Reisblog: naar de Noordkaap op een supersport (2)
Een fantastische reis naar de Noordkaap kun je natuurlijk op iedere motor maken. Maar wat doe je als je student bent? Dan ga je met de motor die je voorhanden hebt. In het geval van de Enschedese Marieke Faber is dat een Kawasaki ZXR400 uit 1994. En waarom ook niet? In dit tweede en afsluitende deel van dit reisblog (deel 1 lees je hier) volgen we Marieke en de ZXR tijdens de laatste loodjes en terug naar huis.
De Noordkaap
Vanuit Alta vertrek ik naar de Noordkaap om ’s avonds weer terug te komen bij hetzelfde hotel. Mijn bagage kan ik dus eens lekker een keer in het hotel laten staan. Het belooft een koude, maar droge dag te worden. Met vier lagen kleding aan vertrek ik rond een uur of 9. Een aantal kilometer buiten de stad staat mijn geplande tankstation. Maar juist als ik denk dat de tankstationstress voorbij is, wordt zowel bij dit tankstation als bij de volgende mijn kaart geweigerd. De kilometers op de dagteller lopen op, terwijl ik steeds verder rijd om een werkende pomp te vinden. Met de motor al op reserve en de jerrycan leeg vind ik uiteindelijk een pomp. Als het hier niet lukt, moet ik wat proberen te regelen met een Noor wiens kaart wel geaccepteerd wordt. Gelukkig blijkt dat niet nodig als er een ‘maestro, tag kort’ in het scherm van deze pomp verschijnt. Opgelucht kan ik verder. De eerste stressvolle 100 kilometer van de 236 naar de Noordkaap zitten er op.
Als ik de Noordkaaptunnel in duik, dringt het steeds meer tot me door: ik ben er bijna! Maar wat is het koud in de tunnel. De tunnel voelt langer dan de aangegeven 6.870 meter. Vlak na de tunnel begint de klim naar de Noordkaap. Naarmate ik hoger kom, rijd ik dieper de wolken in. Het regent niet, maar raakt alles doorweekt. De TomTom is duidelijk, ik zou er nu bijna moeten zijn. Maar het einde van de weg is niet te zien. Na uren zwoegen door de kou, over deels onverharde wegen door wegwerkzaamheden, kom ik eindelijk aan op de legendarische bestemming, de Noordkaap. Tot mijn verbazing staat het bekende kunstwerk van de wereldbol niet op zeeniveau, maar staat het bovenop een gigantische klif. Bij het onderzoekscentrum van de Noordkaap hangt een thermometer, 4 graden is het. Daar twijfel ik zeker niet aan. Gelukkig is mijn Spidi motorpak met wintervoering warm genoeg en echt perfect waterdicht gebleken. Na een kopje koffie om op te warmen en nadat het besef is ingedaald waar ik ben, stap ik op de motor om weer terug te gaan naar het hotel. Ik kán immers niet verder. Hiermee begint officieel de terugweg van mijn reis. Nog ‘maar’ 4.000 kilometer te gaan. Maar terug over deze weg naar Alta is echt geen straf. Ook al is het hartstikke koud en nat, deze prachtige weg door het rotsachtige landschap met ontelbare rendieren is echt een bijzondere beleving.
De terugweg door Noorwegen
De volgende ochtend is het toch een beetje gek wakker worden. Het is het begin van mijn terugreis van 4.000 kilometer. Het doel voor deze dag ligt 438 kilometer zuidelijker in Tennevoll. Het lijkt een zonnige dag te worden, en dat doet me goed. Ik vertrek vol goede moed. Na de eerste aantal kilometers wordt al duidelijk dat Noorwegen een totaal ander landschap kent dan Zweden. Ik kan eindelijk beginnen met bochten rijden, en wat ben ik blij met mijn supersport. Ik kan lekker sturen en doordat het slechts een 400’tje is, irriteer ik me niet bepaald aan de lage maximum snelheden in Noorwegen. Toch duikt er al snel een niet te missen doorn in het oog op, of eigenlijk in mijn spiegel. Die jerrycan die maar niet goed blijft liggen. Ik besluit de motor aan de kant te zetten en even te wachten op iemand die mij kan verlossen van dit onding. Niet veel later komt er een Duitser langs in een oud campertje. Ik wenk hem om te stoppen om te vragen of hij de jerrycan met benzine wil hebben. “I never say no to free fuel!”, luidt zijn antwoord. Wat een bevrijding om van dat ding af te zijn. Bovendien voelt het als een symbolisch afscheid van alle stress uit Lapland. Laat die bochtjes maar komen!
