Interview Alex Marquez
Voor de Dutch TT stond Alex Marquez weinig opvallend elfde in de MotoGP-tussenstand. Toch is ‘de jongste van de twee broertjes’ een voorbeeld van wat een goede machine met het vertrouwen van een coureur kan doen en hoe een wispelturige en complexe racer ook een tweevoudig wereldkampioen tot vertwijfeling kan brengen. Marquez verruilde een Honda RC213V voor een Ducati GP22 en is volledig opgeleefd. “Alles wordt makkelijker als je in een goede situatie zit.”
Eigenlijk was de overstap van Alex Marquez naar de MotoGP voor 2020 helemaal niet gepland. Marquez was net wereldkampioen geworden in de Moto2-klasse en was met zijn Marc VDS Team overeengekomen om de titel te verdedigen. Maar toen de geknakte Jorge Lorenzo bij de laatste Grand Prix van 2019 aankondigde zijn contract met Repsol Honda niet te zullen uitdienen, kwam Marquez in beeld als het redelijk alternatief na vijf seizoenen in de Moto2-klasse. Toen broer Marc zich tijdens de eerste Grand Prix in Jerez in 2020 ernstig blesseerde, had de drie jongere Alex plotseling niemand meer om zich achter te verschuilen. Wel was hij met tweede plaatsen in Le Mans en Aragon de enige Honda-rijder die dat jaar podiums verdiende.
En toch wist Marquez al vóór de start van zijn debuutseizoen in de MotoGP dat er in 2021 geen plek meer voor hem zou zijn in het fabrieksteam, omdat HRC een kleine week voor de openingswedstrijd Pol Espargaro aankondigde als de aanstaande teamgenoot voor Marc Marquez. Met tegenzin – en bij gebrek aan alternatieven – werd Alex bij het Lucio Cecchinello’s LCR team ondergebracht, waar hij in twee seizoenen veertig keer crashte en in 38 GP’s slechts tien maal in de top 10 finishte en met een vierde plaats in de Grand Prix van de Algarve in 2021 maar één maal een top 5-klassering liet noteren. Al vroeg in 2021 was de frustratie merkbaar bij Marquez, die geen steun van het zoekende Honda voelde. Een aanbieding van Gresini Racing om Enea Bastianini te komen vervangen in 2023 greep hij met beide handen aan. Misschien wel als een laatste kans.
Tijdens de wintertesten bleek de nu 27-jarige Marquez direct goed thuis te voelen op de één jaar oude Desmosedici. Marquez’ praatjes met de pers veranderden van plichtmatig in informatief en de tweevoudige wereldkampioen die op weg leek om als muurbloempje te verdorren bleek plotseling allesbehalve bang om zich uit te spreken over belangrijke kwesties. De vriendelijke Marquez had een mening over de gezamenlijke macht van de rijders – ‘we hebben een vakbond nodig’ – hij was kritisch over het dolende ‘Panel of Stewards’ en pleitte met onderbouwing voor een aanpassing van het dit jaar geïntroduceerde weekendschema waarin de coureurs vanaf de eerste training op hun tenen lopen. In de eerste zeven Grand Prix-weekends scoorde Marquez zijn eerste MotoGP-pole en vervolgens een derde plaats in Argentinië, startte hij twee maal vanaf de eerste rij en sloot hij vier trainingssessies af als snelste. En hoewel daar twaalf crashes – die niet allen op zijn conto kwamen – en vijf DNF’s in veertien starts tegenover staan, straalt Marquez een niet eerder vertoond zelfvertrouwen uit.
In Duitsland was finishen overduidelijk prioriteit voor je. Hoe vind je zelf dat je er voor staat?
“Het komt. Het gaat niet slecht. Met het remmen zijn we ster, maar we moeten constanter worden en moeten meer op de grens kunnen rijden. Zoals Pecco het deed. Maar op het gas zijn we sterk. In het begin van het jaar hadden we het moeilijk als we de achterband flink moesten belasten. Nu behoren we op dat vlak bij de besten. Vooral als het koud is, ben ik snel. Maar als het warm is, heb ik het moeilijker met de voorband. Net zo moeilijk als de andere Ducati-rijders, maar ik heb nog wat minder controle dan zij. Daar moet ik me verbeteren. Het eerste jaar is het moeilijk om in wisselende omstandigheden alles te kunnen controleren. Maar het komt.”
