80, Michelin T63 of Mitas E07, zijn voor een beetje comfortabele voorwaartse stuwing in het zand eveneens onontbeerlijk. Onderdelen voor motoren zijn enkel in de grote steden voorhanden. HUREN OF VERSCHEPEN Doorgaans geldt dat het laten verschepen van je motor zich enkel loont, wanneer je minimaal een maand of meer gaat rijden. Je kunt (sporadisch) motoren huren in de grote steden, over de kwaliteit van de machine, ondanks of dit wel of niet vooraf goed is besproken, heb je pas zekerheid bij aankomst. De nieuwe Yamaha XT660 met koffers van de website kan dan maar zo een vergane Honda XR600 zijn. Het verschepen van een motor is niet goedkoop (reken voor een retour op minimaal € 2.500,-) en neemt bovendien ook aardig wat tijd in beslag, minimaal een week of vier per enkele reis. Er is natuurlijk ook nog een ander alternatief, ter plekke een motorfiets kopen en die weer verkopen! OVERNACHTEN Hotels en herbergen zijn er in overvloed. Van gebrekkige bedden voor drie euro per nacht tot luxueuze herbergen voor 150 euro per nacht. De meerderheid van de accommodaties zijn echter relatief goedkoop. Zorg er wel voor dat je een hotel of pension kiest met een goede stalling voor de motor. Op dit punt zijn de meeste hoteliers overigens extreem behulpzaam, niet zelden worden tafels en stoelen aan de kant geschoven en mog de motoren voor de receptie slapen. Campingplaatsen zijn er, met uitzondering in de nationaal parken, niet. Het zomaar ergens neerzetten van je tentje wordt afgeraden, maar vooral in de eenzame gebieden zoals de hoogvlaktes hoef je geen problemen te verwachten. LITERATUUR De bijbel voor motorrijders in Zuid-Amerika is het Engelse ‘South American Handbook’ van Footprint. Deze wordt bijna jaarlijks geactualiseerd en kost rond de dertig euro. Goede landkaarten zijn bijzonder moeilijk te krijgen. In Peru kun je ter plaatste de Mapa Vial (schaal 1 : 2.200.000) van Lima 2000 kopen, maar een goede kaart van Bolvia hebben we niet kunnen vinden. Kwestie van ter plekke blijven zoeken. REISDUUR: 3 MAANDEN GEREDEN KILOMETER: 10.000 KM