Reizen Alpen
Uitdagende passen, indrukwekkende routes en spectaculaire uitzichten zijn bijna gemeengoed in het gebied dat zich uitstrekt tussen de Côte d’Azur en de Dolomieten. Zeker op een allroad die gebieden voor je opent die anders gesloten blijven. Een enerverende tocht met in totaal 55.000 meters aan hoogteverschil door het mooiste dat de Alpen te bieden hebben. Het contrast kon nauwelijks groter. Nog maar een paar tellen geleden stond ik middenin de augustus file, die de volle maand hardnekkig stand houdt, op een uitgestrekte kustweg langs de Côte d’Azur, net boven Monaco. En nu, slechts een paar kilometer verder, klim ik met m’n allroad over een bochtige zijweg richting de eerste pas van de reis, de Colle di Langan. Veel verkeer is er niet meer, net als dorpjes, die ik ook steeds minder tegen kom. Ondertussen inhaleer ik de kenmerkende Middellandse Zeelucht, een welhaast unieke mix van pijnboom-, dennen- en eucalyptusaroma. Een hele verbetering ten opzichte van zonet, toen het nog een weinig verheffende geurmix van uitlaatgassen met zonnebrandolie betrof. Twee weken in de Alpen liggen in het verschiet. Twee weken met bochten en hellingspercentages, beneveld door de hoogtedrug door het mooiste motorgebied van Europa. Natuurlijk is de weg ons doel, en dit keer misschien nog wel meer dan ooit tevoren. Geen plan de campagne, maar simpelweg de kromming van de Alpen en me overgeven aan het grote genieten. Gewoon kijken hoe ver ik kom. De Dolomieten? Slovenië? Of zelfs nog verder? We zullen het zien, eerst gaat het vooralsnog gewoon steil de hoogte in. Het asfalt maakt plaats voor grind en een klein bord langs de weg kondigt de eerste klassieker aan: de Ligurische Grenskamroute. Over een lengte van meer dan honderd kilometer slingert deze weg zich door de fabelachtige Italiaanse Zeealpen. Talrijke zijpaden maken het navigeren er in dit dichte net van oude militaire wegen niet makkelijker op. Al was het alleen al door het feit dat wegbewijzering hier een net zo zeldzaam fenomeen is als een skipiste Sahara. Goede kaarten zijn dus een must, net als een minimaal richtingsgevoel. Het smalle, ruige gravel pad slingert zich een steile helling op. Het is niet breed, links van me gaat de bergwand bijna loodrecht de hoogte in, rechts met eenzelfde hellingspercentage de diepte. Veel tijd om van het uitzicht te genieten heb ik dan ook niet, het bedwingen van dit pad vereist alle concentratie, voor iemand met hoogtevrees is het niet echt een aanrader. De boomgrens heb ik inmiddels aan een tijdje achter me gelaten, het enige dat hier groeit zijn een aantal struiken en wat volhardend gras. Nog een paar smalle, indrukwekkende bochten en uiteindelijk voert de piste tot de top van de Saccarello, 2.200 meter hoog. Een prestatie die wordt beloond met een fantastisch 360 graden panorama uitzicht en een allesoverheersende stilte. Ten noorden van de Monte Saccarello wordt het nog spannender. De tot dusver nog redelijk goed begaanbare weg transformeert zich tot een veredeld karrenspoor, op sommige slechts een meter of twee breed. Het gevaar ligt hier op de loer in de vorm van dikke keien, rotsachtige trappen en extreem krappe bochten, en dat alles op adembenemend steile stukken zonder enige versperring tussen motor en verslindende diepte. Met de volgeladen Honda Dominator een balansoefening op de krappe scheidslijn tussen plezier en pure angst. Na dit miserabele stuk wacht echter aan het eind van Ligurische Grenskamroute een welverdiende verrassing in de vorm van de beroemde zuidelijke route van de Colle de Tende. Een geniale historische piste met 48 steenslagbochten, strak boven elkaar liggend met allemaal een bijna gelijke radius. Wat een gewaagd en bovenal geslaagd bouwwerk! Een paar uur verder naar het noorden staat de volgende klassieker al