Wat helaas ook snel duidelijk wordt, is dat Noorwegen een land is dat veel regen kent. Zeker 300 kilometer rijd ik in de stromende regen. De gehele route loopt langs de fjordenkust van Noorwegen. Dit landschap is echt bizar mooi. Normaal gesproken is 438 kilometer wel te doen in een paar uurtjes, maar door de hoeveelheid kou, regen en wegwerkzaamheden wordt dit een lange dag. In Zweden leggen ze gewoon een klein bordje langs de weg met een zandzak er op om aan te geven dat er aan de weg gewerkt wordt. Een tip: zie je dit bordje? Begin dan maar met remmen, want dan is er geen asfalt meer. Dat ga je voelen als je daar met 80 op rijdt, geloof mij maar. In Noorwegen gaat alles wat meer gestructureerd. De bedoeling is dat je in een rijtje wacht, totdat een volgauto vertrekt over een stuk met wegwerkzaamheden. Zo kan geheel georganiseerd in twee richtingen een voor een achter een volgautootje aan worden gereden en dat de hele dag door. Goed, dan moet je wel eens een kwartiertje te wachten, maar zo langs de kust is dat geen straf.
Regen, pontjes, uitzichten en een motorcircuit
Vanuit een bijzondere hotel met een prachtig uitzicht bij het ontbijt vertrek ik naar het vissersdorpje Rognan. Langs vele stadjes en dorpjes langs de kust kom ik uiteindelijk aan bij het eerste pontje van mijn reis, dat van Skarberget naar Bognes. Dit pontje biedt naast een prachtig uitzicht ook goed gezelschap. Samen met twee andere motorrijders ga ik als eerste de pont op en al snel raken we aan de praat. Een Italiaan op een BMW GS en een Duitser op een KTM Adventure zijn duidelijk verbaasd over mijn motorkeuze. Ze vragen me waar ik heen ga en ik vertel ze dat ik op de Noordkaap ben geweest en nu op weg ben naar huis via Noorwegen. “The Northcape!?” Ik bevestig. “Alone!?” Wederom bevestig ik. “On that!?” Lachend knik ik ja. Ze zijn verbaasd en geven toe dat dit hun ego toch wel krenkte. Als blijkt dat naast ons een vrouwelijke vrachtwagenchauffeur staat is de kous helemaal af. De Italiaan staat erop dat we samen op de foto gaan. “You don’t see this in Italy”, zegt hij.
De volgende dag is de route wegens het voorspelde slechte weer een korte route, van Rognan naar Mosjøen. Helaas blijkt wat men vaak zegt over Noorwegen maar al te waar, want is het koud en nat. Door de hoge bergen in dit gebied blijven de regenwolken hier hangen, dus als het regent blijft het regenen. Als ik een dal in rijd, stopt de regen. Ik besluit maar weer eens te tanken. Tijdens mijn kopje koffie om op te warmen zie ik een gebouw met op de gevel ‘Artic circle motorcycle museum’. Aangezien ik toch een korte route gepland heb, besluit ik het te bezoeken.
Hoe zuidelijker ik in Noorwegen kom, hoe groener het landschap wordt. Bovendien hebben de rendieren op de weg plaatsgemaakt voor schapen. De route brengt me naar Trondheim, de op twee na grootste stad van Noorwegen. Deze studentenstad binnen rijden is na de afgelopen dagen van rust en stilte in Lapland even raar. Ineens moet ik weer wachten voor stoplichten, trams voor laten gaan en heel veel wisselen van baan. Middenin het centrum ligt mijn pension. Daar word ik direct geconfronteerd met het nette karakter van de Noren. Als ik vraag of je hier een motor op de stoep mag parkeren, word ik met grote ogen aangekeken. Dat is zeker niet de bedoeling en blijkbaar is het ook een hele rare vraag. Gelukkig is er om de hoek een parkeerplaats met een deel waar motoren gratis mogen staan. ’s Avonds loop ik de stad in, waar de introductieweek van de universiteit bezig is. Overal lopen studenten in zelfgemaakte toga’s van dekens en hoeslakens. Verspreid door het centrum zijn overal groepen luidkeels zingende studenten, overduidelijk dronken – het is pas 7 uur ’s avonds. Wel een gezellige afwisseling na het niemandsland boven de poolcirkel. Sinds Zweden is de route van Trondheim naar Averøy trouwens ook de eerste dag dat ik mijn trui weer uit kan doen. Het kwik komt namelijk weer boven de 15 graden uit. Het pontje van Halsa naar Kanestraum biedt ontzettend mooie kustgezichten. Bijna aangekomen op mijn bestemming moet ik alleen nog de Altantershavstunnel door. Deze 5,7 kilometer lange tunnel onder de Atlantische Oceaan laat goed zien hoe inventief de Noren zijn met oplossingen voor het ruige landschap waarin ze wonen.
