Mijn Trots: Peter de Bes
« Terug naar Mijn TrotsDe 50-jarige Peter de Bes is een motorrijder van het eerste uur, had het roze papiertje voor de motor eerder dan voor de auto. Na een innige relatie met onder meer een Honda CB500 – “de mooiste machine ter wereld, dacht ik toen” – en VF1000F, bracht een gebroken ruggenwervel zijn motorleven na 22 jaar tot een abrupt einde. Twee jaar lang moest hij letterlijk en figuurlijk op zijn tandvlees bijten, maar het geduld werd beloond met zijn ultieme droommotor, deze CBR1100XX Super Blackbird!
“Het motorrijden is me met de paplepel ingebracht, m’n vader reed al motor vanaf 1962 en toen ik achttien werd heb ik ook tegen mijn moeder gezegd ‘eerst maar eens dat motorrijbewijs halen, de rest dat komt wel’. Mijn eerste motor was een Honda CB500, de mooiste motor ter wereld, dacht ik toen. Die werd gevolgd door een 750F2, nog mooier, dacht ik toen inderdaad. Bijna 22 jaar heb ik met deze beide machines gereden, ik had nog nooit een dag zonder motor gezeten. En toen viel ik op de bouw en brak daarbij m’n vierde ruggenwervel. Heel vervelend, maar eigenlijk had ik gewoon een engeltje op mijn schouder zitten, voor hetzelfde geld kom je met een dwarslaesie in een rolstoel terecht natuurlijk. Maar goed, twee jaar lang kon ik bijna niets, ik was net een wrak. Maar ik wilde absoluut weer motorrijden en dat lukte gelukkig. Door dat ongeval kreeg ik wel via de verzekering een financiële schadeloosstelling. Daar werden een andere auto en caravan van gekocht, maar toen had mijn vrouw ook zoiets van, ‘jij mag ook een nieuwe motor, je hebt er immers genoeg ellende voor gehad’. En dat werd deze! Ik was echt al jaren gek van de Blackbird, dan zag ik ze rijden en dacht ‘dat zijn nog ’s machines’. Het model, de snelheid, het voorkomen, je hebt een echte motor weet je. Maar het geld ervoor had ik nooit. Toen dat er wel was, ben ik ook gelijk naar MotoPort Hillegom gegaan, daar stond deze. Liefde op het eerste gezicht kan ik je zeggen, donderdagavond kijken, zaterdag terug voor een proefritje en na de eerste keer gas geven had ik al zoiets van, ik draai me om en geef geld. Ik was verkocht. Eigenlijk heb ik mijn grote liefde kunnen kopen dankzij een valpartij, ieder nadeel heeft zijn voordeel hè. Het fijne is ook, dat ik geen rugpijn heb op deze fiets. Ik weet nog dat ik tijdens mijn allereerste echte rit, naar de Vogezen, met tranen in mijn ogen stond, omdat ik zonder een centje pijn van Voorhout naar de Grande Ballon was gereden. Dat was een emotioneel moment, gewoon geen pijn! Het was vooraf gewoon een grote gok hoe het zou gaan. Moet ik na honderd of tweehonderd kilometer stoppen omdat het niet meer gaat? Moet ik nu peukenpauzes inplannen, terwijl ik niet eens rook? Maar niets van dat alles, ik kan er iedere dag op rijden. Dat doe ik trouwens ook, naar mijn werk, maar ook naar Luxemburg, de Belgische Ardennen en verder. Als het kan, ga ik met de motor. Behalve met pekel dan , dan pak ik m’n vrouw d’r fiets, ik loop er geen risico mee, ben er ontzettend zuinig op. Dat maakt het des te wranger dat er ooit een ander mee is gevallen. Een vage kennis vroeg me hoe dat stuurde, ik zeg ‘nou ga maar eens zitten’. Hij gaat zitten, draait het contactsleuteltje om en start hem. Ik zei nog tegen hem, ‘maar je mot niet rije!’. ‘Maar ik heb mijn rijbewijs’, riep hij nog tijdens het wegrijden. Legt ‘ie ‘m tijdens het maken van een bochie zo op z’n kin. Ik zal niet zeggen wat ik toen dacht. Maar toen had ik gelukkig wéér een mazzeltje, de man had best wat centen en ik heb hem gezegd ‘dan moet je hem maar laten overspuiten, zeg ik er niets van’. En nu is ‘ie dus zwart, met nieuwe stickers erop. Er zit verder nog het één en ander aan extra’s op, safety lights bijvoorbeeld, dat was eigenlijk puur omdat ik alarmlichtjes wilde, en natuurlijk de dikke Lazer uitlaten. Zo mooi, de decibel killers liggen natuurlijk altijd gewoon in de schuur, want ik vind het zo gaaf, die pestherrie. M’n vrouw niet, die vind me af en toe net een klein kind. Vind ik een compliment hoor, dat betekent dat ik jong blijf. Verder zit er nog xenon-verlichting op, speciale handvatjes, tankpad en wat andere optische extra’s. De enige wens is eigenlijk nog een mooi Corbin-zadel, verder ben ik dik tevreden. Hij ziet er ondanks de 97.000 kilometer op de teller ook gewoon nog prachtig uit. Dat komt ook omdat ik hem goed onderhoud. Of laat onderhouden, ik ben geen monteur, dus dat laat ik doen. Maar poetsen doe ik wel zelf, daar kan ik me echt de hele dag mee vermaken. Alleen met de ketting kan ik al drie uur bezig zijn. Ja, ik ben wel een tutje wat dat betreft!”