Interview Jan en Rie Zwolman
Ze bestaan gelukkig nog, oermotorrijders die alles, maar dan ook alles met de motor doen. Jan Zwolman is zo iemand, niet alleen omdat hij simpelweg geen ander rijbewijs heeft, maar vooral omdat ‘ie het nog altijd leuk vindt. Zelfs na zestig jaar is het heilige vuur nog altijd niet gedoofd.“Dat moet eind veertiger, begin vijftiger jaren geweest zijn.” De diepe frons over het voorhoofd verraadt dat de informatie van diep moet komen. Niet verwonderlijk, twee dagen geleden vierde Jan Zwolman zijn 78-ste verjaardag, en tegelijkertijd zijn zestigste actieve ‘motorverjaardag’. “Voor m’n diensttijd had ik m’n rijbewijs al gehaald, toen werkte ik bij de PTT, als telegrambesteller. Daar hadden ze van die mooie oude machines. Twee had ik er in de garage staan, een Triumph en een Royal Enfield. Was allemaal oude rotzooi, geen vering helemaal niets. Maar mooi werk was het wel, we waren destijds met z’n tweeën, een oudere vent en ik, wij bezorgden de post buiten de singel, daarbinnen deden ze het op de fiets. Mooie tijd was dat, na mijn militaire dienst ben ik wel weer bij de PTT gaan werken, maar toen waren de motoren weg, eeuwig jammer.”De ogen lichten nog altijd op bij de gedachte aan ‘toen’. Aan de tijd dat het leven in het teken stond van de net verworven motorvrijheid, en de prille liefde. De liefde van Jan en Rie voor elkaar, die uitgroeide tot een gezamenlijke passie voor het motorrijden, en beide relaties bleken rotsvast bestand tegen de tand des tijds. Als een bijna twee-eenheid vult Rie Jan aan, en omgekeerd. “Na m’n diensttijd heb ik eerst wat oude rommel gereden, ook nog zo’n Indian. Die heb ik ingeruild bij een zaakje in Usselo, die had één Honda-tje in de etalage staan, meer kon d’r ook niet in, want dan was het vol. Een blauwe Honda Dream, ken je die? Een tweeëneenhalfje was het.” “Mooie motor was dat, hè Jan?”, weet ook Rie nog. De Honda verruilde in 1959 uiteindelijk voor 2400 gulden van eigenaar, precies een jaar voordat het paar in het huwelijksbootjes stapte. Uit het huwelijk werd in 1964 een dochter geboren, Bibi, die er indirect voor verantwoordelijk was dat pa en ma een paar jaar later op zoek moesten naar nieuw vervoer. “Ze was nog geen jaar oud en toen zat ze al tussen ons in op de motor.” “Met het gezicht naar mij toe”, vult Rie aan. “En zonder helm op hè, dat mocht toen gewoon. Maar toen reed je ook nog niet zo hard hè.” “Nou, die Dream liep anders met gemak 140 hoor. Maar zo hard hebben we met ons drieën nooit gereden”, relativeert Jan de zaak toch nog enigszins. “Krap werd het uiteindelijk wel, en toen moesten we wel op zoek naar een andere motor.”Die andere werd een BMW R50 van een collega, een tweedehandsje en tevens de eerste stappen van Jan Zwolman op het zijspan pad. Een pad waarvan hij nooit meer afweek, want tot op de dag van vandaag is hij naar eigen zeggen ‘getrouwd met het zijspan’. “Tuurlijk, solorijden is mooi als je jong bent, maar ik wil niet anders meer dan het zijspan. Drie jaar geleden hebben we nog een bijna nieuwe BMW F650 Scarver gekocht, maar daar staat misschien net 2.500 op de teller. Dat rijdt prima, maar geef mij toch maar het span.”De R50 werd opgevolgd door andermaal een BMW, een R69S van Harry Muyen, destijds de BMW-dealer in de regio, om precies te zijn. “Een mooie machine”, vindt Zwolman nog altijd, al viel er wel het één en ander te verbeteren, knipperlichten bijvoorbeeld. “Die zaten er helemaal niet op. Maar ik was jarig geweest en wilde die dingen er perse op hebben. Waren er alleen niet volgens Harry, maar ik mocht van hem toch even in de winkel kijken. Echt ruim was het er niet, maar er stonden wel een paar motoren in de showroom, ook een grote Honda, zo’n Gold Wing. Harry zei nog, ‘da’s de enige motor hier waar ik een bak aan durf te hangen’.” Geluiden die Jan en Rie wel aanstonden en dus werd er stilletjes gedacht aan eens een keer een heel nieuwe motor. En die kwam er uiteindelijk ook, waarbij de Hollandia-bak simpelweg van de R69 werd overgezet op de fonkelnieuwe Japanner. Helemaal blind was de liefde tussen de Zwolmans en het Gold Wing-span echter niet. “Mijn god, daar kon je niet mee rijden. Ik durfde niet eens met één hand te rijden, vanwege het shimmien, weet je wel. Daar zat nog geen stabilisatorstangetje tussen zoals nu, dus dat ding dat zwabberde als ik weet niet wat.”De Gold Wing luidde echter ook nieuwe, spannende tijden in, aangewakkerd door de dochter des huizes, dat wel. “’Pa’, zei ze, ‘nu je een nieuwe motor hebt, kunnen we ook wel op vakantie naar het buitenland’. Ik zei nog prima, we gaan wel naar Duitsland. ‘Nee’ zei ze, ‘Engeland’.” Rie licht de enigszins door eigenbelang ingefluisterde keuze van dochterlief toe: “Dat was in de tijd van Smokie. Bibi was toen, ik denk, rond de vijftien jaar. Die dacht dat ze die jongens daar gewoon op straat zou tegenkomen.” Nadat pa zich