Reizen Schotland
De westkust van Schotland is een grandioos walhalla voor motorrijders. Als het weer meewerkt althans. En laat dat nu op de Buiten-Hebriden, een fantastische, wilde en ongerepte eilandengroep in het uiterste noordwesten, maar zelden het geval zijn. Loont zich een bezoekje dan wel?
De timing kan niet beter. De weermannen en -vrouwen hier ten lande dreigen met ondraaglijke temperaturen die tegen de veertig graden Celsius aanschurken. Dan is er eigenlijk maar één oplossing: de koelte opzoeken. Binnen bij de airco is een mogelijkheid, maar wie gaat er nu in de zomer vrijwillig binnen zitten. Gelukkig is er nog een oplossing: vluchten naar het noorden. Schotland klinkt dan als een uitstekend plan. Zeker in de wetenschap dat het weer daar al talloze dromen stevig heeft doen verdrinken. Nou zit ik niet direct op regen te wachten, maar toch wil ik erheen. Eindelijk een keer de Hebriden verkennen, deze dramatische eilanden in de Atlantische Oceaan staan namelijk al langer op mijn persoonlijke verlanglijstje.
De DFDS ferry brengt me over nacht naar Newcastle, en nog diezelfde avonds parkeer ik de Ténéré aan de Schotse westkust met uitzicht op Arran Island. Nu nog even de tent opzetten en de reis- en ontspanningsmodus inschakelen. Vanaf nu zijn er geen afspraken, tijdschema’s en dagelijkse kantoorroutines meer. Het weer, de wil en de stemming bepalen de koers. Klinkt als maximale vrijheid, nietwaar?
Arran Island past perfect in dit plaatje. Op de tocht van 90 kilometer rond het eiland kom ik nog geen twintig auto’s en tweehonderd schapen tegen. De hartslag van het eiland klopt merkbaar langzamer dan dat van het vasteland.
Het is nooit hectisch op Arran, behalve wanneer de veerboot vijf minuten te vroeg vertrekt. Of wanneer de midgets (kleine steekvliegen red.) komen. Wanneer er weinig wind en zon is, vallen ze en masse aan, deze Schotse monsters van de westkust. Piepklein, oneindig irritant, niet bang voor wat voor welk chemisch middel dan ook en dan laten ze ook nog nare, jeukende bultjes achter. Insectenspray met hoge concentratie deet brengt uitkomst, en een hoed met een muskietennet. Ziet er niet echt sexy uit, het vertroebelt je zicht en maakt bovendien eten tot een tamelijk hachelijke onderneming. Maar het beschermt je in ieder geval wel tegen deze ‘culicoides impunctatus’.
Kleinigheidje, tijd om verder te gaan. En wel met de kleine zwart-witte Calmac ferry, die me naar Kintyre overzet. En vervolgens brengt een wat grotere boot me van Oban naar Mull, het zuidelijkste eiland van de Hebriden. En ook, ik zeg het maar meteen, het mooiste. Mull heeft niet de ‘must-see’ status van het naburige eiland Skye, dat in de zomer behoorlijk druk is. Mull staat om de een of andere reden minder helder op het netvlies van de toerist, maar ademt als geen ander het relaxte en geconcentreerde aroma van de Schotse westkust op elke meter van zijn single tracks. De avondrit langs de ruige en panoramische westkust is simpelweg overweldigend. Als het weer meewerkt tenminste, zoals vandaag het geval. Windstil, onbewolkt, 22 graden. Perfect.
In de derde versnelling hobbelt de Yamaha door Glen More, een piepgroene hooglandvallei, versierd met rododendrons, paarse bluebells en een paar blauwe lochs. De bijna duizend meter hoge Ben More steekt rechts zijn neus de lucht in, met op de voorgrond een witte boerderij en een kudde ruige hooglandrunderen. Het Schotland cliché bij uitstek? Zeker, maar hier, heel echt en tastbaar. De eenbaansweg klimt omhoog naar een bescheiden pas en het panorama verandert in weidsheid. Voor mij de kalme oceaan, getooid met een paar eilandjes zoals Ulva, Staffa en Lunga. Ik moet mezelf bijna dwingen om adem te halen, Mull is zo mooi dat je dat bijna vergeet. Ik blijf hangen in de ‘relax’ modus, trek van baai naar baai, van pas naar pas. Steeds langs de kust, tot ik kort voor middernacht, terwijlhet nog altijd niet donker is, Tobermory bereik. Met zijn kleurrijke huizen is de hoofdstad van Mull een echt lichtpuntje tussen de soms behoorlijk troosteloze Hebridenstadjes. Een prima plaatsje kortom om de nacht door te brengen.
