Reizen Piemonte, Itali
Voordat de herfst de laatste bladeren van de takken laat waaien willen we de verregende zomer toch nog een beetje goed afsluiten. Maar waar? Het toeval doet ons struikelen over een bonbon, waarvan de vulling voor een heldere ingeving zorgt. Waarom niet eens naar de Italiaanse Piemonte, thuishaven van de gelijknamige kers? Als iemand je zou vragen waar je in de herfst nog graag een weekje naar toe zou willen rijden, wat zou je dan zeggen? Spanje? Te ver, het is immers maar voor een week. Dolomieten? Hebben we al gehad. De Moezel? Zelfde verhaal, bovendien staat november en daarmee ook bijna de winter voor de deur, en om het seizoen nu zo doorsnee af te sluiten? Na een dermate kwakkelende zomer moet het motorseizoen worden afgesloten met een echte knaller, maar welke bestemming voldoet daaraan? Ik sta in de supermarkt, niet in de hoop inspiratie op te doen, maar omdat ik toe ben aan verandering van de lucht. Van het eindeloos naar het grijze wolkendek staren vanachter mijn keukenraam begint het te brommen in de bovenkamer, brommen als een slecht afgestelde koningsasser Ducati. Aan de kassa gebeurt het dan, een pensionada loopt de wachtende rij voorbij en vraagt de caissière: “Sorry, hebben jullie nog Mon Cheri?” Het welbekende lapmiddel voor een kleine echtelijke ruzie, dat is gevuld met – en vraag me niet hoe ik dit weet, ik weet het gewoon –Piemonte Kersen. En daar is het idee geboren, ik heb de uitgang van de supermarkt nog niet eens bereikt of hang al aan de telefoon. ‘Thierry, wat vind je van Piemonte? Ga je mee? En Raoul?’ Mijn gebleekte lichaam, dat alweer gewend is aan het bureau, staat te popelen voor een weekje nazomer. Nazomer blijkt evenwel wat veel eer, aan de voet van de 2800 meter hoge Rocca la Meia doen onze twee tentjes hun best een beetje van de warmte vast te houden bij minus vijf graden. De rits maakt een knarsend geluid door de kou en een ijzige wind geselt mijn gezicht. Niet het plaatje dat ik voor ogen had, maar het is nog vroeg en over een uur heeft de zon genoeg kracht om de witte tentdoeken te ontdooien. We plaatsen de motoren zo, dat we een beetje uit de wind zitten. Ondertussen worstelt Thierry met het gaspitje om deze aan het branden te houden voor een warme kop koffie. Raoul is dik ingepakt tegen de kou, terwijl ik de schijn ophoud door te doen alsof het niet koud is. Met de grootste moeite kan ik de reden waarom we hier zijn uit mijn herinneringen naar boven halen, de oma met een doosje bonbons in de supermarkt. Op weg naar Valle Maire vult de geur van verbrand hout de milde lucht. Ook hier laat de herfst zich niet verdoezelen, maar oké, het is al lang niet meer zo erg als hogerop in de Alpen. Intussen heeft de zon ook flink aan kracht gewonnen, verwendt ons met een paar warme stralen waardoor we de koude nacht al snel zijn vergeten. Veel kastanjes liggen hier onhandig op en naast het asfalt, geiten staan langs de kant van de weg en oogstmachines verplaatsen zich langzaam over de velden. We zijn op weg naar Alba, waar de oorsprong van de met brandewijn gevulde chocolaatjes ligt. Inderdaad diezelfde chocolaatjes die ons hier hebben gebracht. We zijn nog niet eens aangekomen in de stad of we ruiken de vertrouwde geur van chocolade hazelnootpasta door onze helmen heen. Het bijzondere van Ferrero is dat het een van de weinige bedrijven is die je ook kunt vinden zonder hulp van wegenkaart of TomTom, gewoon je neus volgen. Bij aankomst in het epicentrum van de chocoladewereld blijkt de fantasie wat rijker dan de werkelijkheid. Geen prachtig kasteel of warme fabriek vol met zoetwaren zoals ik het ken van de Sjakie film, maar een grijs industrieel complex met een verlaten parkeerplaats. Hier zouden ze evengoed panty’s of remblokken kunnen produceren. Maar goed, als we hier dan toch zijn, willen we ook een rondleiding door het ‘hazelnootpasta en bonbon met kersenvulling’ paradijs. En opnieuw kent het geen genade. Volgens de dienstdoende Petrus van deze zoetigheidhemel zijn er geen rondleidingen, punt uit! Michele Ferrero, directeur tweede generatie, ziet er de noodzaak ook