op het menu: de Maira-Stura Kamstraat. Ook dit is een oude militaire weg, die zich presenteert met complexe, krappe bochten, steile stukken en gravel. En wederom zoek je vergeefs naar een vangrail. Ruim 1.800 meter aan hoogte wint de route op weg van Demonte op weg naar het hoogste punt, de Colle d’Ancoccia. Hier is alles anders, het landschap is werkelijk fantastisch, al beschrijft geen enkel superlatief treffend datgene wat je ogen hier te zien krijgen. Uitgestrekte groene weiden met een bonte verzameling zomerbloemen van waaruit de omliggende bergen zich dramatisch de hoogte in werken. Rotspartijen als de Rocca la Meia, die een bijna enge gelijkenis vertoont met de beroemde lava spitsen in het Algarijnse Hoggar gebergte. Verder het dal in stuit ik op een klein cafeetje. De hoogste tijd voor een cappuccino of iets dergelijks, voor dat ik mijn weg richting Frankrijk vervolg. Daar hebben ze dan misschien de betere kaas, waar het op cappuccino aankomt behoeft de Italiaan geen bijscholing. Voor het passeren van de grens overschrijden kies ik voor een van de hoogste Alpenpassen, de 2.748 meter hoge Colle dell’Agnello. Jammer dat de statige top vandaag volledig in nevelen is gehuld, het duurt dan ook niet lang voor ik de dichte wolken in rij. Het zicht bedraagt doorgaans niet meer dan tien meter, in de eerste versnelling gaat het daarom met een slakkengang richting pashoogte. Tot overmaat van ramp wordt het niet alleen kouder, het begint zelfs te regenen. Ook de Colle d’Izoard verschuilt zich tussen de wolken en pas in Briançon laat de zon zich weer zien. Tijd om een camping te zoeken, doorgaans geen onaangenaam tijdverdrijf dat zich vandaag echter tot een nogal nerveuze aangelegenheid ontpopt. Het is midden augustus en de meeste kampeerplekken zijn bezet. Gelukkig voorspelt het weer voor de komende dagen wel veel goeds! De volgende ochtend groet een helder blauwe lucht de ontwakende campinggasten. De passende weersomstandigheden voor het volgende hoogtepunt: de Col du Galibier. Als een soort van voorspel krijgen we eerst de Col du Lauteret voorgeschoteld, die zich bijna bochtenloos vanuit het brede dal aan hoogte wint. Maar dan de Galibier. In heerlijk wijde bochten slingert het gripvolle asfalt door met bloemenzeeën overspoelde Alpenweides. Voor me verschijnen roodbruine flanken en statige rotsen, terwijl in de spiegel de besneeuwde Barre des Ecrins opduikt, een vierduizender massief in het oosten van de Alpen. Vanaf pashoogte heb je zelfs zicht op de Mont Blanc, die ongeveer honderd kilometer verderop ligt. Dient de zuidelijke opgang van de Galibier nog voor een stukje warmdraaien, de noordelijke afdaling daarentegen ontsteekt direct een euforisch vuur in me. Wonderschine bochten leiden me het dal in en helemaal volgens het motto ‘save the best fot last’ gaat de Galibier over in de Col du Telepraph. Een droompas met premium kwaliteit asfalt en fantasie prikkelende bochten die maar niet lijken te eindigen. Grijnzend parkeer ik de Dominator onder in het plaatsje St. Michel voor een café, om mijn vloeistofpeil weer op acceptabel niveau te brengen. ‘En dan?’, vraag ik mezelf af. In Briançon verwen ik de inwendige mens met een baquette, kaas en een glas rode wijn, keer de drukke stad aansluitend de rug toe en vervolg mijn weg richting Col de Buffére. Na een ijskoude nacht wordt de warmte van de zon de volgende ochtend met open armen ontvangen. Hoe beter een dag beginnen dan met een zonnig ontbijt in de buitenlucht, met op de achtergrond enorme bergen! De aanblik vergroot het verlangen naar de Assietta Kamstraat, een panoramaroute met eersteklas allure. Hij slingert precies over de fraaie bergrugn tussen de Valle del Chisone en Valle Dora Riparia. Wijds lopende, vloeiende bochten leiden naar de eerste pas, de Colle Basset, waar de