Kun je nu dingen die je voorheen op de Honda niet kon?
“Ja. Of dingen die ik deed in de Moto2, bijvoorbeeld. Het voelt natuurlijker, ik kan meer rijden zoals ik wil. Maar in de drie jaar op Honda ben ik aan die machine gewend geraakt en ik heb veel dingen geleerd die niet werken op de Ducati. Zoals bijvoorbeeld diep doorremmen in de bochten. Maar als je drie jaar iets hebt gedaan, verander je dat niet van de een op de andere dag. Maar elke dag leer ik en verbeter ik me op de Ducati.”
Voelt de Ducati min of meer zoals je vorig jaar zag en had verwacht?
“Min of meer, ja. Maar altijd als je overstapt, is er een soort angst: ben ik wel snel genoeg, ben ik wel goed genoeg voor deze machine? Maar die twijfels verdwenen volledig toen ik de motor voor het eerst reed tijdens de test in Valencia na de GP. Vanaf de eerste ronde voelde ik me echt goed en op m’n gemak. En ik was snel, dus ik heb er vertrouwen in dat we nog mooie dingen kunnen doen.”
Een tijdje geleden zei je dat je op de Honda nooit wist of je ging ‘vliegen’ als je een bocht instuurde. Dat lijkt me de perfecte manier om je vertrouwen te verliezen.
“De ideale manier. Zo werkt dat. In Austin sprak ik met (Joan) Mir en we hadden het over van alles en over motoren. Hij had ook dat gevoel. Hij zei ‘met de Honda weet je nooit wat er gaat gebeuren’. Ik zei ‘zo is het helemaal’! Maar als je in de problemen zit, leer je meer. In drie moeilijke jaren, vooral de laatste twee, heb ik veel geleerd en ben ik gegroeid als coureur.”
Je bent wereldkampioen geweest in de Moto3 en de Moto2, je hebt op het podium gestaan in de MotoGP met Honda en nu ook met Ducati. Ik kan me voorstellen dat je ook als mens leert. “Natuurlijk. Op sommige momenten was het heel zwaar. Vooral toen ik uit de Moto2 overstapte, nadat ik net de titel had gewonnen. Het eerste jaar was niet slecht (Marquez werd twee keer tweede op de Repsol Honda, red.) maar ik miste binnen Repsol Honda de continuïteit. Aan het eind van 2020 voelde ik me echt goed, maar toen ik moest overstappen (naar LCR Honda, red.) was het alsof ik weer vanaf nul moest beginnen. Vanaf dat moment voelde ik me vergeten door Honda. Ik stond er als het ware afzijdig van, het was niet meer hetzelfde. Dat was moeilijk om te accepteren, ook nog in de eerste races. De machine gaf ook wat problemen, omdat we van 2020 naar 2021 niet echt stappen hadden gemaakt. Als je in een satellietteam rijdt, krijg je nieuwe onderdelen later, je loopt altijd een stap achter en het is als een vicieuze cirkel.”
Je hebt een broer die toevallig ook doet wat jij doet. Praten jullie daar samen over? En die achternaam… die moet het voor jou nog moeilijker maken.
“Het is voor niemand makkelijk om in zo’n positie te verkeren. Maar zijn situatie is volledig anders dan die van mij. Hij rijdt voor het fabrieksteam, hij is Honda’s referentie. Ik denk echt dat Honda een goede machine kan bouwen. Ik weet niet wie dat gaat doen en wanneer, maar ik bedoel: we praten wel over Honda! Over de grootste motorfabrikant ter wereld. Het is raar dat ze in deze positie verkeren, maar het is niet meer mijn probleem. Marc is natuurlijk mijn broer, maar het is zijn probleem.”