De Atlantic Coast Road, de Trollstigen route en Geiranger
Op één dag wil ik nog de drie mooiste motorroutes van Noorwegen rijden. Nerveus begin ik vanuit mijn hotel, dat vlakbij het begin van de Atlantic Coast Road ligt. Nu heb ik van tevoren veel gelezen over deze legendarische weg, maar als blijkt dat deze weg slechts 8,3 kilometer lang is ben ik wel wat teleurgesteld. Maar dat blijkt niet nodig. Aangezien ik al zeker 5.000 kilometer heb gereden door Scandinavië, ben ik bijna geëmotioneerd als ik aan deze weg begin. Ik rijd de weg wel drie keer op en neer. Rijden over deze smalle weg met zijn bruggen is adembenemend, waardoor je bijna gaat twijfelen of je niet in een film rijdt. Via het pontje van Sølsnes naar Åfarnes kom ik bij het begin van de Trollstigen, ook wel de Trollenroute genoemd. Deze weg zal veel motorrijders niet onbekend zijn. De haarspeldbochten in deze smalle weg met dikwijls meer dan 10% stijgingspercentage zijn een echte uitdaging. Tip: kom hier niet midden in het zomerseizoen, dan is het vooral filerijden tussen de campers. Gelukkig kan ik aardig doorrijden naar het bekende uitkijkpunt en toeristencentrum.
Eenmaal boven stop ik om een bezoekje te brengen aan het uitkijkpunt en om een toeristisch trollenijsje te eten. Ik word aangesproken door een aantal Noorse motorrijders, omdat mijn motor nogal opvalt tussen het rijtje adventure bikes. Ik vertel dat ik die avond naar een dorpje wil net voor Lillehammer, volgens de TomTom nog ongeveer drie uur rijden. Ze raden me aan vooral niet de snelste route te volgen, maar de route te nemen via Geiranger. Deze route staat onder motorrijders bekend als een uitdagende route, maar is veel minder bekend dan de Trollstigen. De route blijkt zeker 2,5 uur langer, maar ik besluit het toch te doen. Het is immers een van mijn laatste dagen in Noorwegen.
Deze route blijkt nog veel uitdagender dan de Trollenroute. De weg ligt vol haarspeldbochten met een stijgingspercentage van 12% en je rijdt naar beneden zonder vangrails. Deze dag is zonder enige twijfel de mooiste dag die ik ooit beleefd heb op een motorfiets. Het is zeker een uitdaging om mijn motor hier overheen te loodsen. Remmen op de motor doet deze kleine viercilinder namelijk zo goed als niet, maar gelukkig zitten er goede remmen op. Bovendien is het op de stukken waarbij ik moet klimmen weer een uitdaging, omdat deze motor pas koppel en vermogen levert ver boven de 10.000 toeren. Haarspeldbochten moeten altijd in de eerste versnelling, omdat de motor onder de 4.000 toeren verzuipt als je op het gas gaat. Maar ik heb de slag al snel te pakken en dan gaat het prima.
De volgende dagen staan in het teken van het einde van de reis. Vanuit Ringebu vertrek ik naar Larvik, waar de dag erna de pont naar Denemarken vertrekt. In Denemarken wacht nog een overnachting in een hele mooie B&B in Haderslev. De laatste dag denk ik gewoon even naar huis te rijden door Duitsland. Maar de Autobahn verrast altijd. Deze keer staat deze verrassing vooral in het teken van file. Nu zal iedere motorrijder wel weten dat je in Duitsland met de motor niet tussen de file door mag rijden. Na de rust van Scandinavië heb ik ontzettend veel moeite om kalm te blijven als ik een uur in de file sta bij Hamburg en vervolgens nog een keer bij Bremen. Ergens voorbij Bremen blijkt ook mijn motor het hoofd niet meer koel te kunnen houden, maar dan letterlijk. Ineens merk in dat de ZXR veel meer herrie maakt dan normaal en als ik naar beneden kijk, zie ik een stroompje koelvloeistof uit mijn kuip lopen. Op de eerstvolgende parkeerplaats blijkt dat ik toch nog moet sleutelen, maar gelukkig is het probleem niet heel groot.
De moertjes van de uitlaatbochten zijn losgetrild, waardoor de hete uitlaatgassen direct op mijn radiateur worden geblazen. Maar omdat alle moertjes er nog wel op zitten, blijft de reparatie beperkt tot het weer vastdraaien van de moertjes. Heb ik het gereedschap toch niet voor niets meegesleept al die kilometers! Na ontelbaar keer mijn handen branden aan de hete uitlaatbochten en alles weer te hebben vastgedraaid, kan ik mijn reis weer vervolgen. Ditmaal binnendoor door Duitsland om de file bij Osnabrück te vermijden. Na 7.029 kilometer en 16 dagen ben ik weer thuis in Enschede. Zeker moe, maar ook erg voldaan en ik kan weer eens lekker in mijn eigen bed slapen.
Het eerste deel van Marieke’s trip naar de Noordkaap lees je hier!