Een volgende dag, een volgende veerboot, het volgende eiland: Skye. Een zeer gewilde bestemming voor toeristen. Schotland in het klein volgens de kenners. Van de ruige westkust tot de wilde hooglanden en het zachte oosten bij de Inner Sound. Alle landschappelijke facetten van Schotland komen op dit eiland voorbij. Ondanks de talrijke toeristen zijn er ook nog stille hoekjes. Nergens anders is het uitzicht op het ruige Cuillinsgebergte mooier dan vanuit het vissersdorpje Elgol met zijn einde-van-de-wereld-sfeer. Of Neist Point, het meest westelijke punt van Skye, een enorme klif versierd met een kleine witte vuurtoren. Een spectaculair fotomotief, al was het alleen al vanwege de prachtige zonsondergang hier. En ver weg in de Atlantische Oceaan, zijn de Buiten-Hebriden zichtbaar. Dat is waar ik heen wil. Klein probleem alleen, de BBC waarschuwt voor ‘heavy rain’ in het westen. Twee dagen verwacht men dat het gaat duren, dus wat nu? Zo’n waarschuwing negeren aan de toch al regenachtige kust is geen goed idee, beter dan maar een veilig heenkomen zoeken. Dat blijkt maar goed ook, ‘s nachts gaat het helemaal los. De regen komt horizontaal met bakken tegelijk uit de lucht. Ik slijt de dagen in het café met onder meer een Schots ontbijt inclusief de mysterieuze ‘black pudding’ en allerlei soorten gebak. Gelukkig is er internet, geeft me mooi de gelegenheid om een ferry naar de Buiten-Hebriden te boeken. Gaat bijna helemaal goed. Alleen spijtig dat de SMS met de voor de betaling noodzakelijke TAN-code niet aankomt. Geen bereik. Een dolk in de rug van de digitale revolutie!
Uiteindelijk rij ik maar gewoon naar de veerboot in Uig, waar ik persoonlijk bij naam word begroet door een medewerker. Huh? Nou, blijkbaar is de boeking ook zonder de online betaling geaccepteerd en ben ik de enige motorrijder op de lijst. Het schip boot vaart negentig minuten over de zachte deining naar Tarbert. De Buiten-Hebriden zijn ruige eilanden, direct blootgesteld aan het gure klimaat van de Noord-Atlantische Oceaan. Hier leven is een echte uitdaging. Land- en bosbouw, zoals in het rijkere oosten is nauwelijks mogelijk, idyllische plekjes zijn zeldzaam en de weinige plaatsen hier komen bepaald niet in aanmerking voor de titel ‘mooiste dorp van Schotland’. Daarentegen wel de ruige westkust flair in z’n meest pure vorm!
Toch, zo ontdek ik, herbergen de eilanden verschillende paradijselijke plaatsen, die het plaatje veranderen. Zoals de droomstranden van Zuid-Harris: geel zand, eenzaam en verlaten, Caribische ogende zee en zachte, donkere bergen. Of de single track achtbaan door het eenzame gneis gesteente aan de zuidoost kust en de boomloze Clisham Mountains, die tot bijna 800 meter hoog rijken en ruwe kracht uitstralen. En dan is er de magie van de Callanish Standing Stones, het Schotse equivalent van Stonehenge. Maar dan bijna zonder toeristen en ouder dan de piramiden van Gizeh. Afzonderlijke plekjes die allemaal verwondering wekken in dit ruige landschap.
‘s Avonds vind ik een piepkleine camping bij Cliff Beach aan de noordkust. Drie campers staan er geparkeerd en na vijf pond in een brievenbus te hebben gestopt, sla ik er ook mijn tentje op. Er is weliswaar geen water of toilet, maar wel een eindeloos uitzicht over de oceaan tot, nou ja, bijna Canada. En een volledig verlaten strand met het beste buitengevoel dat je je maar kunt wensen. Een zeearend cirkelt boven me in de harde wind. Het voelt zo ver van thuis, zo goed. Over thuis gesproken, SMS-je van achterblijvers: ‘40 graden vandaag, ik wil hier weg!’. Tevreden grijns.
