Reizen Schotland
Schotland telt met zijn bijna achthonderd eilanden meer dan tweehonderd vuurtoren, en hoewel er steeds meer overbodig worden door de moderne navigatiemiddelen, blijven ze onverminderd onderdeel van het adembenemende kustlandschap. Ze vormen daardoor ook de perfecte rode draad om het beste van Schotland’s motorwegen op te zoeken. De tocht voert langs schilderachtige vissersdorpjes, kliffen en stranden en een hele reeks andere verrassingen.
Het geronk en geplof van tientallen Harley’s dreunt zwaar door de catacomben van de Princess of Norway in de haven van IJmuiden. Alle motorwarmte zorgt voor een broeierige atmosfeer als iedereen zijn fiets staat vast te sjorren. Vervolgens slalommen we behoedzaam door het web van strakgetrokken spanbanden, richting lift. Aangekomen in Newcastle volg ik eerst de kust noordwaarts. En ook al is het hier nog Engeland, het begint al snel fraai te worden. Hoewel ik de vuurtoren van St. Abbs Head even niet kan vinden, vind ik er na een stel krappe haarspeldbochten wel het knusse gelijknamige vissershaventje. De combinatie van de rode zandstenen kliffen met de zonbeschenen brekers en het blauwe zeewater doet aan verre vakantiebestemmingen denken. Verderop kijk ik vanaf de hoogte uit over een grote kustvlakte. Daar trekt niet alleen de vuurtoren van Barns Ness de aandacht, maar ook een gigantische vuilwitte betonnen doos. Het is de kerncentrale van Torness, die zijn tijd inmiddels heeft uitgediend. Hij wacht op het moment dat de autoriteiten precies weten hoe ze ‘m veilig en betaalbaar kunnen afbreken. Dat zal dus nog wel even duren… De doorgaande route naar Schotland gaat over de A1. De hoofdverbinding is hier rustig en snel, maar niet bepaald veilig mocht je als motorrijder onverhoopt van de weg raken. De vangrail in de middenberm bestaat uit staalkabels en je hoeft niet veel fantasie te hebben wat de gevolgen van een onvrijwillige rendez vous met de barrière kan hebben. Een eisnijder noemen mijn Engelse motorvrienden zo’n ding dan ook redelijk treffend. Al op de eerste de eerste dag openbaart het Schotse weer zich in al zijn facetten. Na regen in de morgen, volgen opklaringen met prachtig zomerweer. In de tweede helft van de middag trekken er echter weer grote buien met spectaculaire zonbeschenen zwarte regenluchten voorbij. Ik zeil echter miraculeus tussen de ergste zonvloeden door. Hier en daar dampen de wegen nog na van net gepasseerde onheil. Het schilderachtige dorpje South Queensferry, net voorbij Edinburgh, blijkt een uitstekende plek voor een korte rustpauze. Tijdens de stop bewonder ik de indrukwekkende en wereldwijd bekende spoorbrug over de Firth of Forth. Dit roodbruin geverfde industrieel monument, meer dan een eeuw oud en de eerste grote stalen brug ter wereld, blijft diepe indruk maken, ondanks dat ik hem al talloze malen heb mogen bewonderen. In ieder meer dan de moderne verkeersbrug iets verderop, die zijn langste tijd al gehad heeft. Volgens de deskundigen zijn de zware dragende kabels van de verkeersbrug een tikkende tijdbom, omdat ze van binnenuit aan het doorroesten zijn. Het werk voor een nieuwe brug is inmiddels al begonnen. Het schiereiland Fife is niet echt ruig, maar biedt wel lege en slingerende binnenwegen richting de oostkust. Daar vind ik een reeks schilderachtige vissershaventjes. St.Monans, Pittenweem en Anstruther zijn stuk voor stuk een schoolvoorbeelden van Engelse kustidylle. Hoewel ze er tegenwoordig vooral leven van de garnalenvangst, geniet de ‘fish and chips’ in Pittenweem landelijke bekendheid. Anstruther daarentegen heeft een hartverwarmend leuk vuurtorentje. In de stad Dundee herinnert onder meer het zeilschip Discovery aan een verleden van ontdekkingsreizen. Op deze stoere driemaster