Laverda-man Marnix van der Schalk
“En plotseling… Plotseling was ik een levende fakkel!” Het gebeurde tijdens een testrit, ergens op een spectaculair Italiaans bergweggetje. Als hij samen met zijn vriend Gijs van Dijk het importeurschap van Laverda op zich wilde nemen, moest er toch eerst gereden worden, vond Van der Schalk. De symboliek was mooi. De vlammen werden geblust, maar in Marnix van der Schalk wordt het vuur voor Laverda nooit gedoofd. “Een advertentie van een SF met zo’n griet er over heen gedrapeerd.” Zo herinnert Marnix van der Schalk zich zijn eerste kennismaking met Laverda, ergens begin jaren zeventig. Het bleef niet bij plaatjes kijken van meisjes op motoren. “Tijdens een zeilvakantie op Terschelling stond daar een blauwe SF, met zo’n witte streep. Die vent van die motor accelereerde de straat uit met z’n benen naar achteren. Alsof hij de motor nog maar net kon vasthouden. Ja…. Toen was het definitief gebeurd. Zó imposant, zó groot… En dat geluid!”Marnix van der Schalk vertelt zijn verhalen met een minimum aan krachttermen en met een maximum aan bevlogenheid. De jongen in hem in nooit verdwenen. De tiener van toen kleurde rood als hij in verlegenheid gebracht werd, de vijftiger van nu heeft nog steeds hetzelfde trekje. “Ja, je mag zeggen dat ik verlegen ben”, zegt hij over zichzelf, schouderophalend. “Ik gedij in de luwte.” Hij bestiert een internationale noten- en zadenhandel en zijn onvoorwaardelijke liefde voor Laverda zorgde voor prachtige herinneringen en bizarre situaties. Want de liefhebber werd een kenner, de kenner werd beheerder van het mondiale Laverda 750SFC-register en de expert werd zelfs – samen met bloedbroeder Gijs van Dijk – als Lamoto kortstondig Laverda-importeur in Nederland. Frustraties en verloren kapitaal volgden. Maar nee, hij had het niet willen missen. Nooit. De jonge Marnix verdiende bij in de zaak van zijn vader, zette het op een sparen alsof zijn leven er van af hing en haalde op zijn achttiende zijn rijbewijs. En die eerste Laverda? Hij wimpelt die gedachte weg. “Joh, ik was blij dat ik een Jawa kon betalen.” De weg naar de eerste Laverda was “een kwelling”, zegt hij zelf. Bij Motorhuis Safe in Rotterdam vond hij zijn eerste Laverda, een gebruikte SF voor 4.500 gulden, ruim 2.000 euro. “Ik had ‘m aanbetaald en ik heb er weken omheen gelopen. Een proefritje? Dat denk je toch niet? Achterop bij de verkoper!” De creatieve Marnix had een zwak voor techniek, maar een technische opleiding werd lastig. “Ik was geen held in rekenen. Toen zei mijn vader ‘als je het dan niet weet, kun je zo lang wel bij mij komen werken’. En daar heb ik me vrij snel gerealiseerd dat ik tijd en geld voor mijn hobby kon maken.” De vrije uren stonden in het teken van Laverda in het algemeen en de eigen gekoesterde SF2 in het bijzonder. De stoere twin heeft een rotsvast verankerde plek in Van der Schalks hart en garage. Jaren was de 750 een trouwe metgezel op reizen naar het buitenland – ook naar de Laverda-fabriek in Breganze. Samen met zijn vrouw Renée en een vriend kreeg hij een rondleiding in de fabriek. “We konden daar allerlei SFC-spullen kopen! Een hete nokkenas, zuigers, een tank en zitje… Dat moést ik hebben. Wel cash betalen, alsjeblieft. Geen rekening… We hebben die motoren helemaal volgeladen. De spullen in plasticzakken en die ingesmeerd met vuil, om bij de grens maar de indruk te geven dat we gekampeerd hadden. Het was nat en ijskoud en we zochten expres een hele stille