over de eerste schrik had heen gezet, werd er een tent aangeschaft en toog het gezin voor het eerst de landsgrenzen over. De eerste van vele keren. “Schitterende vakanties waren dat”, weet Rie nog. “Veel gezien, veel meegemaakt ook.” Jan vervolgt: “Stonden we in Cornwall in de file, moesten we heuvel op. Bovenaan stinken die Honda, lag de hele koppeling er uit. Berg af de motor terug naar de camping laten rollen en toen maar eens gekeken wat er loos was. Nieuwe olie erop, koppelingskabel gesteld en hij liep weer als een zonnetje. Maar ik was het zat. Ik ben naar Muyen gegaan en die had een K100 zijspan van EML staan, een grijze. Met zo’n smal sportbakkie, weet je wel. M’n dochter zei nog ‘Pa, dat wordt ‘m’. Die hebben we toen gekocht.”Vier jaar reed de familie probleemloos rond, maar tijdens de Elfstedentocht, die voor motoren inderdaad, ging het mis. De cardanaandrijving liep stuk en een trieste aftocht richting oosten met de afsleepwagen was het gevolg. Door een speling van het lot kwam er echter op nagenoeg hetzelfde moment ook ‘wat extra geld in het la-tje’. “Ja, we kregen een erfenisje en dat geld wilde ik leuk besteden. Gert Even, die had net de zaak van Muyen overgenomen, had een K100LT staan, met een volle kuip. Toen ik die zag staan wist ik meteen, die moet ik hebben. Maar dan wel met radio. Dat kon allemaal, maar goedkoop was het niet. Al met al kwam de LT met zijspan op zo’n 41.500 gulden, dat was echt veel geld toen.”De investering betaalde zich in de loop der jaren echter dubbel en dwars terug, niet zozeer in geld, maar in onbetaalbare herinneringen, belevenissen en bovenal plezier. Twintig jaar rijden ze inmiddels met het span en bijna 300.000 probleemloze kilometers gleden er onder het rubber van de LT door. Naar Wales en Schotland, maar ook zuidwaarts richting Toscane, Oostenrijk, of gewoon rond huis. Want geheel tegen de heersende norm in, heeft de Enschedeër maar één rijbewijs, dat voor de motor. En Rie, die moet het zonder rijbewijs stellen. Toch had het anders kunnen zijn vertelt Jan: “In het leger heb ik mijn auto- en vrachtwagenrijbewijs gehaald, wilde zelfs nog met de bus beginnen, maar dat ging niet door. In eerste instantie kon je het militairrijbewijs niet omwisselen voor een burgerrijbewijs, toen dat uiteindelijk wel kon heb ik het niet gedaan. Vond het eigenlijk wel prima, ik had een mooie motor en vermaakte me prima.” “Dat is ook gewoon ons ding hè, zijspan rijden”, vindt Rie. “Ik zal niet zeggen dat we de auto nooit gemist hebben, met regen is het maar wat fijn om in een luxe auto te zitten. Maar ruilen, nee dat nooit. Boodschappen doen we gewoon met het zijspan en als het echt hard regent gaan we wel met de trein naar onze dochter. En kou? Dat maakt ons niet uit, daar kun je je wel op kleden.” “Iedereen vindt het ook mooi”, vervolgt Jan, “af en toe dan spreek je wel eens lui, als die horen dat je zijspan rijdt beginnen ze direct met, dat zou ik ook wel willen, maar ik mag niet van de dokter. Dan denk ik ‘lul niet man, je mag niet van je vrouw’. Als je van motorrijden reuma zou krijgen, dan hadden wij nu wel in een karretje gezeten.”Nu de jaren beginnen te tellen valt het hen evenwel steeds zwaarder om lang op de motor te zitten. Twee jaar geleden ging het nog in groepsverband naar Tsjechië, Polen en Slowakije. Meer dan 4.200 kilometer legden ze in slechts twaalf dagen af. Mooi, maar “nooit weer”. De tijd nodig om te herstellen na een lange dag rijden is domweg te lang volgens allebei. “Ach, we zijn ver rond geweest en het was altijd leuk. De laatste tien jaar niet meer op eigen houtje, maar met een groep. Anders, maar zeker niet minder leuk. In Wales bijvoorbeeld, hadden die jonge gasten uit onze groep op een morgen een bord op het zijspan geschroefd met daarop ‘George and Mildred’. Dat is toch lachen, daar hebben we de hele vakantie mee rond gereden. Het wordt alleen allemaal wat veel, die reis naar Slowakije twee jaar geleden was de druppel. De anderen willen alleen maar rijden. Begrijp me niet verkeerd, ik snap dat heel goed, maar dan zijn wij ’s avonds zo moe, liggen we om half tien al in bed.” De meeste kilometers worden tegenwoordig dan ook rondom Enschede gemaakt. Tijdens de dagelijkse boodschappen en bezoekjes, en natuurlijk toertochten. Waar Jan tegenwoordig overigens steevast de opdracht van Rie meekrijgt toch vooral die “zooi” te laten staan, doelend op de bokaal voor de oudste deelnemer die hij sinds een jaartje of tien vaker dan lief mee naar huis krijgt. Maar een keer er nog echt op uit Europa in, ja die wens die blijft. “Ik wil nog heel graag een keer terug naar Oostenrijk”, spreekt Rie haar stille hoop uit. “Misschien volgend jaar wel, dan zijn we vijftig jaar getrouwd. Ja, dat zou mooi zijn.”________________________________________Streamer:ALS JE VAN MOTORRIJDEN REUMA ZOU KRIJGEN, DAN HADDEN WIJ NU WEL IN EEN KARRETJE GEZETEN