Je bent één van de acht Ducati-rijders. Heb je het gevoel dat je genoeg invloed op de ontwikkeling van de machine? Meer dan bij Honda?
“Ik heb geen rechtstreeks Ducati-contract, dus de situatie is wat anders dan destijds bij Honda. Maar binnen Ducati wordt naar iedereen geluisterd, niet alleen naar de jongens van het fabrieksteam. Ze staan open voor ieders mening en als rijder is dat erg fijn. Ze luisteren, ze helpen je om een oplossing te vinden voor je problemen, je wordt serieus genomen en gewaardeerd. Dat doet me erg goed. Ik weet nog dat Gigi (Dall’Igna, Ducati Corse-baas, red.) me al tijdens de test in Valencia aan zijn hele team voorstelde. Dat was erg fijn. Het is belangrijk om een directe relatie te hebben.”
Maken die waardering en de prestaties het leven naast de baan ook makkelijker?
“Zeker. Tijdens het trainen, op de motor of op de fiets, in de gym… Als je wakker wordt, heb je meer energie. Tenminste, zo voelt het. Alles gaat makkelijker. Ik heb nooit opgegeven in de situatie waarin ik zat, maar het klopt absoluut dat alles makkelijker gaat en beter wordt – ook op de baan – als je in een goede situatie zit.”
Was er ooit een moment dat je dacht ‘dit is misschien wel te veel voor me’?
“Ja. Op een bepaald moment waren er vorig jaar geen opties voor me om door te gaan. We hadden het er over wat we moesten doen, maar ik zei ‘als ik geen plek krijg in de MotoGP, stop ik’. Zeker voor één jaar. Daarna zou ik dan wel zien wat ik zou kunnen gaan doen. Iets als testrijder, misschien. Er werd me ook gevraagd of ik verder zou gaan met Honda. Ik zei ‘nee, als ik bij Honda zou moeten blijven, stop ik ook’. Ik had niet de motivatie en ik voelde niet de waardering die ik zocht. Ik wilde onderdeel zijn van een project waarin er naar me geluisterd zou worden en waarin ik gerespecteerd zou worden. Het was geen makkelijke tijd, maar toen ik later deze kans kreeg (bij Gresini Racing, red.) weet ik nog dat Marc tegen me zei ‘nu gaan ze je (bij Honda) zeker niet meer helpen omdat je naar een andere fabrikant gaat, maar geef niet op, want dit gaat je voor volgend seizoen helpen als je op een betere machine zit’.” voor het podium, dus we moeten allemaal wat kalm aan doen. Ik ook’. Want als je denkt dat niet-finishen op het podium niet goed genoeg is, ga je crashen en raak je jezelf kwijt. Daarom hebben we een stapje terug gedaan. We beginnen het weekend altijd met lage verwachtingen en dan zien we wel of we er op zaterdag bij kunnen staan.”
Die lage verwachtingen, hadden die wat te maken met de resultaten van de laatste paar jaar?
“Nee. Zo bevalt het me gewoon beter. Want als je hoge verwachtingen hebt en het lukt je niet om er aan te voldoen, dan raak je gefrustreerd. Dus ik denk dat het beter is om op een circuit te komen en te denken ‘oké, het gaat hier moeilijk worden en ik moet vanaf het begin pushen’. Op die manier behoud je je motivatie. Het is een beetje als wanneer je in je thuisrace heel erg gemotiveerd bent en voor het podium wilt gaan. Maar dan ben je achtste en zit je aan je limiet… Op die manier maak je jezelf kapot. Daarom denk ik dat het beter is om geen verwachtingen te hebben en aan je vertrouwen te werken vanaf de eerste training tot aan de race.”
Na een weekend als Mugello met twee valpartijen, waarna je zei dat je té zelfverzekerd was en misschien voor een veilige top 5 had moeten gaan, begin je dan het volgende weekend ook zo? “Nee! Ik moet tot de grens gaan om de machine te leren kennen. Full attack. Dat was de juiste aanpak in Mugello.” ? Je luistert te veel naar je broer… “Nee, nee. M’n broer geeft me niet meer zo vaak adviezen!”