Interview FMX-stuntrijder Norman Veerbeek
De 25-jarige Norman Veerbeek is freestyle-motorcrosser en maakt moeiteloos hoog in de lucht salto’s met zijn motor. Veerbeek is zelfs de enige professionele freestyler van Nederland; met spectaculaire sprongen als de Backflip of de Superman trekt hij Europa door.“Het is een hobby die uit de hand is gelopen, maar zeer verslavend. Niets geeft namelijk zo’n kick als met de motor door de lucht te vliegen.” Hij ziet er inderdaad ook uit als een freestyler: korte broek, gympen, t-shirt, en een pet met de klep in de nek. En onder die pet heeft een tondeuse huis gehouden. Maar achter deze ‘streetlook’ schuilt een jonge ondernemer met een voltooide HTS technische bedrijfskunde, maar dat laat hij voorlopig even voor wat het is, want als enige freestyle-professional van Nederland houdt hij zich momenteel alleen maar bezig met de spectaculaire stunts vanaf de metershoge spingschansen. Norman Veerbeek regelt zijn eigen shows, traint vaak alleen en is ook veel onderweg met zijn bus en een spingschans als aanhangwagen. En na drie jaar is het nog steeds zoeken naar verbeteringen van zijn sprongen met de motorfiets. “Iedere stuntrijder maakt zijn eigen aanpassingen, zowel aan de springtechniek als aan de motor. Iets pasklaar kopen is er niet bij.” Wat die motor betreft krijgt Veerbeek dit jaar steun van Ten kate Motoren uit Nieuwleusen, die hem voorzag van drie Honda’s en ook helpt met de aanpassingen zoals de speciale stuurbeugels om de motor aan de voeten te kunnen houden wanneer hij hoog in de lucht uit het zadel stapt. Daarnaast is hij verenigt met zijn Europese collega’s in de ‘Sickriders Society’, waarmee hij kennis uitwisselt, af en toe traint en soms samen optreed. Door zijn motorcrossende vader kreeg Norman Veerbeek al op zijn vierde een Yamaha PW minimotor. En kon hij dus eerder motorrijden dan fietsen. Toch bracht hij later veel uren door op zijn BMX-fietsje. “Vooral met stunten op straat omdat er geen fietscrossbaantje in de buurt was.” Vanaf zijn twaalfde jaar reed Norman Veerbeek twee jaar lang trial-wedstrijden. Ondanks het beperkte budget nam hij deel aan het NK jeugdtrial, maar daarna stapte hij toch over op de crossmotor. Al zou ook daar het beschikbare budget de beperkende factor zijn. “Crossen was duur, dus kon ik maar beperkt aan wedstrijden deelnemen. Gaandeweg ging ik met mijn vrienden steeds meer freestylen. Dus eigenlijk alleen maar springen en dan tijdens die sprongen op de crossbaan steeds handen of voeten los. Die capriolen raakten in een stroomversnelling toen freestyle-motorcross vanuit Amerika naar Europa overwaaide. Uren zaten we toen naar de video’s te kijken. Vooral van Travis Pastrana, dat was in Amerika de man en dus ook mijn grote voorbeeld. Met nieuwe sprongen gaf hij de FMX-sport steeds weer een impuls. En degen die een sprong voor het eerst uitvoert, mag er ook een naam aan geven.” Maar stunts zien is een, om ze echter zelf na te doen of er eigen draai aan geven is duidelijk twee. Dat oefenen gebeurt vaak boven een grote bak gevuld met schuimrubber blokken, de zogenaamde ‘foam pit’. En dat lijkt een lekker comfortabele manier om te oefenen, maar toch is Norman er geen grote fan van. “Boven de bak denk je dat je niks kan overkomen. Je gaat ervoor en het lukt. Maar dan komt toch de dag dat je de stunt gewoon boven het zand moet doen. Die overgang is dan hele drastisch. En als je twijfelt krijg je rare situaties omdat je niet weet hoe je moet reageren. Een truc niet helemaal afmaken kan enorm veel beïnvloeden. Vandaar dat ik een nieuwe stunt net zo lief op een normale ondergrond oefen en stapje voor stapje opbouw. Maar bij het leren van de Backflip (salto achterover) ontkomt je niet aan de ‘foam pit’. Om de coördinatie voor de Backflip onder de knie te krijgen, heb ik die sprong eerst heel vaak en zorgvuldig met een stuntfiets boven het water geoefend. Toen ik hem uiteindelijk met de motor boven de schuimbak deed, ging het alsnog mis en brak ik mijn enkel omdat de motor daar precies bovenop viel.” Toch liet Norman Veerbeek zich daardoor niet uit het veld slaan. “Zonder vallen en opstaan leer je het niet. In het ziekenhuis met een gebroken enkel of kaak vraag je jezelf wel af of die blessures het allemaal waard zijn. Maar niets geeft zo’n kick als hoog door de lucht vliegen met je motor. Het is een verslaving. Ach, het gaat ook wel eens mis, maar ik doe er alles aan om dat moment zolang mogelijk uit te stellen. Dus dat betekent zo weinig mogelijk aan het toeval over laten, steeds het