Wankeltreffen
Motorfietsen met een wankelmotor zijn een bijzonderheid. Op een mooie zomerse zondag troffen een flink aantal wankelrijders elkaar in Achterveld. MotoPlus was erbij en mocht na afloop een eindje meerijden op een paar van deze bijzondere motorfietsen.In de zeventiger jaren van de vorige eeuw leek de wankelmotor daadwerkelijk door te breken in motorland. De wankelmotor, genoemd naar zijn constructeur Felix Wankel, is een wankelmotor die niet werkt met een in een cilinder op en neer bewegende zuiger en een krukas, maar hij werkt met een driehoekige rotor, die draait in een enigszins ovale trommel. Aan elk van de drie zijden van de rotor vindt steeds – tegelijkertijd – een fase van de verbranding plaats, terwijl aan één kant een fris benzine-luchtmengsel binnenkomt, vindt aan de tweede zijde net een verbranding plaats (gewoon aangestoken door een bougievonk, terwijl aan de derde zijde de uitlaatgassen net wegstromen in de uitlaatdemper. Naast de draaiende rotor zitten er verder eigenlijk geen bewegende delen in het wankelblok en de compacte en relatief veel vermogen leverende krachtbron leek ideaal voor het gebruik in een motorfiets. Bovendien draait de wankelmotor zeer trillingsvrij en dat was – zeker in die tijd waarin balansassen nog geen gemeengoed waren – een groot pluspunt voor een motorfietsblok. Kortom, wat zou een grote doorbraak eigenlijk in de weg kunnen staan?Toch was het niet enkel goud wat er blonk, want de wankelmotoren – zeker die van het eerste uur – hadden ook enkele flinke nadelen. Het brandstofverbruik lag vrij hoog en bovendien liep de motor op mengsmering (als een tweetakt dus), waardoor het olieverbruik ook stevig was. En ook de afdichtingen op de hoeken van de rotor zorgden voor problemen, zeker in de beginjaren, toen de materialen in de motorbouw nog niet op het nivo van tegenwoordig zaten. Daarbij wordt er bij een wankelmotor relatief veel verbrandingswarmte afgegeven aan het motorblok, dat dus goed gekoeld moest worden: hoe kouder het is, des te beter functioneert de wankelmotor.Het nam niet weg dat zich aantal merken van meet af aan op dit ‘wankele pad’ waagden, zowel in de auto- als in de motorwereld. NSU was de eerste die er in 1964 een auto mee uitbracht en hun Ro80 zou later een heuse trendsetter worden. Ook Mercedes en Citroën deden veel ontwikkelingswerk, maar uiteindelijk was het alleen Mazda die daadwerkelijk doorzette en anno 2009 nog steeds een auto met wankelmotor levert. Maar ook in de motorwereld leek de wankelmotor veel volgers te krijgen. In 1974 kwam Hercules uit met de W2000, een compacte, lichte wankelmotorfiets en een jaar later volgde Suzuki met de befaamde RE5, een hele serieuze machine, die je kon vergelijken met de GT750 driecilinder-tweetakt, zeg maar één van de topmachines uit die tijd.En zelfs vanuit Nederland waren er wankel-initiatieven: de befaamde Van Veen OCR1000 was zijn tijd in veel opzichten ver vooruit. Niet alleen vanwege zijn bijzondere krachtbron, maar ook vanwege zijn moderne uiterlijk en superbike-achtige prestaties. De geestelijk vader achter deze Nederlands/Duitse machine was Henk van Veen, in die jaren beter bekend als de importeur van Kreidler in Nederland. Het project stierf echter een vroegtijdige dood toen de toeleverancier van de wankelmotorblokken in de problemen kwam en de aanvoer van de krachtbronnen dus stokte. Dat stond een echte doorbraak van de OCR in de weg.Gaandeweg de jaren zeventig bleken de nadelen van de wankelmotor toch groter dan de voordelen. Alleen het Engelse Norton leek te eigenwijs om de handdoek snel in de ring te gooien. Zij stapten in de wankelscene toen alle andere merken alweer waren afgehaakt en in 1983 brachten zij hun Commander uit. In eerste instantie was deze machine