Reizen: per allroad door IJsland
IJsland is een offroad walhalla. Het binnenland bestaat vrijwel alleen uit onverharde wegen, maar helaas zien veel motorrijders enkel het asfalt van de 1.350 kilometer lange ‘rondweg’. Alleen met noppen zijn de meest mooie plekken te bereiken en niet vies van rondspringend gesteente kiezen wij voor het avontuur. Dwars door de onbarmhartige hooglanden, langs immense vulkanen en afgelegen plaatsen met onuitspreekbare namen.De naam mag dan anders doen vermoeden, in de praktijk valt het reuze mee met de kou in IJsland. Het kan er namelijk vriezen of dooien, heel snel achter elkaar meer precies. Nog nooit heb ik een land meegemaakt waar je het ene moment in de drup zit, terwijl je het volgende je motorjack alweer uit moet trekken vanwege de warmte. En dat meerdere malen op één dag. De IJslanders spreken laconiek van de vier seizoenen op één dag en berusten zich in zoveel wispelturigheid van de weergoden. Het verleden van IJsland is al een opeenstapeling van veranderingen, dus waarom zou je je druk maken over het weer? Ach, de volhardende eilander is wel wat gewend.Met een voorliefde voor desolate, lege landen, waar niet veel mensen wonen en waar je dus uren rond kunt rijden zonder enig menselijke aanwezigheid of activiteit te bespeuren, is IJsland de aangewezen plek voor ons. Met een oppervlakte van bijna drie keer Nederland en een inwonertal dat niet boven de driehonderdduizend uitkomt, waarvan het leeuwendeel (ruim 200.000) in Reykjavik) woont, is er hier in ieder geval geen sprake van overbevolking.Geografisch gezien is IJsland het grootste eiland van Europa, gelegen op een comfortabele drie uur vliegen vanaf Rotterdam Airport. Nog drie uur verder en je zit al in New York, hetgeen verklaart waarom er zoveel Amerikanen op het eiland af komen. Gelukkig maar, want zij houden de economie een beetje draaiende en de enige keren dat je ze tegenkomt is hooguit bij één van de toeristische hoptspots. De rest van de dag zitten wij onbevooroordeeld op de motor. We vertrekken vanuit Reykjavik, de meest Noordelijke hoofdstad van Europa, waar onze Gelände Staßen (GS’en) al reikhalzend op ons staan te wachten. De F650 zijn niet alleen sterk genoeg om ons met volle bepakking van a naar b te begeleiden, maar ook comfortabel, geen overbodige luxe wanneer je het gros van de vakantie met je achterste in de buddy staat geparkeerd.De eerste dag begint meteen goed. Na het optuigen (rugzak, matje én tent, je weet nooit waar je terecht komt immers) begint het al te regen. Eerst miezert het alleen wat, maar gestaag nemen de druppels in omvang toe tot het echt tijd wordt om te schuilen. Een oud bushokje dient als schuilplaats en lunchplek. Broodjes smeren en een blik op de kaart werpen. Onze route begint bij Thingvellir, dat samen met Gullfoss en Geysir de befaamde Golden Circle vormt, één van de grootste toeristische attracties en niet in de laatste plaats omdat het zo dichtbij Reykjavik ligt.Het eiland heeft roerige tijden gekend en is ontstaan door het schuiven van de aardplateaus. Een verleden dat je overal terugziet, bijvoorbeeld in de wonderlijke pindarotsjes van lava langs de weg. Hier komen we de eerste Amerikanen tegen die in bussen, of 4WD’s met enorme banden, ingeblikt tegen elkaar zitten. We draaien niet veel verder een pad op dat leidt door opengereten aarde en eindigt bij een meer dat op peil wordt gehouden door de omringende bergtoppen en gletsjers. Geheel onverwacht is het water helemaal niet koud, eerder lauw. Lichte zwaveldampen stijgen omhoog en het melkwitte water verraadt dat je hier met de verwarming van de aarde te maken hebt. In vroegere tijden werd er dankbaar gebruik van gemaakt door doopplechtigheden hier uit te voeren, hoofd achterover in warm water is toch een stuk aangenamer. De wereldberoemde oergeiser Geysir ligt nog op de route maar Goldafoss, de sprookjesachtige waterval, bewaren we voor morgen.Rondrijdend kan ik me bijna voorstellen hoe het er hier in de winter uit moet zien. Alles bedekt met een dikke laag sneeuw en ijs is