materiaal controleren en zorgen dat je goed fit bent. En best veel trainen, want om de sprongen bij te houden moet je ze minstens twee keer per week oefenen. Daarnaast doe ik veel aan fietsen en hardlopen en met rek- en strekoefeningen blijf ik lenig om de stunts uit te kunnen voeren. Toch blijft de eerste sprong elke keer weer een resoluut te nemen horde. De schans is hoog en steil en er is geen weg terug. De felle afzetbeweging en de krachten die ermee gepaard gaan zijn ook niet te simuleren. Zodra je de schans oprijdt moet alles kloppen en moet je de volle twintig meter naar de landing over. Dat gaat eerste enkele keren middels een Dead Sailor (standaard motorcross-sprong op de voetrusten) om er weer in te komen. Als je een tijd niet gesprongen hebt, is die eerste keer altijd weer een grens waar je je overheen moet zetten. Pas als je echt hebt gemerkt dat het weer lukt, dan wordt je rustiger. Dan is altijd zaak om je volle concentratie vast te houden, iets dat wel eens lastig is als je drie shows achter elkaar moet doen. Ook bij de derde show moet je nog honderd procent scherp zijn bij elke sprong.”Een flinke omschakeling was dit jaar de overstap van Veerbeek van een tweetakt KTM naar een Honda viertakt. “Ik rij nu via Ten Kate Motoren met een Honda, maar omdat Honda geen tweetakten meer maakt, moest ik wel overstappen naar een viertaktmotor. En dat was een hele omschakeling omdat de motor niet alleen zwaarder is maar ook veel meer afremt bij het afsluiten van het gas. Daardoor duikt de motor in de lucht sneller voorover. Wel is de injectie op de moderne viertakt altijd goed voor een constant mengsel en dat is weer belangrijk voor de juiste aanloopsnelheid naar de schans toe. Die aanloopsnelheid is ondanks het verschil in sprongen altijd gelijk: op de Honda CRF450 met iets kortere gearing betekent dat ik op gevoel een bepaald toerental aan hou in de tweede versnelling. Als je te snel tegen de schans op rijdt, dan duikt de motor meteen al teveel in de vering. En bij de Backflip kom je zelfs nog iets rustiger aan en geef je op de schans ook minder gas. Dan is het de kunst om midden in de ronding van de schans juist heel stevig aan het stuur te trekken en op hetzelfde moment de motor met je voeten onder je weg te drukken. Dan krijg je de goede rotatie om de salto achterover te maken.”Gezien de harde landingen vanaf grote hoogte krijgt de vering het extra voor de kiezen. “De vering is afgesteld voor een rijder van 120 kilo, terwijl ik er nog geen 80 weeg. Optimaal is het landen op beide wielen. Dan verdeel je het immers de krachten ook over beide wielen. Maar ik land niet altijd netjes. Soms kom ik net iets te kort of ben ik juist te snel op de landingschans en dan moet de vering mijn enkels en polsen redden. Eén van mijn collega’s brak beide enkels en een pols doordat hij veel te ver sprong, hard neerkwam en de vering helemaal doorsloeg.” Vanwege die harde landingen zijn er ook stevige velgen met dikkere spaken en naven gemonteerd. De noppenbanden zijn huis-tuin-en-keuken motorcrossbanden. Opvallend zijn verder de speciale opklapbare beugels aan het stuur. Voor speciale stunts als een Backflip-combinatie met de voeten van de rusten of een Tsunami zijn deze hendels belangrijk omdat Veerbeek hiermee contact houdt met zijn motor. “Met die beugels ben ik samen met de monteurs van Ten Kate nog steeds aan het experimenteren voor de meest ideale vorm. Ook wat dat betreft is de samenwerking met Ten Kate ideaal, omdat ze ook voor de racerij veel speciale delen zelf maken.” Vanwege de Cliffhanger (gestrekt boven het stuur staan) hebben de motoren onder het stuur op de voorpoten speciale griptape. De voeten bevinden zich bij deze sprong net onder het stuur en vinden daar dan extra grip tegen de zijkant van de voorvork. En de extra grote gaten in de zijpanelen onder de buddyseat zijn ook van ruwe tape voorzien. Hiermee kan Veerbeek bij sommige sprongen de Honda goed vast houden, zoals bij alle Seatgrab-combinaties. Het zadel is daarom ook laag uitgesneden, zodat de handen er beter omheen kunnen pakken en je ook makkelijker met de voeten over het zadel kunt stappen. De koppelingshendel is op het eind haaks omgebogen en verder zijn er extra brede voetsteunen gemonteerd en een titanium Arrow-uitlaatsysteem. Ook aan het tenue is de nodige aandacht besteed. Norman Veerbeek rijdt met speciaal aangemeten kniebeschermers, een bodyprotector, een Leatt-brace nekbeschermer en polsbeschermers. Niet iedereen gebruikt trouwens zo’n Leatt-brace, waarmee in de motorcross