Interview Tweetaktman Jappie van Veen
Iedere avond voor het slapen gaan struint Jappie van Veen nog even door zijn privé museum. In de omgebouwde stal achter zijn boerderij in de buurt van het Friese Bolsward waakt Van Veen als een zorgzame vader over zijn kroost, een dikke dertig motorfietsen. Een aantal viertakten maar overwegend tweetakten, waarvan hij de zeven driecilinder Suzuki GT’s het meest koestert. “Ik hoop dat ik op mijn tachtigste nog op die dingen kan rijden, ze kan blijven voelen en ruiken! Maar ja, dat heb je niet het voor het zeggen hè?” “Tja, in de toekomst kijken gaat niet”, schuift Jappie van Veen berustend heen en weer op de stoel aan de keukentafel. De bouwwereld, waarin hij zijn geld verdiend, heeft het als sector op het moment niet bepaald makkelijk. “Mijn vrouw en ik werken allebei keihard om het te redden. We leven zuinig en doen geen grote aankopen. Maar we willen wel graag blijven doen wat we altijd hebben gedaan, oude auto’s en motoren restaureren, er aan sleutelen, een stukje rijden. Als het me gegeven is om tachtig te worden, hoop ik het nog te doen. Maar het is een rare tijd tegenwoordig. Hoe de omstandigheden straks zijn, heb je niet in de hand. Je kunt op verschillende manieren tot bepaalde stappen worden gedwongen, nietwaar?” Nee, een filosoof is hij niet, maar Van Veen wil er maar mee zeggen dat zijn verzameling hoe je het ook went of keert altijd een tijdelijk karakter zal hebben. “Laten we zeggen dat ik als tijdelijk beheerder ben aangenomen”, knipoogt de 55-jarige Fries. Dat hij een bevlogen tijdelijk beheerder is, wordt direct duidelijk bij een blik in de woonkamer. Die wordt gedomineerd door honderden schaalmodellen van auto’s en motoren, keurig geordend in vitrines. Ook in de werkkamer staan ze, samen met kasten vol met honderden boeken en tijdschriften over auto’s en motoren en vele duizenden originele folders die de keurig geordende archiefkasten bevolken. Dat laatste is trouwens een uit de hand gelopen jeugdhobby. Maar in dat enorme geheel neemt de driecilinder tweetakt Suzuki GT-serie een zeer bijzondere plek in. “Dat blijven verschrikkelijk mooie dingen. Ik ben en blijf boven alles een driecilinder- en tweetaktman.” Die magie tussen Van Veen en die driecilinder tweetakt GT gaat terug naar de vroege jaren zeventig, toen hij nog een jochie van een jaar of zestien was en zijn oudere broer Gerrit en twee vrienden op GT’s de buurt onveilig maakten. “Dan kwamen ze met drie van die dingen de straat inrijden. Dat vond ik fantastisch, want wat was er nu mooier dan een broer met zo’n prachtige GT750? Dat waren topmotoren in die tijd, daar lag ik ’s nachts echt wakker van.” In de strakke hiërarchische jeugdstructuur van die dagen werkte de jonge Van Veen zich op tot poetsmaatje van het stel vrienden. In ruil voor al die ijver mocht hij op de zaterdagmiddagen mee achterop. “En dan vanuit het duozadel een dikke 200 op teller zien staan, dat was super. Het waren toch vrij snelle motoren destijds, alhoewel je er ook heerlijk comfortabel mee kon toeren. Met name de goudgele K-uitvoering uit 1973 van een van die vrienden van mijn broer heeft toen een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Dat was het tweede type, met schijfremmen. Echt, een machtige machine.” Drie jaar later heeft ook Van Veen zijn motorrijbewijs. Via een Honda 350 viercilinder, een Suzuki GT500, een GS750, een paar GS1000’s kwam hij in 1986 in het zadel van een nieuwe Honda VFR750F terecht. Alhoewel Van Veen bijzonder gecharmeerd was van Honda’s V4, bleven Suzuki’s GT’s altijd latent door zijn