evenwichtsoefening begint. De piste is in een bijzonder goede conditie, geen wonder daarom dat ik naast de talloze allroads zelfs een Harley de hoogte in zie klimmen. Ver beneden hult het dal zich in een verhullende middagnevel en pas achter de Colle dell ‘Assietta baant de route zich een weg naar benden richting een hoogdal, dat door zijn meer dan karige vegetatie bijna aan een Noorse toendra doet denken. De pashoogte van de Finestre is eveneens snel bereikt, toch liggen er tot Susa nog maar liefst 1.700 hoogtemeters voor me in het verschiet. Een aantrekkelijke 54 krappe haarspeldbochten hebben zich boven elkaar gestapeld, onderling verbonden door korte rechte stukken. In eerste instantie is de piste nogal hobbelig, maar de weg wordt al snel beter en uiteindelijk is er zelfs ruimte voor glad asfalt, dat ik volg op de weg terug naar Frankrijk, naar de Col de l’Iséran om precies te zijn. Met zijn trotse 2.770 meter is het weliswaar de op een na hoogste Alpenpas, toch vormt het rijtechnisch gezien niet eens een heel erg grote uitdaging. Rijdend over een andere icoon, de Sint Bernardpas, verruil ik Frankrijk voor Zwitserland. Schone straten, veel minder verkeer en campings waar nog ruimte is. Het kanton Wallis is werkelijk wonderschoon, de zonsopgang onder de rook van de Matterhorn domweg onbeschrijfelijk. Toch voel ik me niet helemaal op mijn gemak. Of het komt omdat het de bergdorpjes hier aan charme ontbeert, die je verderop aan de Italiaanse kant wel vindt? Of omdat alles hier schijnbaar perfect is georganiseerd? Ik weet het niet, feit is wel dat ik blij ben wanneer ik bij de Stilfser Joch Italië weer indraai. Waarbij ik me dan wel meteen de schrik om het hart slaat bij de aanblik van een enorme bende op pashoogte. Was het rijden tot nog toe eerder ont- dan inspannend, dat verandert snel, wanneer ik via de westelijke kant de Stelvio op de korrel neem. Met iedere meter wordt het niet alleen groener, ook warmer. Ten tijde dat ik Bormio bereik gutst het zweet uit al mijn poriën. Er is maar één ding die dit kan oplossen, de volgende pas. En dat is er één voor de echte fijnproever: de Gavia. Via ontelbare bochten slingert de smalle weg door het bos de berg omhoog en in tegenstelling tot de Stelvio is er weinig verkeer op deze pas. Eenmaal voorbij de boomgrens ontvouwt zich een breed hoogdal, dat is bekleed met een zacht groen grastapijt. De horizon wordt onderbroken door besneeuwde toppen en net voor pashoogte lonkt het geelgekleurde Rifugio Berni, waar ik mezelf trakteer op een cappuccino, met gebak. Het is de perfecte plek om te genieten van het uitzicht en en motorrijders te bewonderen die de Gavio omhoog flitsen. Het oprijden van de Gaviapas aan de noordkant was leuk, zijn zuidelijke tegenhanger daarentegen is nog veel enerverender. De stuiterweg is nauwelijks breed genoeg voor een vrachtwagen en kruipt strak langs de afgrond omlaag het dal in, waar ik koers zet richting Bolzano. Wat er op de kaart uitziet als een snel en bovenal saai stuk weg, ontpopt zich in de praktijk als een eersteklas piste voor rijkelijk rijplezier. De daaropvolgende Tonale- en Mendelpas staan noch bekend om hun hoogte, noch hoog genoteerd in de Alpen Klassiekerparade, de swingende bochtencombinaties nodigen uit tot een inspannend stukje stuurwerk. Wel vervelend het drukke verkeer dat me tot aan Bolzano begeleidt. De volgende ochtend is de weg gelukkig weer van mezelf. Het is nog vroeg en de karavaan van toeristen laat nog even op zich wachten. Ik rij door een mistige vallei, de weilanden zijn nog nat van de dauw. Af en toe duiken uit de nevel bizarre silhouetten van grillige rotsformaties op, die er uitzien als grote, statige kastelen en paleizen. De Dolomieten dienen zich aan, een gelukkig weerzien met het gebied waar ik mijn hart al jaren aan heb