Interview Henk Knuiman
Op 1 januari start de Dakar-rally in Zuid-Amerika. En de 43-jarige Henk Knuiman is de meest ervaren Nederlandse deelnemer in die monsterrally. Zijn doel in zijn achtste Dakar is duidelijk: “Ik wil mijn achtste plaats van 2000 verbeteren of in elk geval evenaren.” Over het strijdplan bestaat evenmin twijfel: “Er is maar één manier en dat is mijn manier.” Thuis kennen ze de procedure. “Als ik gefinisht ben, bel ik zo snel mogelijk naar huis, zeg dat alles goed is en hang op. Met een half minuutje zijn we klaar.” Hij hoeft het niet te weten als de jongste een 8 voor rekenen heeft gehaald en de oudste gevallen is met zijn fiets. Met zakelijke problemen moeten ze Henk Knuiman tussen 1 en 16 januari ook niet lastig vallen. “Dan telt alleen maar de Dakar”, zegt hij met een strak gezicht. “Zo gaat het al jaren.” Het hoort bij de ‘kokervisie’ van Knuiman. Hij voelt niet de behoefte om het te ontkennen: hij is niet de makkelijkste. Eigen controle, grip op de materie, doelgericht, zo wil Knuiman werken. In 1982 reed zijn vader Henk op een lompe Yamaha XT500 als eerste Nederlander op een vijftiende plaats de Dakar uit. Zijn vader was een held voor hem, zegt de nu 43-jarige Knuiman. “Voor een jongen van 13 is zijn vader altijd de beste, natuurlijk. Maar wat hij toen deed, was echt een topprestatie. De Dakar was heel anders dan tegenwoordig. Je wist níks. ’s Avonds hoorden we op de radio wel wat laatste nieuwtjes en dat was de enige communicatie. Ik vond het toen al heel erg indrukwekkend. Mijn vader gaf nooit op en in een wedstrijd waarin de sterksten overblijven, is dat belangrijk. Ik was er al vroeg mee besmet.” Al vanaf zijn derde rijdt Knuiman motor. Toch laat vader Henk hem pas aan wedstrijden deelnemen als hij 16 is. Die late entree in de competitie is volgens Knuiman de reden dat hij zich nu nog steeds zo gedreven met de sport bezighoudt. Na twee jaren in de cross voelt de jonge Wijchenaar zich meer aangetrokken tot de enduro. Maar ook de interesse voor de mysterieuze Dakar neemt bij Knuiman alleen nog maar toe. In 1998 besluit hij zich in te schrijven voor de komende editie. Zijn vader is niet onverdeeld enthousiast, herinnert Knuiman zich glimlachend. “Toen ik mijn eerste termijn betaald had, heb ik het maar verteld. Daarna kwam toch al wel snel de steun van allerlei kanten.” Waarschuwingen waren er ook. “Dat de man met de hamer op je schouder komt tikken en dan zegt ‘je wilt dit toch zelf’. Maar Gerard Jimmink, die toen van de nieuwere generatie een paar hele goeie Dakars had gereden, vertelde me ‘als jij het moeilijk hebt, dan geldt dat ook voor anderen’.” Vergeleken met die eerste rally’s in Afrika is de Dakar nu compleet veranderd. Knuiman: “In Afrika was je soms echt alleen, in Zuid-Amerika staat 100.000 man langs de route. En mensen rijden met hun jeep of motor achter de rally aan. Je weet nu dus dat je altijd wel ergens mensen ziet. Geestelijk is de rally nu dus makkelijker, rijtechnisch zeker niet. Als je op 4.700 meter de Andes over moet steken, dat is een crime. Je wordt helemaal gek: 200 kilometer rechtuit, je kunt je ogen niet open houden, je wordt misselijk, het is steenkoud…. Dat is echt gevaarlijk. Een aanslag op je gestel.” Die eerste Dakar vergt echter ook veel van de dan 30-jarige Knuiman, die in 1999 in het Spaanse Granada op een KTM 690 Rally Replica aan de nieuwe uitdaging begint. “Alles is nieuw, het is fysiek en geestelijk heel zwaar. Ik weet nog dat ik een gat in mijn carter kreeg. Heel beangstigend, die uren helemaal alleen.” Knuiman haalt echter toch als zeventiende het Lac Rose in de Senegalese hoofdstad. “Ik merkte na de rally dat mensen toch anders tegen je aan kijken. Als ik hier een klant krijg, moet ik eerst een uur vertellen over de Dakar en dan wordt er over zaken gepraat. Het avontuur trekt. Maar ik vind het winnen van de Zesdaagse (zoals Knuiman in 1993 als lid van het Nederlands team in Assen deed, red.) een grotere prestatie