Reportage 100 Cols
Eind april werd in de Pyreneeën de ‘100 Colls’ verreden: een toerwedstrijd waarin je in 48 uur – minus twee verplichte nachtelijke stops – zoveel mogelijk Catalaanse bergpassen moest rijden. De route om die bergpassen aan elkaar te breien mocht jezelf bepalen, net als je startpunt op vrijdagmiddag om 13.00 uur; alleen de finishplaats op zondagmiddag 13.00 uur stond vast. Eric Bulsink reed mee in deze 100 Colls, een toer letterlijk en figuurlijk vol hoogtepunten!
Het is vrijdagmiddag 28 april 13.00 uur, als ik samen met de Fransman Guy (een gepensioneerde motoragent en vaste motorrijder in de Tour de France) en twee Zwitsers (Hans, werkzaam bij Yamaha Zwitserland, en Hanspeter, een collega-motorjournalist) klaar sta in het Franse Vingraud. Samen vormen wij ‘Media Team Europe’ in de 100 Colls van 2023. Ik kende m’n rijmaatjes voor die komende 48 uur nog niet, maar vooraf hebben we via mail en app al contact gehad en overleg gepleegd over de route, waarna Guy uiteindelijk een fraaie driedaagse tocht door de Pyreneeën heeft samengesteld. Geen rit voor watjes trouwens, want de handen moeten uit de spreekwoordelijke mouwen en goed zitvlees is een vereiste. Bovendien roept collega Ad bij vertrek: ‘Maak je borst maar nat, want Guy is van het gas!’ De aimabele Fransman is tegenwoordig namelijk ook vaak voorrijder bij pers-presentaties van Kawasaki en Suzuki en kent dan maar één stand van z’n gashendel: helemaal open!
Die vrijdagmiddag starten we dus om klokslag 13.00 uur voor onze middagrit van 347 kilometer over kleine secundaire wegen in de Pyreneeën, waarbij we over maar liefst 17 coll’s sturen. Zaterdag is onze ‘Koninginnerit’ met een lengte van 591 kilometer en 24 coll’s, en op zondagmorgen staan dan nog een afsluitende 196 kilometer en een achttal colls op de planning, met dien verstande dat we die laatste dag om uiterlijk om 13.00 uur binnen moeten zijn op de finishplaats in Sant Benet de Bages, zo’n 60 km ten noordwesten van Barcelona. Wie daar te laat aankomt, wordt rucksichtslos uit het klassement gegooid. Want de 100 Colls is in wezen gewoon een stevige toertocht, maar het is ook meteen een wedstrijd met als doel om binnen 48 uur zoveel mogelijk colls (bergpassen) te rijden. En omdat je de route zelf mag bepalen, is het ook een tactische puzzel, want hoe knoop je al die colls zo slim mogelijk aan elkaar, en waar ga je bijvoorbeeld tanken, eten en slapen?
In totaal gaan er die vrijdagmiddag 270 rijders van start voor de 100 Colls (spreek uit ‘Cien Colls’). Ze zijn afkomstig uit acht landen; naast mijzelf zijn er nog drie Nederlanders die deze uitdaging aangaan, ééntje zelfs met duopassagier. Je kunt de trip meedoen als individuele deelnemer, maar ook inschrijven als team van drie of vier rijders, iets wat veel Spanjaarden blijken te doen. Vooraf hebben we allemaal de nodige informatie en een wegenkaart thuisgestuurd gekregen. Op die kaart staan de 100 geselecteerde colls, waarmee kan iedereen thuis dus een leuke route in elkaar kan puzzelen. Maar omdat niet elke coll even lang en even zwaar is, heeft de organisatie die 100 Colls ingedeeld in categorieën, net zoals in de Tour de France gebeurd, of zoals we kennen van ski-hellingen. Er zijn dus lichtblauwe colls die makkelijk te doen zijn, maar wel minder punten opleveren. Er zijn ook rode – gemiddelde – colls en voor de echte diehards zijn er nog zwarte colls. Die laatste leveren de meeste punten op, maar ze zijn over het algemeen smal en hebben vaak matig asfalt, zodat ze ook meteen behoorlijk tijdrovend zijn.
Het leuke van de 100 Colls is dat iedereen dus helemaal vrij in het bepalen van je eigen route: je kunt dus kiezen voor veel makkelijke colls die minder punten opleveren, of juist gaan voor de pittige die meer tijd kosten, maar ook meer punten opleveren voor het eindklassement. De 100 Colls is daarmee dus niet alleen 48 uur motorrijden, maar ook een tactisch spel. En de echte slimmeriken komen helemaal goed beslagen ten ijs: die blijken zelfs meerdere routes te hebben samengesteld om bijvoorbeeld slecht weer in het hooggebergte te kunnen omzeilen.