het hier domweg onbegaanbaar. In de juni breekt de zomer aan, maar die duurt maar tot eind augustus. Dan is het hier toch aangenaam warm en bovendien is het 22 uur lang licht. Alle wegen zijn nu goed begaanbaar, mits je terreinbanden hebt dat wel. Maar zelfs nu moeten de hulptroepen vaak uitrukken om onvoldoende voorbereide toeristen te komen redden. Niet lang geleden kwam hier nog een Nederlands stel om het leven, omdat ze vergeten waren voldoende benzine te tanken. Zij strandden in de middle of nowhere, naar achteraf bleek op loopafstand van een hut. Wisten zij veel.Bij de vrolijk spuwende geisers doen we een bakkie en tanken af. Ruim 190 kilometer lang zal er geen tankstation te vinden zijn. Pas in Varmahlið aan de andere kant van het eiland, kan er weer bijgevuld worden. Dit is de bekende Kjölur route, één van de drie mogelijke verbindingen dwars door het onbewoonbare midden van het eiland. Zodra de weg verandert in een onvervalste gravelroad, is het genieten geblazen. De majestueuze Landjökull vulkaan ligt in een diepe slaap onder een deken van sneeuw. De barre en onherbergzame patronen in het landschap lenen zich uitstekend om de BMW tweecilinder eens flink de sporen te geven. Al snel zijn we halverwege in het desolate plaatsje Hveravellir. Of plaatsje, het bestaat eigenlijk vrijwel alleen uit warmwaterbronnen en een enkele keet. We verzorgen er de innerlijke mens met een bord minestronesoep. Een lamsrekje stond ook op het menu, maar in de wetenschap dat in de achtste eeuw een beruchte IJslandse vogelvrijverklaarde de bronnen gebruikte om er schapen in te koken, zien we hier maar van af.Met het moreel van een maarschalk en de pit van een Spaanse stier rossen we de laatste stukken grind af. Hoe door en door eenzaam het interieur van westelijk IJsland ook mag zijn, het noorden daarentegen is groen en meeslepend. Enorme fjörden geven aan dat hier miljoenen jaren geleden gletsjers lagen. Vulkanisch gesteente is diep uitgesleten tot gigantische half pipes. Net Schotland, maar toch gaat die vergelijking niet helemaal op. In IJsland is nog een stuk ongerepter, met slechts heel sporadisch een boerderij in het landschap. Dat verandert als we dichter bij Akuyeri komen, de tweede stad van IJsland, stad van vissers ook. Opeens ligt het landschap bezaaid met reusachtige cokebolletjes, of beter gezegd balen hooi die de boeren op deze manier te drogen leggen. De havenstad leeft van witvis en jong en oud demonstreert gedreven hoe je een hengeltje moet werpen. De lucht is helder en het avondrood staat nog tot zeker tot middernacht aan de hemel. Echt donker wordt het nooit. Een paar Viking biertjes met een slok Brennivin (de lokale schnaps met het onaantrekkelijke zwarte etiket) maken mij voldoende slaperig om het licht te doen vergeten. Oogjes dicht en snaveltjes toe!De volgende dag gaat onze belangstelling uit naar het automuseum in Ystrafell. In twee enorme hallen staan voertuigen uit alle windstreken van de wereld dermate hard te fonkelen dat het zeer aan je ogen doet. Ford pick-ups, Kevers, Studebackers en kraanwagens verzamelt eigenaar Suerin al lang niet meer zelf, vrienden en onbekenden komen ze gewoon brengen. Zelf opknappen is er ook niet meer bij voor de aan een rolstoel gekluisterde eigenaar, daarvoor krijgt hij onder andere hulp van neef Fjalar. De jongen demonstreert vakkundig hoe je tweeduizend kilo gewalst en gelakt staal in de was moet zetten. De zwarte Chevrolet glimt er zienderogen bij. Dat hij zelf een Ford Ka rijdt deert hem niet. “Lekker zuinig toch? Zo houd ik tenminste geld over voor mijn andere auto. Een Ford Mustang uit 1977.”Voor het schieten van walvissen moet je in Husavik zijn. Dat is al decennia zo, alleen is gelukkig tegenwoordig de harpoen ingewisseld voor een camera. Scheepsladingen vol toeristen gaan er om het uur de zee op. Het schilderachtige Husavik is in een dikke nevelmantel gehuld als wij er ‘s middags aankomen. Het ligt op zo’n 130 kilometer ten oosten van Akuyeri en is klein genoeg om zo voorbij te rijden, maar ook vriendelijk en