dan het uitrijden van de Dakar!” Als de rally een jaar later in Cairo finisht, meldt Knuiman zich – andermaal op een KTM – met een uitstekende achtste plaats bij ’s werelds beste rallyrijders. Dan verdwijnt echter plotseling zijn naam van de Dakar-deelnemerslijsten. Knuiman werkt aan zijn beroepsmatige toekomst als hij het bedrijf Henstek, een las- en constructiebedrijf, van zijn vader overneemt. De Dakar ontsnapt echter niet volledig uit zijn gedachten. “Elk jaar als ik de beelden zag, dacht ik weer ‘daar had ik ook bij kunnen zijn’.” En als hij voor de 2006 Dakar gevraagd wordt of hij trek heeft in deelname met een zesmans-team van Yamaha Nederland met onder meer Frans Verhoeven en Marcel van Drunen, denkt Knuiman niet lang na. Toch weet hij dat hij niet optimaal gedijt in een groter gezelschap. “Dan is het geven en nemen, terwijl je toch vooral individueel bezig bent. Die opzet kon me niet brengen wat ik wilde. We hadden veel pech, onder meer met bakken die kapot liepen. Op de rustdag zou alles gerepareerd worden, maar ’s morgens was er plotseling geen materiaal meer. Toen heb ik gezegd ‘zoek het maar uit’ en heb ik het zelf geregeld. Ik heb zelf de motor uit elkaar gehaald en de bak gerepareerd. Als ik dat niet gedaan had, was mijn Dakar afgelopen geweest.” Na zijn twaalfde plaats in 2006 wordt Knuiman bevestigd in zijn overtuiging dat hij zelf zo veel mogelijk de regie in handen moet houden. Hij komt in contact met een Belgisch team dat een Honda 450 voor hem prepareert, terwijl Knuiman met een eigen vrachtwagen in de rally aanwezig is. Hij finisht als tweede 450-rijder op een elfde plaats. “De Honda was goed, maar dat was het hoogst haalbare. Met een 450 opboksen tegen de 690’s was soms heel frustrerend. Vooral als ze je voorbij stuiven. Maar je moet je geduld bewaren. Nee, dat is niet misschien niet mijn sterkste punt, maar je móet dat wel opbrengen. In mijn tweede Dakar liep de motor eens niet goed en ze kwamen me links en rechts voorbij. Dat móet je ze laten gaan. Ik heb geleerd: in de Dakar is er altijd nog een volgende dag.” Een jaar later begint Knuiman aan een nieuw project. Met een Aprilia RXV450 hoopt hij een goed antwoord te hebben op de dikke KTM’s. Als iedereen in Lissabon klaar staat om te beginnen aan de dertigste Dakar, komt het bericht dat de rally is afgelast vanwege mogelijke terroristische aanslagen. “Je gelóóft dat gewoon niet. Het hele jaar ben je er mee bezig en dan dit… In de zakenwereld heb je ook wel eens te maken met teleurstellingen, maar dit is zó anders. Je moet het wel accepteren, je er bij neerleggen. We moesten ook meteen bedenken hoe we dit met de sponsors zouden afhandelen. Daar ben ik heel lang mee bezig geweest. Van de organisatie hebben we geld terug gekregen. Dat moest ook wel, anders was het afgelopen met de rally.” Meteen begint ook het vooruitkijken – ook naar de samenwerking met Aprilia. “Tijdens de Libië Rally bleek de motor verre van ‘Dakar-proof’. Iedereen keek er mooi tegenaan vanwege de hulp van de fabriek, maar ik moest wel alles controleren en er ging steeds wat kapot. Ik begon aan mezelf te twijfelen. Of het misschien ook aan mij lag? Uiteindelijk trokken zij de stekker er uit.” Veel spijt had Knuiman daar niet van. Met een terugkeer naar KTM manifesteert hij zich dan tijdens de eerste Zuid-Amerikaanse Dakar in 2009 meteen weer als uitstekende rallyrijder – met een eigen auto en team én een 690. Achter Frans Verhoeven wordt hij negende in het eindklassement. De internationale waardering komt als Knuiman voor de 2010 Dakar wordt opgenomen in het KTM-fabrieksteam waartoe ook Marc Coma en Jordi Viladoms behoren. Het wordt echter een grote deceptie. “Ik dacht dát is het, maar er ging zóveel fout. Ik ben goed bevriend met Coma en ook met Viladoms kan ik goed overweg. De monteurs waren perfect, maar het Spaanse teammanagement was zó slecht. In de voorgaande jaren had dat ook al de helft van het budget in eigen zak gestoken, maar toen