Verder hebben we thuis allemaal een tracker ontvangen, waarmee de organisatie ons minutieus kan volgen. Die hebben dus 48 uur lang precies in beeld wie waar rijdt. En over hoeveel colls je bent gereden, want daar is het allemaal om begonnen. Het heeft trouwens geen zin om de hele dag op één coll heen en weer te jakkeren, want elke coll telt maximaal één keer mee voor het klassement: het idee is dus om zoveel mogelijk verschillende colls onder de wielen door te laten glijden.
Voor de veiligheid van alle deelnemers bepalen ze met die tracker trouwens ook de verplichte rusttijd: tussen 21.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s morgens wordt de tracker uitgezet. Dan registreert hij niets meer, zodat doorrijden geen zin heeft. Op die manier kan iedereen een normale nachtrust pakken, anders zijn er altijd mensen zijn die dag-en-nacht door proberen te kachelen. Stukje zelfbescherming van de deelnemers zeg maar.
De 100 Colls werd vorig jaar voor het eerst georganiseerd in Catalunya, de grensregio tussen Spanje en Frankrijk. Toen was het nog een soort try-out, maar in 2023 zijn de zaken al serieus groots aangepakt. De rit wordt in het laatste weekend van april verreden: de skiërs zijn dan weer vertrokken van de berghellingen, terwijl het wandel- en fietstoerisme in de bergen nog niet op gang gekomen is. Met andere woorden: juist eind april/begin mei heb je als motorrijder de bergwegen lekker voor jezelf en kun je soms wel een uur rijden zonder ook maar iemand tegen te komen. En de motorrijders die wij tegenkomen blijken ook vaak net als ons 100 Colls-stickers op hun motor te hebben: die doen dus ook mee in deze toerwedstrijd. Maar omdat het gebied zo enorm uitgestrekt is (Nederland is er niets bij) heb je geen enkel idee dat er op datzelfde moment zoveel andere rijders onderweg zijn met hetzelfde doel. Die andere deelnemers zie je eigenlijk pas voor het eerst bij finish op zondagmiddag, waar opeens een heel leuk motortreffen ontstaat met allemaal gelijkgestemde zielen. De Catalaanse organisatie pakt ook enorm uit met die finish, met onder meer een heerlijke lunch voor alle deelnemers terwijl onderwijl de prijswinnaars naar voren worden geroepen.
Omdat ik en m’n teamgenoten allemaal vanuit het verre noorden en oosten komen, hebben wij dus gekozen voor het Franse Vingrau, ten noordwesten van Perpignan, als startplaats. Simpelweg omdat hier de meest noordelijk gelegen colls zijn te vinden, zodat we op vrijdagmiddag meteen punten kunnen scoren op weg naar het zuiden. We beginnen aan de voet van de Pas de l’Escale, meteen een rode coll met bonuspunten vanwege zijn meest noordelijke ligging. Kijk, die zijn dus al mooi in de pocket. Helaas hebben onze twee Zwitserse teammaten toch een andere kijk op het begrip ‘wedstrijd’, want na nog geen half uur begint er één zenuwachtig te gebaren dat zijn tank bijna leeg is. Vergeten met een volle tank te beginnen aan deze toerstrijd; dat kost ons dus meteen een half uur aangezien we voor een pomp meteen al twintig kilometer moeten omrijden, grrrr. Gelukkig zijn die Zwitsers wel gewend aan bergwegen en zetten we de sokken er vervolgens lekker in, zodat we rond St. Pau de Fenolett meteen daarna snel drie colletjes scoren en dan via de zwarte Roc Cornut afdalen naar Puicerda. In de namiddag rijden we via de Pas de la Casa het ministaatje Andorra binnen. Het schemert al als we daar nog even ijverig punten sprokkelen op de La Comella, de Coll de la Gallina en de La Rabassa. Die laatste twee zijn van de zwarte categorie, dus dat tikt aan.
Uiteindelijk is het een uur of acht als we ons hotel op de grens van Andorra met Spanje bereiken. Strikt genomen hebben we op dat moment nog bijna een uur rijtijd over, dus die verloren tijd vanwege die tankstop aan het begin maakte niet veel uit. Maar na de dodelijke blikken van Guy en mij waren die Zwitsers blijkbaar zo geschrokken, dat ze de hele middag zelfs geen rookpauze meer durfden te maken. Slechts één keer zijn we die middag even gestopt om bij een winkel wat flesjes water en mueslirepen in te slaan. Verder hebben we de tank in Andorra nog snel weer even volgegooid, zodat we op de tweede dag vol vertrekken en meteen meters kunnen maken. Als we vrijdagavond in het hotel de MiRally-app op onze telefoons checken blijken we met onze 17 colls – waarvan drie zwarte en één met bonuspunten – keurig aan de goede kant van de middenmoot te staan in het klassement. Het geeft ook meteen aan dat er dus ook anderen zijn die stevig doorrijden, want aan onze rechterhand heeft het echt niet gelegen die middag…
Het is nog fris als we de volgende ochtend iets na zevenen opstappen voor onze tweede etappe: 591 kilometer lang over veelal kleine bergweggetjes. Dat wordt inderdaad een zitje… Via La Seu d’Urgell rijden we westwaarts om punten te scoren op zwarte colls met namen als Port del Canto en Coll de las Creu de Perves. Wat een geweldig motorrijden is het hier. Soms is het wegdek geweldig en lijkt de coll wel een aangeharkte Zwitserse Alpenpas, even later rij je weer op een veredeld geitenpad zoals bijvoorbeeld op de zwarte Coll d’Ares het geval is. Gelukkig is er de hele dag maar weinig ander verkeer: we hebben die middag alleen even vertraging als er op de Coll de Tueres een wielerwedstrijd blijkt te zijn en we een half uurtje in de berm staan te kijken naar de bergop zwoegende wielrenners.