gemoedelijk genoeg om het met een bezoek te vereren.Van alle watervallen in IJsland, je herkent ze aan de toevoeging ‘foss’ in de naam, is de Ditafoss waarschijnlijk de meest indrukwekkende. Die bereik je via Ásbyrgi, een hoefvormige vallei die na de ijstijd is ontstaan. De kloof is honderd meter diep, gedurende eeuwen uitgesleten door gletsjerwater. Wij rijden er doorheen met het gevoel betrokken te zijn bij de opnames van Jurassic Park. Ondertussen klettert het water er lustig op los. De grijze kolkende massa komt van een hoogte van dertig meter en slaat op de stenen kapot tot een wolk van ontelbaar minuscule druppeltjes. Het aantal liters water dat hier per seconde naar beneden dondert is gelijk aan het jaarverbruik van een hele straat meerpersoonshuishoudens. Het gaat met zo’n geweld gepaard, bijna bizar.Het kost me bloed, zweet en tranen om de wasbordweg richting Myaveth te overleven. Maar tegelijkertijd bedenk ik mij hoe bevoorrecht we zijn om in dit land van water, vuur en ijs rond te rijden. De reis is wederom heiliger dan het doel. Er bevindt zich hier tussen de terracotta en okerkleuren van de aarde een gigantisch thermisch gebied dat azuurblauwe, haast chemisch ogende warmwaterbronnen heeft voortgebracht. Verderop is de badplaats, die misschien niet de grootte heeft van de veel bekendere Blue Lagoon bij Reykjavik, maar daardoor ook niet de drukte. Heerlijk! Op sommige plekken kan het water kan wel 100° worden, toch even uitkijken waar ik mijn kont parkeer in deze melkwitte plas.In Kidagil overnachten we in een tot hotel omgebouwde lagere school. De klaslokalen zijn ingedeeld in kamertjes, het is er aangenaam warm en stil. Door de foto’s en krantenknipsels aan de wand is het duidelijk dat wij hier in een gebied verblijven dat bekendheid verwierf om zijn outlaws. Volgens de eigenaar, die zelf nog les kreeg op de school, van Hotel Bourdadagir zul je de vogelvrijverklaarden niet meer tegenkomen, alhoewel de desolate ligging van de boerderijen in de omgeving dit wel doet vermoeden. Weg van de steden en dorpen kan het hier heel stil zijn. Zo stil dat je soms bijna verlangt naar geluid.Voor sommigen is de stilte zelfs te intens. IJslander Haddi vertelt over een groep Chinese toeristen die hij bij een sneeuwscootersafari had leren kennen. Het viel hem tijdens de lunch op dat zijn gasten wel heel erg stil waren, zagen er zelfs wat pips uit. Toen hij vroeg wat er mis was, antwoordde één van hen dat ze allemaal wat bang waren geworden, of de motor van de sneeuwscooters niet even mocht blijven draaien? Dergelijke ervaringen benadrukken maar weer eens dat achter de geplaveide weg een wildernis schuil gaat waarin je volledig bent toegewezen op jezelf. Je kunt je zo vrij voelen als een vogeltje, maar ook zo hulpeloos als een verdwaald schaap. Voor de avontuurlijk ingestelde toerist zal het netwerk aan gravelwegen een zege zijn, de IJslander zelf daarentegen ziet er toch liever asfalt voor in de plaats komen. De Amerikanen hebben ooit toegezegd het land bestraat zou worden, maar zijn die belofte nooit nagekomen. Na het aanleggen van de rondweg om het eiland was het geld op. Dat zal nog wel even zo blijven. Het mobiele telefoonnetwerk daarentegen is zo wijdverspreid als maar kan. IJslanders gaan er prat op. De telecomaanbieders staan garant voor een volledige dekking met zelfs bovenop een vulkaan nog steeds volledig bereik. Deze dag zijn wij vroeg uit de veren. Het zal de langste dag tot nu toe worden met de langste weg van IJsland als ondergrond. De Sprengisandur route van 225 kilometer loopt dwars door het geografische centrum van IJsland met een paar geduchte doorwateringen op het programma. Voor een zo gemakkelijke mogelijke oversteek van de gletsjerrivieren is noodzakelijk om er zo vroeg mogelijk aan te komen. Gedurende dag zal door het smeltwater de rivier alleen nog maar aanzwellen en zul je in het ergste geval eieren voor je geld moeten kiezen en rechtsomkeert maken.Mijn BMW F650GS loopt als een dolle door dit terrein. Bochtjes, gravel, zandbakje hier en