Repsol afhaakte, was er minder geld beschikbaar. Ik bracht een vrachtwagen in, maar de motor zag ik pas in Argentinië. De tranen sprongen me in de ogen, want hij had alleen andere vering en was totaal de niet de machine die me beloofd was. Maar wat doe je dan? Je kunt moeilijk op het vliegtuig stappen en naar huis gaan. Ik zou back up-rijder zijn en toen Viladoms uitviel, werd me gevraagd of ik Marc wilde helpen. Dan rijdt hij een band kapot en ik moet mijn achterwiel afgeven. Daar stond ik dan, midden in de woestijn. Met trekbandjes heb ik Marcs kapotte band vastgezet op de velg en ben ik verder gereden. Maar dat hield niet. Toen dus maar 200 kilometer op de velg doorgehobbeld, tot die ook kapot was. Van iemand die met een KTM langs de route stond heb ik uiteindelijk zijn wiel met een wegband gekocht…” Met een zeventiende plaats in Buenos Aires was Knuiman ‘eigenlijk nog best tevreden’. “Ik had nog nooit zoveel meegemaakt in de Dakar. Toen heb ik gezegd: er is maar één manier en dat is mijn manier. We hebben voor 2011 een nieuwe KTM 450 rally gekocht en op het laatste moment kwam HSF als hoofdsponsor. De ondersteuning in de rally was heel basic, maar ik wilde wel mijn eigen monteur Wim de Cramer mee. Ik had dat jaar vooraf veel gereden, ik was Europees endurokampioen geworden in de 40+-klasse, maar vooral de eerste week merkte ik dat ik het echte rallygevoel en de snelheid miste. Dit jaar hoop ik dat dat beter is.” Met een twaalfde plaats was Knuiman voor de vierde keer in zeven Dakars beste Nederlander. In de voorbereiding naar de aanstaande Dakar nam Knuiman onder meer deel aan de Rally van Marokko. Dat hij naar huis kon met een vijfde plaats, was een meevaller aangezien hij in september een sleutelbeen had gebroken. “Toen was ik geestelijk aangeslagen, maar dokter Van Norel zei toen al ‘we gaan jou weer maken’. In Turkije heb ik toen eerst de Transanatolia gereden. Racen mocht ik niet van de dokter. Dat was wel belangrijk voor het zelfvertrouwen. Ook dat ik daar goed genavigeerd heb. Elke keer goed rijden betekent tijd winnen. Je leert elke keer weer. In vroegere jaren begon ik na de vakantie met de conditietraining, nu al in juni. Fysiek is het misschien nu moeilijker voor me dan toen ik 30 was, maar ik heb veel meer ervaring. ” Eindelijk zit in de 2012 Dakar het hele veld op maximaal 450 cc-motoren. Of het daardoor veiliger wordt, betwijfelt Knuiman. “Het zou zachter gaan met die 450’s. Nou, niet dus. De 450’s zijn lichter en beter handelbaar, dus je rijdt nu veel harder in de technische stukken.” In de werkplaats binnen de fabriekshal wordt in Wijchen de splinternieuwe KTM 450 klaar gemaakt voor de komende rally. “Die motoren krijgen zó op hun donder. De preparatie is dan ook ontzettend belangrijk.” Hij wil zichzelf ook nog verbeteren, zegt Knuiman. “Zo’n tien procent van de deelnemers zijn prof, ongeveer vijftien procent bestaat dan uit gewoon heel goede rijders, zoals ik. Ik wil nog een keer die achtste plaats van 2000 evenaren of verbeteren.” En als dat niet lukt, een finish als beste Nederlander? “Als je achtste wordt, ben je automatisch beste Nederlander”, zegt hij met een grijns maar serieus. De concurrentiestrijd met zijn trainingsmaatje Frans Verhoeven, nu fabrieksrijder bij Sherco, vreest hij niet. “Frans is de snelste, maar niet de beste. Hem overkomt altijd wel iets. Hij neemt meer risico’s.” En risico’s wil je zoveel mogelijk beperken, zegt Knuiman. Opvallend is dat hij dan dat zijn grootste angst is te worden overvallen door mechanische pech die hem tot opgeven dwingt. “Fysieke pech? Daar denk je niet over na. Als je zo begint….” Bij fatale ongevallen staat hij niet lang stil, zegt hij. “Ik denk zeker dat dat een soort zelfbescherming is. Je leeft tijdens de Dakar heel erg in je eigen wereldje. Je zit ’s avonds niet lekker samen met een borreltje bij het kampvuur. Je kent elkaar, je gaat kameraadschappelijk met elkaar om. Maar in de rally is het ieder voor zich!”