bedoeld als politiemotor, later kwamen er ook civiele Norton wankels op de markt. In 1991 volgde zelfs een ultrasportieve F1, waarmee de fabriek ook uitkwam in de toenmalige 750 cc raceklasse. En zelfs anno 2009 zijn er vanuit Norton – of wat er over is van de ooit zo roemruchte motorfabriek – weer nieuwe wankelinitiatieven en wil de fabriek ook weer gaan racen. De sterk verbeterde materiaalkennis en smeerolieen van dit moment zouden immers aan aantal klassieke wankelproblemen moeten tackelen.Terug naar Achterveld, waar onlangs veertien wankelliefhebbers uit Nederland en België elkaar troffen in een kleine, ongedwongen meeting. De gelijkgestemde zielen konden er van gedachten wisselen over hun bijzondere motoren, die ruim dertig jaar geleden zo’n beloftevolle start maakten in de motorwereld, maar waarvan de echte doorbraak toch uitbleef. Het neemt niet weg dat de wankelmotoren gekoesterd dienen te worden, al was het alleen maar om dit bijzondere moment in de motorgeschiedenis te eren.Na afloop mocht MotoPlus zelf ook even een blokje om met een paar verschillende wankelmotoren. Zoals de kleine Hercules W2000 van Peter van Eckeveld. Een heel licht motorfietsje, die werd geproduceerd tussen 1976 en 1979 en destijds nieuw 4.950 gulden (ca. € 2.250,-) kostte. Naar huidige maatstaven is de Hercules een grote bromfiets, maar met zijn 27 pk kun je toch heel behoorlijk opschieten. Opvallend – en dat gold ook voor de andere wankelmotoren – is de absolute afwezigheid van motortrillingen: pas als je op een wankel hebt gereden – ook al is het maar een paar kilometer – weet je ineens hoeveel trillingen zo’n conventionele op en neer bewegende zuiger veroorzaakt. Wel blijkt de koppeling een probleemgeval: hij gaat niet echt licht en koppelt desondanks maar matig vrij. Nog naar de vrijstand schakelen terwijl je al stil staat, is er dan ook niet meer bij. De Hercules is een heel lief motorfietsje, bijna vertederend. Dat bleek ook wel uit een kleine verkiezing die er onder de bezoekers werd gehouden: de ruim aanwezige Suzuki RE5-wankels maakten geen schijn van kans tegen Hercules die door velen als mooiste wankel werd gekozen.Toch is die Suzuki RE5-wankel een veel serieuzere motorfiets. We reden met het in nieuwstaat verkerende exemplaar van Johan Kole en zo’n RE5 is zelfs dertig jaar na dato gewoon een serieuze motorfiets. Suzuki spaarde destijds kosten nog moeite om de RE5 als ‘topmodel’ neer te zetten. De enkelschijfs-wankelmotor van de tussen 1976 en 1979 leverbare RE5 had 62 pk en daarmee kon hij zich meten met de driecilinder-tweetakt GT750 uit hetzelfde huis. De RE5 is ook rijdend een heel bijzondere en ook gecultiveerde motorfiets. De wankelmotor doet snorrend zijn werk, het geluid lijkt meer op dat van een tweetakt dan op een viertakt. Dat besef wordt geholpen door de oliepluim en de geur van tweetaktolie uit de uitlaten. Ook stilistisch was de RE5 een topper, bijvoorbeeld door zijn dashboard in de ronde trommel. Ondanks die moderne insteek kon ook de RE5 het uiteindelijk niet opboksen tegen de op dat moment sterk in opmars komende viercilinder-viertakt-lijnmotor, waarmee Honda en Kawasaki in diezelfde tijd immers een nieuw tijdperk inluiden. Terwijl de overige merken de wankelmotor al snel weer lieten voort wat hij was, zag het Engelse Norton er de strohalm in om de motorindustrie in het Verenigd Koninkrijk te redden. Met de Commander, de Classic en later de F1 probeerde Norton rond de jaren 90 de wankelmotorfiets nieuw leven in te blazen en daarvoor werd die F1 zelf ingezet in wegracewedstrijden, onder meer in handen van de legendarische Ron Haslam. En de 95 pk leverende F1 (feitelijk een racereplica) mag er nog steeds zijn. Het rijwielgedeelte staat op een hoog nivo met uitstekend