verpand. Nergens anders vind je zo’n overweldigende combinatie van hemeloverschrijdende bergen, die uit de met een bonte bloemenpracht bezaaide weides omhoog komen. Daartussen dan kraakheldere dorpjes die al decennia lang balanceren op de fijne scheidslijn tussen authentiek en kitsch. Een droomlandschap zonder dat je er voor in slaap hoeft te vallen. En of dit al niet voldoende geluksvoer is, hebben de Zuid-Tiroler wegenbouwers ook nog vele van de meest mooiste paswegen in dit landschap gemetseld. Of het nu de Passo di Gardena, Falzarego of Giau betreft, ze hebben gemeen dat ze het verslavende verlangen naar hoogte alleen maar meer aanwakkeren. Geen wonder dat ik mijn reisplan wat aanpas en het oostelijke deel van de Alpen voor een volgende keer bewaar. Ik keer me om en laat me nog een aantal dagen door de Dolomieten verrassen. En wel omdat ze de drie klassieke Alpeningrediënten als geen ander smaak geven: sensationele passen, spannende pisten en spectaculaire landschappen! ________________________________________ INFOKADER DE ALPEN Ligging: Zuid-Europa Afstand vanaf Utrecht: 710 km (hemelsbreed tot aan de Mont Blanc) Landen: de Alpen strekken zich uit over de volgende landen: Frankrijk, Monaco, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Slovenië, Duitsland en Liechtenstein Oppervlakte: circa 200.000 km² (kleine 5 keer Nederland) Inwonertal: +/- 13 miljoen Hoogste punt: Mont Blanc (4.811 meter) Toeristische trekpleisters: de Alpen zijn geliefd bij sportief ingestelde vakantiegangers. Meest geliefde sporten zijn skiën, raften, paragliden, deltavliegen, kajakken en wandelen. Verder: de Aletschgletsjer, verschillende meren als Lago Maggiore, Gardameer, Comomeer, Meer van Genève en talloze prachtige steden, bijvoorbeeld Salzburg en Wenen. Taal: voornamelijk Frans (Frankrijk), Duits (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, uiterste noorden van Italië) en Italiaans (Italië) Schrift: Latijns Munteenheid: Euro, met uitzondering van Zwitserland (Zwitserse Frank) Tijdsverschil: geen Klimaat: het klimaat van de Alpen is sterk afhankelijk van plaatselijke invloeden. Uiteraard van de hoogte, maar ook van de ligging (dal of juist tegen een helling) en de loop van de berghelling (noord naar zuid, of juist oost naar west). Zo kan het voorkomen dat plaatsen die hemelsbreed misschien tien kilometer van elkaar liggen, gelijktijdig een volledig ander weerbeeld kennen. De gemiddelde temperatuur in de Alpen ligt in juni op zo’n 17° en stijgt richting de 21° in augustus. Landschap: tijd voor een inkoppertje, het landschap van de Alpen wordt gedomineerd door bergen. In het westen liggen de toppen boven de vierduizend meter (o.a. de Mont Blanc, Matterhorn en de Grossglockner), terwijl in het oosten de toppen maximaal zo’n drieduizend meter hoog zijn. De Alpen vormen ook de bron van talrijke grote Europese rivieren, waaronder de Rhône en de Rijn. Beste tijd: het massatoerisme viert hoogtij in de maand augustus. Files en volgeboekte campings zijn dan voornamelijk je deel, iets waar je niet op zit te wachten. Beter kun je in juni, juli of september gaan. Hou er wel rekening mee dat sommige (hoge) passen in juni nog afgesloten kunnen zijn voor verkeer. Wetenswaardigheden: Fransen en Italianen zijn bijzonder tolerant waar het op het rijden op de oude militaire wegen aankomt. Echter kent ook hun tolerantie grenzen wanneer de piste door offroadrijders tot alternatief crosscircuit wordt gebombardeerd. Op verschillende Alpenpassen, voornamelijk in Oostenrijk, wordt tol geheven. Onder andere op de Grossglockner Hochalpenstrasse (€ 18,00 dagkaart) en de Nockalmstrasse (€ 7,00 dagkaart). Op de Stelvio/Stilfser Joch zou vanaf dit jaar ook tol worden geheven, maar dat is uitgesteld tot 2013. REISDUUR: 14 DAGEN GEREDEN AFSTAND: 2.500 KILOMETER