Die blijft hangen tot het ontbijt. Dan dreigt de BBC weer met een ‘heavy rain’, die deze keer zelfs drie dagen schijnt aan te houden. Oh nee! Maar goed, carpe diem! Ofwel pluk de dag, en dus is de XT snel bepakt voor de tocht over Lewis, het meest noordelijke eiland van de Hebriden. Een uitgestrekt, nauwelijks bevolkt gebied, gekenmerkt door glooiende heuvels onder weemoedige wolken, heidevelden, meren en kaarsrechte wegen die de horizon trachten te bereiken. Naar het noorden wordt het vlakker en vlakker, er is niets te krijgen behalve turf. Hier en daar een paar schapen en huizen, die vooral armoede uitstralen. Hoe anders ziet de hoofdstad Stornoway eruit. Prachtige Victoriaanse gebouwen uit de rijke dagen van de haringvangst, dikke bomen en zelfs een paar cafés. Uitnodigend, en daar zeggen we geen nee tegen.
De Loch Seaforth, het vlaggenschip van Calmac, ligt al te wachten aan de kade. De veerboot raast met 19 knopen over zee en zet me in Ullapool weer aan wal. Hier begint een van de meest spectaculaire stukken van de westkust rond het schiereiland Assynt. Highland atmosfeer op zijn best. De single track kronkelt rond hoge en markante bergen als Suilven en Stac Pollaidh, passeert prachtige stadjes als Lochinver of Drumbeg en stort zich dan als de B869 in waanzinnige bochten door het landschap. Een stevige grijns op het gelaat is gegarandeerd! Machtige dennen groeien langs Loch Assynt en de ruïnes van Ardvreck Castle, liggend op een schiereiland, rijzen fotogeniek op uit het wateroppervlak. Vanaf hier is het maar zestig kilometer naar de noordkust bij Durness, maar de regenwaarschuwing hijgt in mijn nek, dus ik geef de XT de sporen en rijd zuidwaarts naar Applecross. Daar kan ik wel twee dagen blijven hangen. Café, ontbijt en gebak, je kent het verhaal inmiddels… Het enige regengebied in Europa gaat voor anker boven Schotland en gooit 80 liter water per vierkante meter overboord. Net zoveel als er thuis in twee maanden valt. Fietsers die over de 626 meter hoge Bealach-na-Bo-pas naar Applecross komen, vertellen over storm, loodrechte regen en nul zicht daarboven. Klinkt niet heel uitnodigend.
Wanneer ik de volgende dag de pas bedwing, ziet de wereld er gelukkig heel anders uit. Een zachte bries, een paar wollige wolken die richting oosten trekken en een uitzicht dat in de kristalheldere lucht reikt tot aan de Hebriden. Zo snel kan het gaan. Langs het waarschijnlijk meest beroemde kasteel van het land, Eilean Donan, rolt de Ténéré verder naar Fort William. Prachtig gelegen aan de voet van de Ben Nevis, met 1.344 meter de hoogste top van Groot-Brittannië. Met vijf meter regen per jaar ook de natste plaats trouwens. Fort William vormt het beginpunt van de 75 kilometer lange West Highland Railway naar Mallaig. ‘Wat is dat?’, vragen niet-Harry Potter fans zich nu af. In de zomer rijdt hier dagelijks de ‘The Jacobite’, getrokken door een krachtige tweecilinder stoomlocomotief, vandaag is dat de 45407. Vooral op de helling bij Glenfinnan is het een visuele en akoestische belevenis van jewelste. Stoomhistorie zoals deze zestig jaar geleden plaatsvond. De Britten houden van hun tradities.
Hoe sprookjesachtige mooi de stoomwolk zich in de motregen ook mag ontwikkelen, motorrijden is onder deze omstandigheden heel wat minder uitnodigend. En de weersvoorspellingen bieden weinig uitzicht op positieve ontwikkelingen. Deze zomer is zelfs voor Schotse begrippen geen goede. Op een gegeven moment ben je zo vaak tot op de onderbroek nat geregend, dat er maar één optie overblijft: de reis voortijdig afbreken en terug naar huis. Soms laat de timing ook te wensen over…