Column Sebastiaan Labrie 06-2009
Een paar weken geleden reed ik langs een plek waar duidelijk paniek heerste. Slordig geparkeerde auto’s, een paar mensen die elkaar stevig vasthielden of misschien zelfs ondersteunden, een enkeling druk in de weer met een mobieltje en een aantal mensen dat met veel poespas aan het rondhollen was, wijzend naar iets in de bosjes. Ik stopte om te kijken of ik kon helpen. Een bijstander wist me te vertellen dat vijftien minuten voor mijn komst een motorrijder hard onderuit was gegaan in die flauwe bocht. Hij wees naar een ventweg verderop. 112 was al gebeld en er kon ieder moment een ambulance arriveren. Een koude rilling kroop van onder uit de rug, langs de ruggengraat, zo mijn hoofd in. Even moest ik denken aan de vrachtauto, die ik de desbetreffende morgen schampte, waardoor ik bijna een gracht in reed. Ik had in z’n dooie hoek gezeten, wat me verbaasde aangezien hij idioot veel spiegels aan de zijkanten van zijn vrachtwagen had. Anyway, hij mij niet gezien, ik uitwijken en dus bijna de Sjaak. Een ongeluk zit in zo’n klein hoekje en kan je als motorrijder heel duur komen te staan. ‘’Ik had nu ook er zo bij kunnen liggen’’, vertelde mijn rilling. Het koppelde er direct een beschrijving aan vast hoe erg het met me geweest zou zijn, maar dat werd onderbroken door de ‘ta-tu ta-tu’ van de ambulance. Gelukkig was er nu hulp ter plekke en kon ik niets meer doen dan weggaan. Het laatste wat ikzelf zou willen als ik in die bosjes lag, was publiek. Ik heb echt een hekel aan ramptoerisme. In gedachten stuurde ik de ongelukkige kracht toe en stapte op de motor. Tegen beter weten in wierp ik nog een laatste blik over de schouder en kreeg al direct spijt. Het wrak van de motor werd net tegen een vangrail geplaatst. Het moest een enorme klapper geweest zijn. Ik trok op en snelde weg van de plek des onheils en besloot om maar even rustig naar huis te rijden. Een afremmende GSX-R haalde me in, de rijder keek terug naar het ongeval en vervolgens naar mij. Hij wees richting de ambulance en deed een duim omhoog en daarna naar beneden. Ik antwoordde door ‘m eerst even aan te kijken en vervolgens mijn schouders op te halen. Zijn blik hield de mijne vast en bijna niet zichtbaar schudde hij het hoofd. Allebei wisten we dat je geen achterlijke hoeft te zijn om bij een ongeluk betrokken te raken. Het kan ons allemaal gebeuren. Gek genoeg een verbroederende gedachten. We staken een hand in de lucht, zwaaiden kort en met een draai van de rechter vuist spurtte de GSX-R richting de horizon. Die kleine zwaaibeweging stond, in mijn ogen, voor broederschap of een soort verwantschap. Nu groet ik al bijna nooit meer andere motorrijders, omdat je zelden een reactie krijgt. Echter door deze hernieuwde inzage in het waarom achter het elkaar groeten was ik met nieuwe moed naar mijn ‘broeders’ aan het zwaaien. Nul response, natuurlijk. Toch jammer, want er zijn van die momenten dat het goed is om broeders te hebben.…[STREAMER]HET LAATSTE WAT IKZELF ZOU WILLEN ALS IK IN DIE BOSJES LAG, WAS PUBLIEK.