voeren de poolreizigers Scott en Shackleton naar de Zuidpool, waar het oersterke schip ruim twee jaar lang vastgevroren in het ijs lag. Dundee was ooit ook het centrum van de Britse walvisvaart, dat echter ging ten onder aan zijn eigen succes, doordat de walvissen tot aan de rand van uitsterving werden uitgeroeid. Begin juni bloeien op het platteland de roze meidoorns, de berm staat vol met fluitekruid en het koolzaad kleurt hele velden knalgeel. Om van die kleuruitbundigheid optimaal te kunnen genieten, probeer ik zoveel mogelijk ‘polderweggetjes’ te nemen richting Montrose. Soms is de doorgaande A92 echter onvermijdelijk. Die is weliswaar niet druk, maar evenmin opwindend. Daarom is het goed om even een zijsprongetje te maken naar de vuurtoren van Todhead Point, met bijbehorend vergezicht over de Noordzee. Voorbij oliehaven Aberdeen, met zijn uitgebreide offshore activiteiten, lonken de echte vissersplaatsen. De grote haven van Peterhead ligt dit weekeinde propvol met schepen, allemaal volledig opgetuigd om uit te varen voor het nieuwe haringseizoen. Er liggen ook gigantische trawlers, die per trip tot 900 ton vis kunnen meenemen. Geen wonder dat de zeeën leeg raken. Vond ik dat Peterhead al vol met vissersschepen lag, het iets verderop gelegen Fraserburgh spant wat dat betreft helemaal de kroon. De grootste vissershaven van Groot-Brittannië ligt volgepakt met honderden vaartuigen, in maat variërend van roeiboot tot oceaanstomer. De helft van de bevolking hier zit ‘in de vis’. Dit is echt Urk in het mega! Bovenin de museumvuurtoren op Kinnaird Head zijn de gordijnen dicht. “De lens werkt als een brandglas, en de zon kan zo het peertje doen smelten,” legt gids Bryce uit. Maar volgens hem is het nóg erger als het draaimechanisme niet goed loopt. “Dat zet de passerende scheepvaart op het verkeerde been, en daardoor krijg je brokken”, zegt hij. Het vuurtorendraaiwerk werd lange tijd aangedreven door hetzelfde mechanisme als een kerkklok. Het bijbehorende gewicht hangt aan een lange ketting in het holle centrum van de toren. Bryce demonstreert hoe loepzuiver het eeuwoude mechanisme nog altijd loopt. Met slechts één vinger beweegt hij de vierenhalve ton zware glazen constructie, die het licht van een 220 Watt peertje tot 41 kilometer ver werpt. Hier en daar ontbreken stukken glas uit de gigantische lens. “Veroorzaakt door Duitse bomscherven,” vertelt Bryce. “De Duitsers kwamen hier om de springstoffenfabriek te bombarderen. Ze hebben vast niet bewust op de vuurtoren gemikt, want daar hadden ze bij het navigeren zelf ook voordeel van.” De oude vuurtoren van Fraserburgh is gebouwd door de Stevensons, een beroemde dynastie van vuurtorenontwerpers, die zo’n twintig ‘lighthouses’ in Schotland op hun naam hebben staan. Op een steenworp afstand van de vuurtoren staat de gigantische stalen misthoorn, die al tientallen jaren niet meer in gebruik is. Volgens de gids werd het geloei onbetaalbaar, omdat er drie scheepsdiesels met elk 44 pk nodig waren om voldoende druk te genereren. Het lawaai van een goed uitademende misthoorn moet dan ook allemachtig zijn geweest. Tegen de wind in haalde het geluid zo’n vijftien kilometer, en met de wind mee overspande het ruim het dubbele, aldus Bryce. De vuurtoren van Fraserburgh is al sinds 1991 buiten gebruik. Naast dit fraaie, eeuwenoude monument staat nu een klein en moderner exemplaar, met een 40 Watt lamp op zonne-energie. Die reikt nog altijd zo’n veertien kilometer, verzekert mijn gids. De nieuwe vuurtoren is volautomatisch en staat in verbinding met een centrale computer die alle vuurtorens in Schotland aanstuurt. Via de B9031, een gevarieerde route met ups en downs tot 20%, kachel ik naar MacDuff, om onderweg even aan te wippen in