remmen en vering. Ook de totale bouw doet modern aan, terwijl de watergekoelde tweeschijfs-wankelmotor gevoelsmatig meer te vertellen heeft dan die papieren 95 paardekrachten. Het geluid briesende geluid doet in de verte denken aan een zescilinder. Een zescilinder-tweetakt wel te verstaan. De afwerking staat op een hoog peil en in veel opzichten is de F1 ook anno 2009 nog een zeer begerenswaardige motorfiets. Je kunt ermee rijden alsof het een vrij moderne machine is, maar dan wel eentje die behoorlijk zeldzaam is. Dat kwam niet in de laatste plaats door zijn nieuwprijs destijds: de F1 koste in 1991 50.000 gulden, oftewel ruim 22.500 euro! Eigenlijk heeft de F1 maar aan één ding een grote hekel en dat is aan stil staan. De koeling van de wankelmotor is problematisch en zolang je blijft rijden hoeft dat geen problemen op te leveren, maar een minuutje stationair draaien zorgt er al voor dat de temperatuurmeternaald angstig dicht tegen het rode gebied aan schurkt. Je voelt dan ook op de buddyseat dat de motor het bloedheet krijgt. Later produceerde Norton nog de F1 Sport, waarbij de koeling was verbeterd, onder meer door de kuip niet meer aan te laten sluiten op het aluminium brugframe, maar rondom een paar centimeter vrij te laten, zodat de motorwarmte beter kon ontsnappen uit het vooronder. Het neemt niet weg dat zo’n Norton F1 nog steeds een machine is om te koesteren en dat is ook wat eigenaar Frank Loonstra doet. Hij gebruikt de motor puur hobbymatig regelmatig en is eigenlijk niet meer van plan hem ooit weer te verkopen.Dat laatste geldt trouwens ook voor Albert van der Heijden: hij heeft in Best zelfs het Norton Museum (zie www.nortonmuseum-best.nl) opgericht, waar hij ruim 30 Nortons exposeert. Daaronder bevindt zich ook een Norton Wankel en wel de luchtgekoelde Classic. Dit was de eerste wankelmachine die Norton voor ‘de gewone man’ op de markt bracht; hij was afgeleidt van de Commander die toen al enige tijd dienst deed bij de Engelse overheid als politiemotor. Uiteindelijk zijn er 100 Norton Classics gebouwd en dat maakt deze machine tot een heel bijzondere verschijning. Niet de laatste plaats omdat Norton niet lang daarna overschakelde op watergekoelde wankelmotorblokken om de koelingproblemen beter in de hand te kunnen houden. Met name de politiemotoren hadden veel last van warmlopen, bijvoorbeeld bij het escorte rijden. Dat ‘detail’ gaf ook al wel aan dat de nadelen van de wankelmotor uiteindelijk veel zwaarder wogen dan dat men in eerste instantie dacht. Bovendien was de opmars van de moderne viertaktmotor in die tijd niet meer te stoppen: de vermogens namen in zo’n snel tempo toe, dat vrijwel alle fabrikanten daarvoor kozen en het dus vrij stil werd rond de ooit zo veelbelovende wankelconstructie. Mazda houdt in de autowereld het principe nog in ere en in Engeland is Norton bezig met een herintroductie van de wankel. Maar of die machine ooit echt zal doorbreken is uiterst twijfelachtig, daarvoor wegen tegenwoordig zaken als een laag brandstofverbruik en schone uitlaatgassen ook veel te zwaar. Maar het neemt niet weg dat deze exoten niet vergeten mogen worden!=========[[4 kasten, stett 1 x Bild mann + maschine und 1 x Bild maschine dazu]]De Norton Classic van Albert van der Heijden“In Best heb ik mijn eigen Norton-museum en daarin mocht een wankelmotor natuurlijk niet ontbreken. Deze luchtgekoelde Classic is eigenlijk de eerste productie-wankel van Norton, afgeleid van de politiemotor die Norton destijds aan de Engelse overheid leverde. Er zijn er in 1987 precies 100 gebouwd en ik heb deze 13 jaar geleden nieuw gekocht, met nul kilometer op de teller. De luchtgekoelde wankel levert 85 pk en ik heb hem jarenlang ook als ‘moderne motor’ gebruikt. Tegenwoordig heb ik daar