niet van in waarom Europa’s grootste chocoladefabriek mooi zou moeten zijn. Gezien zijn banksaldo zou hij wel een gelijk kunnen hebben. Hij wordt geschat als Italië’s rijkste man en woont liever in Monte Carlo dan in Alba. Zijn vader Pietro bedacht in 1940 de pasta voor het ontbijt, Nutella. Michele zorgde er vervolgens voor dat het smeerseltje over de hele wereld bekend werd. De banketbakkerij van Pietro groeide uit tot een wereldwijd concern. Inmiddels beslaat alleen het reclamebudget van Italiaanse chocolade imperium alleen al meer dan het tienvoudige van de jaaromzet van bijvoorbeeld Ajax. Een foto als aandenken is snel gemaakt. We stappen net op als er een groep kinderen de poort bij de fabriek uitloopt. De kleintjes dragen uitpuilende plastic zakken met daarin alles wat Ferrero op dit moment aanbiedt. Maar er waren toch helemaal geen rondleidingen? Dat is dubbel teleurstellend, al helemaal voor iemand die elke ochtend trouw ontbijt met Nutella. Als ik thuis ben, koop ik het nooit meer!Als pleister op de wonde wacht ons aan de poorten van Alba echter een troostprijs, eentje die bijna niet mooier had gekund. De lange panorama weg richting Ceva. In de snelle bochten met grip als een dropje tussen je kiezen maakt de teleurstelling als snel plaats voor een allesoverheersend gevoel van euforie. De sportieve rijstijl vereist evenwel ook een sportieve blik. Omdat de weg bijna overal over de bergrug loopt, met aan weerskanten werkelijk fabelachtige diepe dalen, schommelen de ogen, alsof je naar een potje tennis zit te kijken, van links naar rechts en terug. In Ceva is het vervolgens ‘game, set and match’. En dat op het moment dat de dag nog maar enkele uren zon in petto heeft voor onze nog altijd niet gestilde rijhonger. Eenmaal goed warm gereden geven we de banden ook in het Tanarodal niet de kans om af te koelen. Het einde van Piemonte en begin van Ligurïe, of beter gezegd de Col de Termini, is ons doel voor vandaag. In Ormea draaien we een piste op die ons strak de hoogte in voert. Om de paar honderd meter buigt er een straat van de hoofdweg af en met een beetje instinct en nog meer geluk raken we gelukkig niet één keer de weg kwijt voor we eindelijk pashoogte bereiken. De nu rustige avondsfeer wordt dankbaar omarmd.Een zee van wolken afkomstig vanaf de Middellandse Zee duwt zich op tegen de Ligurische bergen. Wij staan met onze motoren een stuk hoger en kijken op het witte dek neer, de zon zakt achter de Zeealpen en verandert de toppen in de verte in silhouetten. Thierry is inmiddels een stuk hogerop richting de bergtop gelopen en ziet er in dit landschap bijna uit als dwerg. Uren later, in het holst van de nacht, zijn we plotseling niet meer alleen hierboven. Het geluid van meerde auto’s doet ons uit een diepe slaap ontwaken, verblind door zaklampen en schijnwerpers worstelen we uit de tenten. ‘Polizia!’ Of we hier zijn voor zaken die het daglicht niet kunnen verdragen? De hermandad blijkt hier een paar dagen geleden enkele spuiten te hebben gevonden en vermoedt dat wij een stel junks zijn. De enige drugs die we echter mee hebben is een doos Mon Chéri. Een frustratieaankoop in Alba, van de vele roze doosjes uit de grootverpakking is er echter nog maar één over. De volgende ochtend rijden we de door de steenslagpiste grijs geworden flanken van de banden weer zwart op weg naar Mondovi. Een lekker stukje stuurwerk, waarbij de jiffy van de F800GS zich ontdoet van alle overbodige metaal. Achter Elva drijven er wolken over de weg, waardoor we tot aan de Col di Sampeyre meer op gehoor dan op zicht rijden. De koeien, die zich in de dichte mist als mobiele hindernissen presenteren, geven het toch al enerverende ritje nog wat extra cachet. De koeien, geiten en schapen kunnen hun heil zoeken in de rondomliggende, tientallen vierkante kilometers grote weilanden, maar op de één of andere manier geniet het chillen op of net naast de weg hun voorkeur. Nu we het toch over dieren hebben, één van de meest bizarre bergpassen moet wel haast de Col dell’ Agnello zijn. Niet breder dan een koeienhuid, maar zenuwachtig als de staart van een