Net als we weer richting routeknooppunt Tremp rijden en denken dat het echt niet mooier kan, worden we naar de kant gedirigeerd door een agent die ons op haren en snaren een bocht om ziet komen. Ai, als dat maar goed gaat; als we de laatste kilometers zijn gelaserd, maken we weinig kans. Als de oudere agent ons in het Spaans aanspreekt, kunnen we hem naar eer en geweten duidelijk maken dat we hem niet verstaan. Dat lijkt ook even een prima optie. Een blik op onze gemêleerde kentekenplaten doet de agent blijkbaar de moed in de schoenen zakken, waarna hij ons met een royale armzwaai vrij baan geeft. De jongere agent komt nog even naar mij toe lopen en weet in gebrekkig Engels duidelijk te maken dat hij zelf ook een Honda Africa Twin heeft, en dat hij bovendien fan is van Marc Marquez. Tja, soms blijken ook Spaanse agenten gewone mensen. Het schept in elk geval een band en we komen er dus zonder kleerscheuren vanaf, maar de eerstkomende kilometers gaan we toch iets gematigder met het gashendel om…
Ondanks ons stevige tempo, blijken we – achteraf bezien – die dag onze goede klassering te verspelen door teveel stops. Twee keer tanken, een keertje ‘vlug’ wat eten en een keertje ‘vlug’ wat drinken op een terrasje kost ons wedstrijd-technisch erg veel tijd. Bovendien: als je met vier man op pad bent en de helm wordt eenmaal afgezet, dan duurt het meestal minimaal een half uur voordat je weer rijdt…
Maar er is natuurlijk ook nog zoiets als genieten, en dat doen we die dag met volle teugen. Als we die avond tegen half acht onze etappe-finish bereiken bij de ruïne van het Castell de Cardona, waarna we iets verderop net voor het begint te regenen in Solsona ons hotel binnenstappen, bedenk ik me dat ik de afgelopen jaren niet zo’n intensieve motordag heb meegemaakt. Bijna 600 kilometer sturen in één ruk waarbij de zijkant van de Africa Twin-banden harder zijn gesleten dan het middendeel: het is inderdaad mooi geweest voor die dag.
Die nacht regent het, maar de volgende ochtend is het gelukkig stralend weer. We hebben nog één etappe in deze 100 Colls te gaan: ruim 175 kilometer met acht colls. Maar tegelijkertijd begint de journalistieke plicht te roepen, en omdat ik absoluut op tijd bij de finish wil zijn om de andere drie Nederlandse deelnemers te onthalen, besluiten we halverwege om de zondag-route laten voor wat hij is en rechtstreeks naar de finishplaats in Sant Fruitos de Bages bij Manresa te rijden. Daar komen we net op tijd aan om alle andere deelnemers binnen te zien druppelen. Daarmee ontstaat meteen het besef dat we de afgelopen dagen echt deel hebben uitgemaakt van iets veel groters. Het lijkt hier ineens één groot internationaal motortreffen met 270 gelijkgestemde zielen. En eigenlijk doet het klassement er op dat moment helemaal niet meer toe: iedereen die onder de grote gele 100 Colls-boog doorrijdt voelt zich een winnaar!
De echte winnaar blijkt tegen alle verwachtingen in trouwens geen locale held, maar de Italiaan Davide Sirocchi uit Ancona. Die reed op zijn BMW S1000XR precies 1.707 km en maar liefst 72 colls. Hij speelde het spelletje voor het eindklassement net iets slimmer dan de Catalaan Jaume Ortis Alsina die maar liefst 2.114 km reed op zijn GS Adventure en 75 colls aantikte, maar in totaal toch wat minder punten scoorde. Het geheim van deze beide toppers zat hem niet zozeer in hun hoge snelheid (eigenlijk kwamen ze beiden nooit boven de 120 km/uur), maar wel in het doorrijden: Sirocchi stopte op de vrijdag bijvoorbeeld maar één keer vijf minuten en was dus echt 7 buur en 55 minuten aan het rijden! En de volgende ochtend stond hij om 7.00 uur weer volgetankt klaar aan de voet van de eerstvolgende tellende coll. Tja, ik weet dus wat me in 2024 te doen staat…