hoofd sluimeren. De toegenomen snelheidscontroles waren begin jaren negentig het laatste zetje om in 1991 weer contact te zoeken met de liefde uit zijn jeugdjaren. Het werd een A-type GT uit 1976 met een Allspeed expansieset. “Dat was eigenlijk de duurste die ik kon vinden, een heel nette ook. Daar heb ik al met al toch nog weer een jaar of tien mee gereden”, blikt Van Veen terug. In die tijd begint ook het GT-zaadje weer te ontkiemen als blijkt dat er een heuse GT-gemeente bestaat. In 1997 wordt er voor het eerst een vriendenclubdag rond Suzuki’s tweetakt georganiseerd en twee jaar later was de T & GT Club een feit. Dat was ook het moment waarop bij de Fries, die in totaal negen jaar de voorzitter van de club zou zijn, de verzamelkoorts de kop opstak. “Als liefhebber wil je dan een ’72-er J. Dat is het eerste type, daar ga je voor. Maar ik wilde ook nog een goudgele, dat vond ik vroeger al een woest mooie kleur. Dan ga je zoeken, want waar vind je zo’n ding? Uiteindelijk kocht ik zelfs twee J’s, in een belabberde staat. Van die twee heb ik er uiteindelijk één gemaakt”, wijst Van Veen naar zijn in puike staat verkerende goudgele J. Na de eerste schreden op het verzamelaarspad volgen er al snel meer in de vorm van een blauw K-model, twee GT550’s uit het eerste modeljaar 1972, een GT380 eveneens uit het eerste modeljaar 1972 en zelfs een racer met een frame van Nico Bakker. Allemaal driecilinder tweetakten. Andere GT’s komen er niet in. “Ik blijf bij de driecilinders”, luidt de korte toelichting. Eén van de GT750’s, een rood M-type uit 1975, kwam op een niet alledaagse wijze in de Friese stal terecht. “Die kreeg ik van een man die ik bij een tankstation ontmoette. Hij had er een staan voor me, kostte me niets. Dat ding had 144.000 kilometer gelopen en er was nog nooit een sleutel op het blok gezet. Ik heb hem netjes gerestaureerd, is een keurige motor geworden.” Pratend over zijn GT’s twinkelen de ogen van Van Veen onophoudelijk, het tekent de pure liefhebber die hij is. Aan spraakwater geen gebrek, tot hem gevraagd wordt waarom die liefde voor de driecilinder en meer specifiek die voor de GT zo diep zit. Even is het stil, zijn blik glijdt bedachtzaam over de originele GT-folders voor hem op tafel. “Omdat het een heel mooie motor is, zo’n driecilinder tweetakt. Zo simpel is het”, klinkt het vervolgens droogjes. “Als ik een motor van de eeuw moest kiezen, werd het de GT750 en niet een Honda Four of een Kawasaki 900. De GT was in zijn tijd een motor met een goede prijs, betrouwbaar bovendien en een echte allemansvriend, niet moeilijk om te rijden. Dat was in die dagen wel anders met bijvoorbeeld een Kawasaki 750 cc driecilinder. Dat was geen makkelijke motor hoor.” Ook het kenmerkende geluid van de tweetakt driecilinder kan Van Veen in staat van vervoering brengen. “Helemaal met zo’n 3-in-1 systeem, zoals Reimo ze vroeger maakte. Dat geeft een schitterend geluid. Echt kippenvel! Ik heb er twee met zo’n stel pijpen staan en dat is niet voor niets. Als liefhebber vind ik dat je GT’s met standaard pijpen en met een vervangend systeem in huis moet hebben. Standaard om te laten zien hoe het hoort en met een 3-in-1 om te laten zien hoe een GT er in zijn hoogtijdagen vaak bij stond. Het originele systeem werd meestal vervangen omdat de balanspijpen rammelden en het onderhoud met één zo’n pijp een stuk makkelijker werd. Wat er met die originele uitlaten gebeurde? Wat denk je? Die knikkerde de dealer gewoon bij het oud ijzer. Die gasten houden niet van oud spul hè. Ja, van oude kaas, dat wel. Daarom zijn er nog maar