Heuvelklimmen in Frankrijk
Wat flinke bouten als spikes door de achterband en een schroefje los onder de helm. Zo zou je de wereld van de heuvelklim in een paar woorden kunnen samenvatten. Maar daarmee zou je de beoefenaars van deze oertak van de motorsport te kort doen: zij leven in hun eigen bizarre wereld, vastbesloten de natuurwet te verslaan die ieder weldenkend mens respecteert als de wet van de zwaartekracht.Koud aangekomen wrijf ik m’n ogen nog maar eens goed uit. Twee Gas Gas 300-blokken op één chassis. Met een belachelijk lange swingarm. Een afwijking in de evolutie van de motorfiets? Bij het wegrijden van een zelfbouwfiets, aangedreven door twee 700 cc Zabels zijspancrossblokken, begin ik me af te vragen of de paddenstoelen in het veld misschien een hallucinerende nevel verspreiden. Maar nee, een affiche helpt me uit de droom: ik ben niet in de Motor Efteling, maar bij een wedstrijd voor het Franse heuvelklimkampioenschap. ‘Montée impossible’ in het Frans, oftewel ‘onmogelijke klim’. Rare jongens die Fransen, zullen we maar zeggen. Door mijn gedachten spookt het officiële reglement: "Het is toegestaan gebruik te maken van bouten, in onbeperkte hoeveelheid, die door de binnenzijde van de band zijn gestoken. Of van schoepen, onderling verbonden door een staaf, kabel of ketting." In het spoor van de hill-climbers groeit geen gras meer. Aan het stuur van een ongetemde viercilinder ploegt ene Gilou enkele meters door de aarde, voordat hij crasht. Het zorgt onmiskenbaar voor het nodige spektakel, al die motorfietsen die onderuit gaan. Aan het eind van de toch al niet misselijke helling volgt nog een nagenoeg verticaal rotsmuurtje. De meesten komen echter niet zover en bijten al eerder in het stof. Ondanks hun speciaal uitgeruste motorfietsen die duidelijk niet zijn ontworpen voor het vlottere stadswerk. Het concept is simpel: een massa pk’s onder het handvat en tweeënhalve meter ijzerwerk dat probeert te volgen. John Abadie – de kampioen van 1997 en nog steeds een van de toppers – legt me in een paar woorden uit wat de essentie is: "Heel hard omhoog gaan op een motor die goed in balans is en een karrenvracht aan vermogen heeft." Zijn Harley-Davidson loopt op nitromethaan, gespecialiseerde crosstuners hebben tweehonderd pk uit de Amerikaanse twin weten te persen! Veel Japanse viercilinders hebben weliswaar nog meer power, maar die zijn te hoogtoerig. En dus wordt het bonte gezelschap aan de start gedomineerd door dikke V-twins met veel koppel: Ducati’s, Aprilia’s, een Harley en zelfs een Voxan!Alle fietsen – dertig in totaal – zijn stuk voor stuk beresterk en optimaal geprepareerd. Maar het motorisch gedeelte alleen is daarbij niet zaligmakend: "Het samenspel tussen gas en koppeling moet perfect zijn, wil je ook maar de geringste kans maken om boven te komen. Een herstart tijdens de klim kun je wel vergeten", aldus de Amerikaanse legende Kerry Peterson (zie kader), die ook uitleg geeft over het waarom van die idioot lange swingarmen. "Zo kun je het vermogen vol benutten zonder dat het voorwiel los van de grond komt. Hoe langer de motorfiets, hoe sterker het achterwiel doorslipt, wat weer zorgt voor meer controle. Een teveel aan tractie is dus juist goed bij hillclimbing. Het achterwiel móet gewoon slippen." In de VS is hillclimbing een van de oudste takken van terreinmotorsport: de eerste races vonden er al plaats in 1903! In de jaren daarna won de sport snel aan populariteit en ontstond er heftige rivaliteit tussen de twee merken die destijds de startvelden domineerden: Harley en Indian. Toch zou het nog tot 1976 duren voordat de American Motorcyclist Association (AMA) een officiële competitie opstartte. In Europa waren heuvelklims toen nog steeds een vrijwel onbekend fenomeen in de motorwereld. Pas in 1987 begon een groep Franse coureurs met het organiseren van de eerste wedstrijden aan deze kant van de oceaan. Een van de coureurs van het eerste uur, Patrick Innocenti, kwam met het idee om een heus kampioenschap te organiseren, een plan dat direct warm onthaal vond bij de Franse motorsportfederatie