daar, wasbordje, allemaal geen probleem. In één ding blijkt de Beier echter net zo Duits als Bockwurst, elektriciteit en water gaan niet samen. Moet ik net hebben. Nog voordat wij goed en wel bij Sprengisandur zijn gearriveerd, begint het te regenen en slaat mijn F’je af. Koudwatervrees voor wat nog komen gaat kan ik helaas niet gebruiken, over bad timing gesproken. Na een aantal mogelijke oorzaken te hebben uitgesloten (zijstandaard vergeten?), komen we erachter dat een gedeelte van de kabelboom trots uit de tankunit steekt. Met wat omleidingswerk komt de motor komt weer tot leven. Nog altijd niet de meest ideale situatie in dit natte land en zeker niet op deze weg, maar nu de remedie bekend is, durf ik de gok wel te wagen.Het doorwaden gaat gepaard met de nodige waterverplaatsingen, het water stijgt me letterlijk tot in de onderbroek. Pas echt natte voeten krijgen we bij het doorkruisen van de grote gletsjerrivier, onder IJslanders beter bekend als F26. Eerst maar eens de situatie goed opnemen, oftewel eerst de rivier lopend verkennen om te peilen of het luchtfilterhuis niet zal vollopen. Een andere bijzonder hulpvolle truc vereist een kat en een boom, waarbij je die eerste uit die laatste kijkt. Vrij vertaald: wachten tot een ander de oversteek waagt zodat je kunt zien hoe diep het is.De rivier, die wordt gevoed met het smeltwater van de Vatnajökull vulkaan, stroomt niet alleen in sneltreinvaart, ze lijkt met de minuut breder te worden. Toch is de rivier nog opengesteld en daarom besluit één van ons de hindernis te voet te verkennen. De overkant rijdend halen zal niet eenvoudig worden en daarom besluiten we al lopend met de motor aan de hand de overtocht te wagen. Blijkt een goede zet. Met volledig doordrenkte kleding, alsof de rivier alleen niet nat genoeg is, begint het ook te regenen, en zwart grind tussen de tenen, hijsen wij ons aansluitend terug in het zadel om koers te zetten richting de hut Nyidalur. Een droge omgeving en een warme kop thee bij een antieke fornuis zal het gemoed meer dan goed doen. Helaas moet dat nog even wachten. Na een korte kennismaking met Duitser Ralph besluiten wij hem een handje te helpen. De rivier is inmiddels chocolade gekleurd en dat betekent dat hij nog verder aan kracht heeft gewonnen. Het is maar goed dat tuinman Ralph van tevoren niet weet wat hem te wachten staat. De topzware BMW R1200GS kapseist bijna volledig doordat het water de rivierbodem onder de banden weg blijft slaan. Met vereende krachten weten we het 350 kilogram zware stuk Duitse Gründlichkeit aan de andere kant te krijgen. Niet veel later komt de parkwachter de kolkende rivier inspecteren en sluit de doorwading voor de rest van de dag.Er volgen nog vele oversteken voor we uiteindelijk het asfalt aan de andere kant van het eiland bereiken. Het maanlandschap ligt achter ons, het is tijd voor groene zoden, schapen en onder het mos verstopte lavavelden. Vergezeld door blauwe luchten, bergen, maar nog steeds geen bomen. Dit is het typische landschap dat Landmannalauger heet, één van de meest geliefde plekken onder wandelaars en natuurliefhebbers. Wanneer je niet beter zou weten, zou je denken in een scène uit ‘In de ban van de ring’ te zijn aanbeland. Gezien de weersomstandigheden twijfelen we of we de vulkaan Mýrdalsjökull, het grotere broertje van de onlangs uitgebarsten Eyjafjallajökull, links of rechtsom pakken. Dat wordt tossen. Het lot kiest voor de slingerende F208, volgens insiders de best begaanbare weg met de huidige waterstanden.Het is mooi weer en in tegenstelling tot gisteren is het halen van een nat pak met deze temperaturen niet erg. De rivieren lijken meer op plassen en dat maakt dat je er flink doorheen kunt gassen. Bij elke duik klettert het water alle kanten op en spatten kiezels van de bodem op tegen velgen en onderkant van de motor. Ik stel mezelf gerust bij de gedachte dat de carterbeschermer de stenen trouw afweert. Het vreemde is echter dat het metalen geluid dit keer blijft aanhouden, ook al ben ik al lang en breed de rivier uit. Toch eens kijken