zo weinig te vinden” Ondanks zijn bevlogenheid als het om de GT’s gaat, wil Van Veen zich absoluut niet eenkennig noemen. “Nee, ben je gek. Ik heb hier ook Honda’s en Kawasaki’s staan, viertakten zelfs. Daar geniet ik ook van. Ik ben een algemeen liefhebber, laat dat vooropstaan. Suzuki is zeker niet heilig, maar het is wel mijn grootste liefde. Ik zal ook nooit een gerestaureerde motor van een ander afkraken, ook al vind ik het persoonlijk niets. Ik weet hoe het is om iets te restaureren en hoe wijs je met het eindresultaat kunt zijn. Nee, ik ben geen zeikerd en ook niet iemand die per se alles moet hebben, integendeel. De gezondheid van mijn vrouw en kinderen en die van mezelf is mijn grootste rijkdom. Pas daarna komt mijn motorhobby. Daar leef ik voor, maar ik doe het er ook voor.” Wat dat laatste betreft hoort Van Veen echt bij een harde kern liefhebbers die helemaal voor Suzuki’s driecilinder tweetakten gaat. Zo is een uitje van de T & GT Club een uitje van de club, waar je met een viertakt weinig te zoeken hebt. Geweigerd wordt die niet, maar ‘een plek achter de achterste hekkensluiter’ is dan zijn deel. “Zo werkt dat en niet anders”, licht Van Veen toe. “We zijn een Suzuki tweetaktclub, dan moet je bij een andere club zijn. Tijdens een toerrit van mijn club wil ik niet met mijn neus achter een viertakt hangen. Nee, ik wil een tweetakt horen en ruiken. Daar ben ik gek van! Jappie van Veen kijkt nog eens door het stalraam in zijn privémuseum. “Weet je, ik loop er iedere avond een rondje door heen. Even genieten. Met de winterdag brandt er licht en met de feestdagen Kerstverlichting. Mooi toch? Het is nu twee jaar klaar, de motoren hoeven niet meer onder een kleedje te staan, maar staan in hun eigen showroom. Origineel en onverkloot. Precies zoals ze er toen uitzagen en dat was ook de bedoeling. Ik hoop dat ik op mijn tachtigste nog op die dingen kan rijden, maar ja, dat heb je niet het voor het zeggen hè?” [streamer] “VANUIT HET DUOZADEL EEN DIKKE 200 OP TELLER ZIEN STAAN, DAT WAS SUPER” [Beeld + BU’s] [opener Jappie-0802 + inzet Jappie-0535] [BU bij inzet] Een algemeen motorliefhebber noemt Jappie van Veen zich, maar Suzuki’s driecilinder tweetakt GT’s gaan hem het meest aan het hart. [Bij elkaar: Jappie_0541; Jappie_0551; Jappie_0553, 1 BU] SUZUKI GT750-J De GT750-J was het eerste type 750 dat in 1972 verscheen. Kenmerkend zijn de trommelremmen en uiteraard de vloeistofgekoelde driecilinder tweetakt, met 738 cc de zwaarste productie tweetakt ooit. [Bij elkaar: Jappie_0585; Jappie_0593; Jappie_0599] SUZUKI GT550-J Ook uit 1972 en van het eerste J-type is deze GT550. Anders dan de 750 is dit blok luchtgekoeld. Let ook op het Ram-Air-systeem bovenop het cilinderblok. Ook toen al…. De cockpit tekent voor pure 70’s eenvoud. [bij elkaar: Jappie_0566; Jappie_0576; Jappie_0579] SUZUKI GT380-J Eveneens luchtgekoeld, voorzien van Ram-Air en ook alweer veertig jaar oud is de kleinste GT uit Van Veen’s collectie, de GT380-J. De prachtige pijpjes zijn om de vingers bij af te likken. [_BSS0785_Edit_4249] Het stalmuseum is sinds twee jaar klaar, iedere avond maakt Van Veen er trouw een rondje door. [Jappie_0792] Uniek: een GT750 met een Nico Bakker-kuur en een vaste klant bij de Bikers Classics op Francorchamps. [Jappie_0826] Even een momentje voor jezelf: Van Veen in zijn hobbykamer met duizenden auto- en motorboeken, unieke folders en auto- en motortijdschriften. [Reserve: Jappie_0612] De drie Daltons van Van Veen, met van links naar rechts: de GT550, de GT750 en de GT380, allemaal van het eerste bouwjaar.