Pennan, een speelgoeddorpje van witte huisjes onderaan een klif van rood zandsteen. MacDuff is de belangrijkste plaats in Schotland waar ze nog houten boten bouwen. Helaas is al aan het eind van de zaterdagmiddag en zijn de werven dicht. Jammer, maar tegelijkertijd komt het me eigenlijk ook wel goed uit. In Inverness wacht er een diner op me, een beetje haast is daarom geboden. De doorgaande route A98 en A96 blijkt daarvoor op deze stille weekenddag de ideale weg. Terwijl de adrenaline door mijn lijf giert, blaas ik door lange en open bochten westwaarts. De vuurtoren van Lossiemouth moet maar wachten tot een volgende keer. Binnen een uur arriveer ik op mijn bestemming. Het motorblok gloeit en tikt. De geplande pauzedag in Inverness gebruik ik om eindelijk eens de dolfijnen in de Moray Firth te zien. Dat kan het beste vanaf Chanonry Point, waar toevallig ook een fraaie vuurtoren staat. Vlakbij het strand, tegen de achtergrond van het gigantische Fort George aan de overkant, is inderdaad een groep dolfijnen druk bezig met de visvangst. Dat het woelige water hier ook gevaarlijk is, blijkt even later, als de plaatselijke reddingsbrigade een rillende en overgevende drenkeling aan land brengt. De volgende dag steek ik op een piepklein veerpontje de monding van de Cromarty Firth over. Het vaartuigje is zo klein dat manoeuvreren op het dek er niet bij is. In plaats daarvan moet ik een draaischijf oprijden, die me vervolgens met motor en al 180 graden keert. Voor slechts vijf pond arriveer ik op een mooie stille route met vooral vergezichten over wijds water en slik. Verder noordwaarts pik ik de A9 weer op. De weg is leeg en rustig en stelt me in staat om op een plezierige manier op te schieten. Het staat hier niet stijf van de attracties en daarom besluit ik even stevig door te knorren naar Wick. Dat blijkt echter slechts een grauw en onaantrekkelijk stadje. De ingeving om dan maar de eerstvolgende weg rechts naar Sinclair Bay te nemen, blijkt een schot in de roos. De kust biedt een verrassend panorama, met links een sprookjesachtig kasteel, rechts een oude, indrukwekkende ruïne en als toetje Wick’s vuurtoren op Noss Head. Tijd voor een uitgebreide lunchpauze! Duncansby Head is het meest noordoostelijke puntje van het Schotse vasteland. Hier ontmoeten de Atlantische Oceaan en Noordzee elkaar. Dat veroorzaakt verraderlijke stromingen met snelheden tot wel zestien kilometer per uur. De Britten noemen het hier niet voor niets ‘de Muil van de Hel’. De plaatselijke vuurtoren staat bovenop een klif, waar het nu barst van de broedende zeevogels. Zeekoeten en papegaaiduikers vliegen af en aan, gepest door bruine roofmeeuwen die aangevoerde vis proberen af te pakken. Noordse stormvogels zeilen op stijve vleugels, bijna als mini albatrossen, langs de rotswanden. Wat meer naar het westen ligt John O’Groats, het bijna religieuze eindpunt voor veel Britten, die de 1.400 kilometer lange toer vanaf Land’s End, in het uiterste zuidwesten van Engeland, maken. Een fotograaf verdient hier al jarenlang zijn brood door bezoekers voor ‘zijn’ wegwijzer te fotograferen. Aan de horizon schitteren de Orkney eilanden Hoy en South Ronaldsay in de voorjaarszon. John O’Groats is overigens niet het noordelijkste puntje van Groot-Brittannië, dat is Dunnet Head, een met veenheide bedekt schiereiland zo’n twintig kilometer westwaarts. Naast een complex van oude defensiegebouwen, staat op een hoogte ook de onmisbare vuurtoren. Volgens een informatiebord kan het hier soms zo verschrikkelijk spoken, dat opspattende golven soms stenen door de ruiten van de vuurtoren slingeren. En dat terwijl die toch zo’n 105 meter boven zee uittorent! Tussen John O’Groats en Dunnet Head vind ik nog tijd om even bij het zomerhuis te