tegenwoordig bijna iedereen rijdt. “Sommigen laten deze nekbeschermer achterwege vanwege de beperktere bewegingsvrijheid. Maar daar wen je aan door ermee te trainen. Ik vind dat dit nadeel niet opweegt tegen de extra bescherming.”Naast drie motorfietsen beschikt Norman Veerbeek ook over drie zelf gemaakte stalen springschansen, die allemala inklapbaar zijn en als aanhanger achter de bestelbus passen. “De Europese freestylers rijden allemaal met hetzelfde type schans. In Amerika zijn de schansen platter. Daar heb ik afgelopen winter gesprongen en daar ben ik ook wezen freestylen in de natuur, in de woestijn. In Amerika zijn door het klimaat en door de ruimte veel meer mogelijkheden dan hier om de sport te beoefenen. Veel rijders hebben een eigen schans achter het huis en kunnen vanwege het klimaat bijna elke dag van het jaar trainen.” Veerbeek traint meestal op dinsdagmiddag of zaterdagmiddag op de crossbaan van Boxmeer, waar hij zelfs een extra aanloopstrook van rubber heeft liggen om in de winter en bij erg slecht weer toch te kunnen trainen. Dan rijdt hij met spikes in de crossbanden. “Maar in de winter is het zand van de landingsheuvel bevroren en moet je dus heel netjes landen. Ook traint hij regelmatig met zijn Europese vrienden en collegae van de Sickriders Society in het Belgische Genk.Met een van die vrienden, de Belg William van den Putte, trad Norman Veerbeek ook op tijdens de TT-nacht: omlijst met een vuurspuwend kanon, een raketmotor en danseressen ging het hoog boven de balkons van de woonhuizen aan de Collardslaan de lucht in, de voetpaden langs de weg volgepropt met enthousiaste toeschouwers.Vanwege het klimaat concentreren de Europese shows zich in het zomerseizoen, waarbij ook voor hem de recessie voelbaar was. “Normaal boeken de organisatoren de shows ver vooraf in de winter, dit jaar hebben de meeste organisaties tot het laatste moment afgewacht met hun boeking.” Norman Veerbeek regelt als kleine zelfstandige alle zelf en trekt met zijn show door heel Europa. Zo sprong hij in een loeiheet Turkije over het zwembad van een 5-sterren hotel.“Met onder mij de gasten die met een glas champagne in de hand in het water dobberden.” En op een skipiste in Zwitserland voerde hij zijn show uit bij een snowboardfestijn. “Dat was heel leuk om te doen. Bovendien had je door de spikes een erg goede en constante grip in de sneeuw. Juist die grip is hele belangrijk. Daarom spring ik ook niet in de regen. De noppenbanden hebben dan onvoldoende grip. Je weet dan in de aanloop en op de schans niet wat er gaat gebeuren als je de sprong echt inzet. En ook de wind is wel eens spelbreker, juist omdat je zo hoog springt en soms boven de gebouwen of bomen uitkomt. In een stadion valt het meestal nog wel mee, want daar functioneren de hoge tribunes als windvanger. Maar op open plekken kun je bij harde wind of windstoten niet springen omdat het risico is dat je door de wind helemaal uit de koers raakt met je sprong. Maar dat zijn best vaak moeilijke beslissingen, want je wilt het publiek en de organisatie eigenlijk niet teleur stellen. Maar je moet je eigen veiligheid wel in acht nemen.”Een van de optredens die Norman Veerbeek goed bijstaat vanwege de sfeer was tijdens de Zwarte Cross waar hij voor tienduizenden mensen sprong. Al zijn toeschouwersaantallen op zich niet zaligmakend. “Ik wil gewoon dat het publiek helemaal uit zijn dak gaat en me opzweept. Dat kan gebeuren met 100.000 man, maar ook met 1.000. In Tsjechië trad ik een keer in een heel klein ijsstadion op. Het opstijgen en dalen was tussen de tribunes en ik zweefde een halve meter van het plafond. Er konden maar 2.000 man in het stadion, maar die gingen echt helemaal uit hun dak. Die sfeer was veel heftiger dan in Engeland toen ik in een groot voetbalstadion voor 60.000 man optrad. Daar zat het publiek veel verder van de schans af en waren er minder bij betrokken. Pas als het publiek zich helemaal laat gaan tijdens mijn optreden, dan is mijn show geslaagd.” [streamers]“Ik ging freestylen omdat het crossen te duur werd.”“Je moet bij elke sprong scherp en geconcentreerd te zijn. Concentratie en zelfvertrouwen, daar draait het om.”“De overstap van de tweetakt naar de viertakt was een hele omschakeling. De viertakt is niet alleen zwaarder, maar duikt ook sneller voorover.”“De veiligheid is erg belangrijk. Bij harde wind of regen trek ik een grens, ook al is het vervelend om publiek en organisatie teleur te moeten stellen.”“Ik wil graag dat het publiek helemaal uit zijn dak gaat en me opzweept.”