wat er aan de hand is. Ik schrik me rot wanneer ik de motorolie enthousiast onderuit het carter zie gutsen. De keienketser hangt verloren bij. De maagwand van mijn F’je is gescheurd, niets meer aan te doen. Teleurgesteld vertel ik de passerende parkwachter dat onder water waarschijnlijk de bevestiging van de carterplaat losgeraakt. De man blijkt een goede dag te hebben. In plaats van mij een boete te geven voor de verspilde olie, biedt hij aan om de motor in zijn pick-up te hijsen.Het zijn natuurlijk nooit de beste stuurlui die dit overkomt. Die staan immers aan wal. De verhuurder van de motor vraagt waarom wij niet linksom Eyjafjallajökull zijn gegaan. De tos was een slecht idee. Tart nooit het lot in de buurt van die vervloekte vulkaan, laat hij weten. In de auto overpeins ik deze wijze les tijdens de terugweg langs de betoverende vulkaanvelden van Lakagígar. Eenenzeventig paardenkrachten staan ongemoeid te wiegen op de trailer achter mij. Toch jammer. Ik had zo graag ook het laatste stuk van Vik terug naar de kust afgereden, maar het was me helaas niet gegund. Volgens Haddi ben ik echter niet de eerste die hier schipbreuk lijdt, een gedachte die slechts lichte troost biedt. De zeebonken die dat vroeger overkwam en via het koude water toch de kust wisten te bereiken, kregen dan echter wel toestemming om bij de moeder des huizes onder de wol te kruipen. Lekker warm tegen haar aan zou zo’n kerel dan tenminste snel opwarmen. En wie weet wat tussen de lakens met die IJslandse vrouwen gebeurde, zwijgt in stilte…De laatste crossing was meteen ook mijn laatste meter op twee wielen. Wat deze reis betreft dan. Ik ben vast besloten terug te komen naar dit prachtige eiland dat zoveel te bieden heeft. Al is het alleen al om te ontsnappen aan het drukke, onverdraagzame verkeer in Nederland. Lekker licht offroad rijden en rivieren doorkruisen. En om je eventjes zo vrij te voelen als een vogeltje.________________________________________[INFO]IJSLANDLigging: ten noordwesten van EuropaBuurlanden: Atlantische Oceaan (zuiden), Straat van Denemarken (westen) en Groenlandzee en Noordelijke IJszee (noorden)Hoofdstad: ReykjavicAfstand vanaf Utrecht: 2120 kilometer (hemelsbreed)Inwoners: 306.694Oppervlakte: 103.000 km² (ruim 2,5 keer Nederland)Hoogste punt: Hvannadalshnúkur, 2.110 meterToeristische trekpleisters: Detifoss, Godafoss, Gullfoss, Barnafoss en Hraunfossar watervallen, Geysir (gebied met de meeste geisers), diverse warmwaterbronnen en gletsjermeren, Bleu Lagoon bij Reykjavik, verschillende lavavelden, vulkanen, Pingvellir Nationaal Park.Taal: IJslandsValuta: IJslandse Kroon (ISK)Tijdsverschil: -1 uur (in zomer – 2 uur)Wetenswaardigheden: IJsland is lange tijd onbewoond geweest. Volgens de overlevering vestigde de eerste permanente bewoner zich pas in 874 op het eiland. Na een lange periode van onafhankelijkheid heeft IJsland onder meer onder Noors en Deens gezag gestaan, sinds 17 juni 1944 echter is het weer onafhankelijke staat, een parlementaire republiek om precies te zijn.Klimaat: IJsland staat bloot aan een zogenaamd koud zeeklimaat dat overgaat in een toendraklimaat. Ondanks de relatief noordelijke ligging is het er niet zo koud als op andere plaatsen op dezelfde breedtegraad, iets dat voornamelijk toe te schrijven is aan het relatief warme zeewater van de Atlantische Golfstroom dat een matigende invloed op het weer heeft. De oceaan zorgt echter ook voor aanvoer van vochtige lucht waardoor het land veelvuldig getroffen wordt flinke stormen. Warm is het er nooit, zelfs hoogzomer stijgt het kwik doorgaans niet boven de 14° uit.Geografie: In één woord grillig. Het eiland bestaat voornamelijk uit vulkanisch gesteente en ligt precies op de scheiding van twee tektoniekplaten (aardkorstplaten). Het eiland ligt dan ook bezaaid met vulkanen, gletsjers en gletsjermeren. Landschappelijk gezien kent IJsland geen gelijke.Beste tijd: zomermaanden juni, juli en augustus, desondanks de wintervoering niet thuis laten.Contact: www.icetoerist.is________________________________________