kijken van de in 2002 overleden moeder van koningin Elisabeth. Het knusse en fraai gerestaureerde Castle of Mey is nog steeds huiselijk ingericht en staat nog vol met de persoonlijke spullen van de Queen Mother. Ook langs de noordkust is het typisch Schots weer, met zon en buien. De lucht is een continu wisselende mengelmoes van lichtblauw, wit, tientallen tinten grijs en zwartblauw met afhangende regenrafels. En het is nooit precies te voorspellen of de buien over je heen zullen komen of net niet. Ik raak de tel kwijt over het aantal keren dat ik mijn regenpak heb aan- en uitgetrokken. Voorbij de haven, met vuurtoren, van Scrabster, waar de ferry naar de Orkneys aanlegt, ligt zomaar een groot bedrijfsterrein met daarop een gigantische witte bol: het drukvat van de, eveneens afgedankte, kerncentrale van Dounreay. In de jaren vijftig was dit state of the art technologie, maar omdat het probleem van kernafval destijds nauwelijks werd onderkend, gingen ze hier wat slordig om met het radioactieve restmateriaal. In de loop van de jaren schijnt hier genoeg uranium kwijtgeraakt om twaalf atoombommen te maken. Een weinig geruststellende gedachte. Omdat op het strand nog radioactieve deeltjes worden gevonden, kar ik maar snel door voordat ik licht ga geven! De doorgaande A836/A838 gaat overwegend over donkere hoogvlakten van veenachtige heide, met hier en daar een meertje en hoopjes vers gestoken turfjes. Aan de horizon prijken knoestige bergen waarvan de toppen of continu zon in de zon baden of juist schuilgaan in een grijs wattendak. Onderweg zie ik regelmatig de ruïnes van half ingestorte huisjes. Ze herinneren aan de arme boeren, die zo’n twee eeuwen geleden massaal van hun land werden gegooid door de grootgrondbezitters. Die hadden bedacht dat het winstgevender zou zijn om grootschalig schapen te houden, dan om steeds de huur te moeten ophalen bij hun armlastige pachters. Zo’n kwart miljoen weggejaagde boeren vestigden zich in nieuwe nederzettingen op arme grond aan de kust, of besloten een toekomst te zoeken in Amerika. Dat de Schotse hooglanden zo leeg zijn, komt vooral door die enorme volksverhuizing. Terwijl de weg de schilderachtige Kyle of Tongue simpelweg oversteekt, is dat geen optie bij fjord Loch Eriboll. Gelukkig is omrijden geen straf, want het is hier overal even mooi. Met wat pijn in het hart moet ik echter nog een vuurtoren opgeven, die van Cape Wrath op het uiterste noordwesten van het vasteland. Om daar te komen, moet ik de Kyle of Durness over, per voetveer. Om vervolgens nog eens twintig kilometer per minibus te moeten reizen. Zo’n uitstapje past niet in mijn strakke reisschema, ondanks dat het volgens de geruchten soms bijzonder spectaculair is op Cape Wrath. Een rots pal voor de kust daar is een oefenobject voor de Engelse strijdkrachten. Een paar keer per jaar laten de Royal Air Force, Royal Navy en het landleger er hun gezamenlijke vuurkracht los. Na de Kyle of Durness gaat de A838 door een oogverblindende groene glen in een van de meest afgelegen delen van Schotland. Hier levert elk zijweggetje weer nieuwe vergezichten op. Een zijstapje richting Kinlochbervie wordt dan ook beloond met een prachtig panorama over Loch Inchard. Ik slinger verder langs grote bulten oeroud roze graniet, meertjes, fjorden en eilanden, en passeer slapende dorpjes als Scourie en Unapool, waar een verraderlijke stormwind komend vanaf de Atlantische Oceaan me bijna van de brug veegt. De vuurtorens blijken hier aan de westkust op voor de motor overwegend onbereikbare plaatsen te staan. Het vissersplaatsje Ullapool is een juweeltje van witte huisjes op een schiereiland in Loch Broom. Vanuit de lounge van B&B Ardvreck House zie ik het panorama continu verkleuren in het veranderende