die de organisatie ervan op zich nam. In de jaren daarna vonden de Franse initiatieven navolging in verschillende andere Europese landen, om te beginnen in Scandinavië. Zo werd in Zweden de Nordic Cup georganiseerd, tegenwoordig een druk bezocht evenement. Voor Innocenti, ook nu nog de drijvende kracht achter de Franse heuvelklimkampioenschappen, was dat het sein zich op het organiseren van internationale races te werpen "Ieder op z’n eilandje, da’s zonde. Ik wilde daarom hillclimbers uit de hele wereld bijeen brengen in de eerste Montée des Nations." Die vond plaats in 2004, in het Zuid-Franse plaatsje Decazeville. Inmiddels heeft Innocenti ook plannen voor een Europees- en zelfs wereldkampioenschap (zie kader). Maar de daarvoor noodzakelijke samenwerking met de Amerikanen verloopt niet helemaal soepel, al wil Innocenti er niet veel over kwijt. "Te veel organisatorisch gedoe, te veel politiek eigenlijk."Aan belangstelling van het publiek is in elk geval geen gebrek: met 52.000 toeschouwers in één seizoen (cijfers 2007) trekken heuvelklimwedstrijden in Frankrijk inmiddels meer toeschouwers dan menig ander nationaal motorsportkampioenschap. Het zal niemand verbazen dat de sport vooral op het platteland populair is. Aan de motorische kant moeten moeilijke keuzes worden gemaakt. Eén, twee of vier cilinders? Uren worden doorgebracht in de werkplaats, de hersenen worden gepijnigd. Vooral over het verlagen van het zwaartepunt, essentieel om te overleven als het lot afhangt van een paar bouten. De eerste keer dat de yanks naar Europa kwamen, in 1998, hebben ze een idee van de Fransozen gejat: de dubbele motor. Een van de meest geslaagde uitvoeringen van dit concept is de bi-Zabel van regerend Frans kampioen Xavier Boutiton. Eén ketting verbindt de beide uitgaande tandwielen van de versnellingsbakken, een andere drijft het enorme, met bouten geperforeerde achterwiel aan. De bediening van beide koppelingen vindt plaats met één hendel, en ook beide bakken worden bediend met één enkel mechaniek. "Leuk", moet Antoine Damien, een andere Franse crack gedacht, "maar dat kan ook anders." En vervolgens nam hij een BMW boxer die hij eerst 90° draaide om hem in de rijrichting te plaatsen en toen nog eens 180° kantelde voor een zo gunstig mogelijk zwaartepunt. Een oliepomp voorkomt dat het blok droog komt te staan, de inspuitpomp is weggelaten. Met een fietspomp wordt een beetje brandstof in het blok geblazen, genoeg om het steil oplopende pad te bestormen.Met de blik op oneindig wint Alexandre Morel op een Aprilia 990 de wedstrijd, voor Xavier Boutiton en Julien Saporiti. Boutiton heeft echter dubbele pech, want hij raakte niet alleen zijn kampioenstitel kwijt, maar kon ook zijn zilveren medaille niet in ontvangst nemen. In de laatste proef was hij ten val gekomen en moest het evenement met een driedubbele voetbreuk voortijdig verlaten voor een bezoekje aan het hospitaal. De natuurwetten trotseren blijft altijd een uitdaging, een strijd die eigenlijk niet kan worden gewonnen. Slechts een enkeling weet de top te bereiken. Toch zullen ze er de volgende keer weer allemaal zijn. Ze blijven stug volhouden, gedreven door een ijzersterke wil. [Bilder + Unterschriften][Opener: 01][Einsatz][Bei einander: 30; 32; 33, ein Unterschrift]The sky is the limit, ook wat de blokken betreft: een dubbele GasGas 300, een combinatie van twee 700 cc Zabel zijspancrossblokken en een in lengterichting ingebouwde BMW boxer. [02]Nog net geen rupsband, maar om boven te komen is er veel geoorloofd. [2e Spread][Ganze Spread: 05][Eisatzbilder von al den crashes: 08; 09; 11; 21; 44][Ein Unterschrift unter das grosse Bild, das alles sagt uber den weitere crashes. Vielleicht wie ein Streamer]Iedere deelnemer heeft hetzelfde hoge doel, alleen sneuvelen er links en rechts een paar in de harde strijd dat doel te bereiken.[Letzte Seite][18]En als je er dan bijna bent, moet je dat verrekte muurtje aan het eind nog zien op te komen. [23 und 25]Terwijl de één het spektakel als in een voetbalstadion beleeft, ondergaat de ander het klimwerk gelaten, maar met zi