een Triumph Daytona voor, maar de Norton gebruik ik toch ook nog regelmatig voor leuke ritjes. Hij loopt erg mooi, al hadden ook deze de koelingproblemen. Je moet dus inderdaad blijven rijden. Wat mij trouwens elke keer weer verbaast is het stuurgedrag: doordat de massa van het blok heel laag in het frame licht, stuurt de Classic bijzonder licht en scherp.”De Hercules W2000 van Peter van Eckeveld“Ik heb de Hercules acht jaar geleden gekocht. Ik was toen eigenlijk op zoek naar een Norton, maar bij een Duitse handelaar in Hamburg, stond naast een paar Nortons ook deze Hercules. En eigenlijk vielen mijn vrouw en ik er als een blok voor. Het is zo’n lief motortje. Op de bougiedop na is hij trouwens helemaal origineel! Dit is wel een Amerikaanse uitvoering. Hij is ook wel in de USA geweest, maar daar nooit verkocht en uiteindelijk weer naar Europa gekomen. Er zijn er ooit 1.800 van geproduceerd, daarvan hadden er 900 mengsmering en 900 een apart oliereservoir met een pompje. Dat laatste had deze ook, maar dat pompje heb ik vastgezet en rij nu gewoon met mengsmering in de tank. Dat leek me veiliger. Ik gebruik daar trouwens Shell Rotella olie voor, dat is in feite een industriële olie die onder meer in tweetakt-dieselmotoren gebruikt wordt. Het enige nadeel is dat deze olie niet zelfmengend is met benzine en het mixen is dus een hele klus. Dan begin ik met een litertje benzine en een beetje olie en maar schudden en schudden. Dan steeds meer olie en benzine erbij en maar blijven schudden. Dan ben ik zo een uurtje bezig voordat ik eindelijk een ritje kan maken.”De Norton F1 van Frank Loonstra“Twintig jaar geleden werkte ik als 17-jarige in mijn vrije tijd bij Nubo Motors in Hippolytushoef. En toen stond daar deze Norton F1 al in de showroom. Ik riep toen al wel eens tegen de baas dat hij die Norton absoluut niet mocht verkopen, want dat moest ooit mijn motor worden. Inmiddels ben ik al jaren eigen baas met een sportvisserijschip, maar vorig jaar ging de dochter van de baas van Nubo trouwen en ik werd ook uitgenodigd. Op die bruiloft hebben we veel herinneringen opgehaald en kwam ook die Norton F1 weer ter sprake. Wat denk je: die stond er nog steeds! Ik heb toen meteen geroepen: ‘Die is voor mij!’ en een paar dagen later was de koop rond en kon ik een spiksplinternieuwe F1 op naam laten zetten! Ik verkoop hem nooit meer, daarvoor is hij te bijzonder. De wankeltechniek spreekt me aan, maar verder is het ook een erg mooie machine. De koeling is wel een beetje problematisch, je moet er wel mee blijven rijden. Hoe harder je rijdt, hoe beter de F1 het naar zijn zin heeft.”De Suzuki RE5 van Johan Kole Als één van de initiatiefnemers van de wankelmeeting bracht Johan Kole meerdere motoren mee uit zijn verzameling, waarover we in MotoPlus 10-2007 al berichtten. Johan was er onder meer met een Norton F1 Sport (een doorontwikkelde F1, met onder meer een meer open stroomlijn voor een betere koeling) en een vrijwel nieuwe Suzuki RE5. ”Zo’n wankelmotor is echt een lust om mee te rijden. Het wankelblok draait zo mooi trillingsvrij, dat is uniek. Als je alles in je leven al gereden hebt en je stapt dan een keertje op een wankel ben je meteen verkocht. Dan denk je: waarom heb ik dit 20 jaar te laat ontdekt? Het is ook zo jammer dat de ontwikkeling is gestokt, nog voordat hij goed en wel op gang was gekomen. Deze RE5 van Suzuki was van de wankels in mijn ogen de beste ‘normale’ motorfiets, zo’n Norton is meer een zorgenkindje. Wel een zorgenkindje dat vreselijk mooi en met liefde gemaakt is trouwens. De RE5 is ook een enkelschijfmotor en ik heb begrepen dat Suzuki ooit plannen had voor een RE10-dubbelschijfsmachine. Dat zou een echte superbike zijn geworden, maar zover heeft het helaas nooit mogen komen.”