pasgeboren lammetje slingert het asfalt zich tot aan de Franse grens. Kort na Casteldelfino rijden we andermaal een matte nevel in. In de spiegel zijn de koplampen van de Thierry’s GS niet meer dan een flauwe glinstering. Een herfstachtige terugkomst op Schiphol ziet er waarschijnlijk hetzelfde uit. Echter, net voor de laatste scherpe bocht voor pashoogte lost de dikke brei plotseling op. Halleluja! Als vanaf een kansel overzien we ’s avonds de kraakhelder lucht boven Frankrijk en de door de zon rood gekleurde nevel over de Piemonte. Was deze laatste reis van het seizoen de moeite waard? Thierry lacht en wijst naar de bergtop: “Kijk daar, dat is je antwoord!” Een tijdje later, op de tast op zoek naar een paar oordoppen in mijn jaszak, stuit ik op een hard blokje. De laatste Mon Chéri. En dat doet me eraan denken: die Piemonte kers, de reden van ons bezoek aan deze regio, die bestaat helemaal niet. Blijkt slechts een verzinsel van de reclamestrategen! ________________________________________INFO PIEMONTEDe Piemonte biedt het beste van zowel Italië als de Alpen. Wegen en routes als uit een VVV brochure, traditionele dorpjes en een onwerkelijk goede keuken. Als er één regio is die het predicaat ‘een absolute must’ verdient, dan is het de Piemonte wel.REISDe Piemonte ligt in het uiterste noordwesten van Italië, tegen de Franse grens aan, en is van de nabijgelegen Middelandse Zee gescheiden door een smalle strook van de regio Ligurië. Onze reis begon bij de Col de Larche/Colle della Madallena (1.991 meter) die precies op de Frans-Italiaanse grens ligt. Een dikke 1.200 kilometer rijden vanaf Utrecht. Door via Frankrijk te reizen omzeil je de noodzaak van een Zwitsers autobaanvignet (€ 35,-), kost je uiteraard wel het nodige aan tol, net als op de Italiaanse wegen overigens. Er is ook nog een andere mogelijkheid, vanaf Düsseldorf vertrekt er iedere vrijdag een autoslaaptrein naar Alexandrië, dat direct op de grens met de Piemonte ligt. Comfortabel dat wel, maar met prijzen vanaf zo’n € 500,- per retour niet bijzonder goedkoop (www.dbauzug.nl). ROUTETussen de Colle della Maddalena, Colle di Termini en afsluitend de Colle dell’Agnello rollen er een kleine vijfhonderd kilometer onder je motorbanden door. Je kunt het hele rondje afwerken op asfalt waanneer je de meer intensieve steenslagpistes liever links laat liggen. Omdat de route, ook zonder de offroad stukken erin, doorgaans over kleine wegen voert moet je de dagetappes niet al te lang maken. Zelfs zonder meest uitdagende passen zijn de wegen al inspannend genoeg. Ga je wel offroad, de pistes richting top van de Rocca la Meia en Colle di Termini vereisen redelijk grof geprofileerd rubber. Met enige ervaring zijn echter ook zware allroads over de deels erg rotsige routes te sturen. En dan krijg je loon na werken in de vorm van de mooiste uitzichten de de Alpen te bieden hebben!OVERNACHTENOp de Franse kant van de Colle dell’Agnello in Saint Vérain, waren we te gast in een rustieke herberg genaamd l‘Estoilies (www.estoilies.com). Overal in de omgeving zijn vergelijkbare gastvrije herbergen te vinden, de prijzen beginnen al bij ongeveer 20 euro per persoon. Voor het overnachten op de Rocca la Meia en op de Colle di Termini hebben we simpelweg de tent opgeslagen aan de voet van de berg, vlak naast de route. Warm en comfortabel is overigens anders. ACTIVITEITENDe uitstekende Italiaanse keuken heeft in de Piemonte een heel eigen gezicht. Alba is vooral bekend om zijn truffels, de frisse kastanjes daarentegen smaken het best in Cuneo. Ook bijzonder, de wijnranken voor de befaamde Barolo en Barbera wijnen groeien eveneens in de regio. Voor het proberen van een druppeltje van het gefermenteerde druivensap leent Asti zich perfect. Zin om eens wat actiefs te ondernemen, het unieke berglandschap biedt een uitgelezen mogelijkheid voor prachtige wandel- of mountainbiketochten. KAARTENWegenkaart Piemonte/Aostadal van de Touring Club Italiano, schaal 1 op 200.000, ISBN-nummer 978 883 654 8255, prijs € 9,95.DUUR: 5 DAGENGEREDEN AFSTAND: 520 KILOMETER________________________________________