licht van de ondergaande zon. Het begint hier in juni gelukkig pas om elf uur te schemeren… De route de volgende dag is perfect voor rustig doortoeren. Via het ruime bochtenwerk van de A832 en A896 snor ik door bossen en langs baaien richting Loch Torridon. Het dorpje Shieldaig aldaar is ooit uitgeroepen tot Schotlands mooiste, iets dat vanaf een afstandje gezien niet geheel onterecht lijkt. Van dichtbij blijkt alle geparkeerde blik eigenlijk wel een afknapper. Het dorp Plockton verderop, met zijn subtropische cabbage trees aan de boulevard, maakt wat dat betreft veel meer indruk op me. Vanaf Shieldaig gaat het over een slingerend kustweggetje naar het uiterst eenzame gehucht Applecross, waar de benzinepomp tegenwoordig door de lokale gemeenschap wordt geëxploiteerd, omdat de commercie er simpelweg geen brood meer in zag. Het loopt hier vol met schapen, ook op de weg. En met al die onberekenbare beesten is dat best link. Ik moet een paar keer fors in de ankers, bovendien zijn de vele stalen veeroosters in de weg ook zijn levensgevaarlijk als het nat is. Rustig eroverheen rollen met ingeknepen koppeling, lijkt het veiligst. Applecross is het startpunt voor een spectaculaire oversteek van de Pass of the Cattle en vormt een waardige afsluiting van mijn tocht. Een smal weggetje voert door een maanlandschap naar de top van een pas op 775 meter hoogte, naar een climax met vergezichten over het beste wat Schotland aan panorama’s te bieden heeft. De steile afdaling over een serie van haarspeldbochten naar Loch Kishorn is niet minder spectaculair. Nu nog op weg naar Loch Ness en dan zit het er alweer echt op. Voor nu dan! ________________________________________ [[KARTE VERWENDEN AUS MOTOPLUS 03-2012 SEITE 65]] INFO SCHOTLAND Ligging: noorden van Groot-Brittannië Afstand vanaf Utrecht: ca. 715 km hemelsbreed, ca. 1.200 km via de Eurotunnel (Calais) Buurlanden: Engeland (zuiden), Atlantische Oceaan (westen en noorden) en Noordzee (oosten) Hoofdstad: Edinburgh Oppervlakte: 78.772 km² (bijna 1,9 keer Nederland) Inwonertal: 5 miljoen Hoogste punt: Ben Nevis (1.344 m) Toeristische trekpleisters: Loch Ness, Loch Lomond, Edinburgh, Cairngorms Nationaal Park, diverse oude burchten en kastelen Taal: Engels, Laagland Schots (dialect) Schrift: Latijns Munteenheid: Pond Sterling, ca. € 1,25. Tijdsverschil: 1 uur Klimaat: de Atlantische Oceaan is van grote en matigende invloed op het Schotse klimaat. ’s Winters is het er relatief warm, ’s zomers juist weer koel. De meest regen valt in het westelijke kust- en berggebied. Landschap: Schotland is ruwweg op te delen in drie stukken: de Highlands in het noordwesten, de lagere Central Belt ten zuiden van de hooglanden en de Southern Uplands in het zuiden. Verder heeft het land verschillende eilandengroepen, waaronder de Shetlands, de Orkneys en de Hebriden, en een kustlijn van bijna tienduizend kilometer. Beste tijd: de beste tijd om Schotland te bezoeken ligt tussen april en september, met mei en juni als relatief de droogste maanden. Het oosten van Schotland heeft de minste neerslag. Wetenswaardigheden: Schotland heeft een eigen munt, met dezelfde waarde als het Britse pond. Schotse bankbiljetten worden overigens niet altijd geaccepteerd in Engeland. Benzine kost er ongeveer evenveel als in Nederland. De makkelijkste manier om naar Schotland te reizen is met de nachtboot van DFDS van IJmuiden naar Newcastle, op een paar uur rijden van de Schotse grens. Je vertrekt om 17.30 uur en arriveert de volgende dag om 9.00 uur. MotoPlus-lezers kunnen gebruik maken van een speciaal gereduceerd vast tarief, ga daarvoor naar www.dfds.nl/motoplus. Info: www.visitbritain.com Info vuurtorens: www.nlb.org.uk [[KARTE VERWENDEN AUS MOTOPLUS 03-2012 SEITE 65]]