grensovergang. Man, we stierven duizend doden dat die spullen ontdekt zouden worden. Stelletje ontzettende schijtlijsters, haha! Aan de grens keek die douane alleen waar we vandaan kwamen.” Na een zwaar ongeval op de Periferie bij Parijs verdween Renée’s enthousiasme. “Vanaf die tijd werden mijn motoren eenzitters”, voegt Van der Schalk veelzeggend toe. “Maar de hobby werd niet minder.” Van der Schalk verkende ook zijn grenzen op het circuit, merkte ook dat de driecilinder Laverda die hij er bij kocht niet “zijn” motor was en ontwikkelde een langjarige vriendschap met Gijs van Dijk. “Gijs was een gelijkgestemde. Ik wist dat zijn vader Jan een Laverda-zaak had en dat Gijs daar werkte. Ik had diepe bewondering voor wat zij deden. Gijs ontmoette ik op een filmavond van de motorclub en hij was toen nog maar een knulletje. Daarna ging ik vaak op vrijdagavond naar hun zaak en dan zaten we tot twaalf uur te praten. Gijs en ik raken nooit uitgepraat. Nog steeds niet.” Niets wees er echter toen op dat de twee later het Laverda-importeurschap zouden verwerven. In 1983 werd Van der Schalk lid van de Laverda Club. Terwijl hij zichzelf niet als een clubmens omschrijft. “Maar ik had een ongelimiteerde drang om alles te willen weten over Laverda.” Aan het eind van de jaren tachtig trad hij zo waar toe tot het bestuur. “Ik deed m’n mond wel eens open.” Intussen was Van der Schalk zich ook steeds meer gaan interesseren voor de Laverda 750SFC, de ultieme Laverda-sportfiets. In 1990 reisde hij met een vriend naar Breganze voor een SFC-treffen. Aanvankelijk viel het spektakel tegen. “Tot ik ’s avonds zo’n aanzwellend geluid hoorde. Dat kon maar één ding betekenen…. Tien minuten later stond er een SFC. Ik heb er een hele tijd omheen lopen draaien. Mijn dag kon niet meer kapot! Maar het bleef die dag bij die ene. Gelukkig was het de volgende dag he-le-maal oranje. Ik ging volledig uit m’n dak! Ik kwam er ook in aanraking met de mensen achter het SFC-register, het register waarin wordt geprobeerd alle eigenaren en SFC-machines te registreren (inmiddels 435 van de 549 gemaakte SFC’s, FW). Ineens zat ik tussen gasten die wel heel veel wisten. Toen bleek ik óók veel te weten. En vanaf 1992 was ik dé man van het SFC-register!” Samen met de Brit Tim Isles bracht Van der Schalk zelfs een boek uit over de 750SFC. Gedurende het schrijfwerk ving hij ander belangrijk nieuws op. “Ik las ergens ‘nieuwe start voor Laverda’, dankzij ene meneer Francesco Tognon. In 1991 hadden ze al de luchtgekoelde 650 geïntroduceerd, maar op de IFMA in Keulen bleef de stand leeg, omdat het moederbedrijf failliet was gegaan. En die berichten van die nieuwe eigenaar… Ik zei tegen Gijs ‘hier moeten we wat mee’. Voor Gijs was het ook een droom, dus Renée en ik planden een weekendje Zanè. Ik moest ook nog veel foto’s hebben voor mijn boek, dus dat was de insteek. We werden geweldig ontvangen, men herkende ons zowaar en ik heb toen ons plan gelanceerd. Toen bleek dat ze in gesprek waren met (de toenmalige Nederlandse Ducati-importeur) DNL. ’s Avonds kreeg ik foto’s voor mijn boek en een mij nog onbekende folder. Daar zou het bij blijven, dachten we. Totdat ik een aantal weken later gebeld werd: de deal met DNL was afgeketst. Men wilde praten.” Van der Schalk begint spontaan weer te kleuren als hij zich de opwinding van dat telefoontje herinnert. “Toen werd het allemaal wel heel erg echt…” Met vriend Van Dijk toog hij naar Zanè. “We wilden wel eerst rijden met die motor, natuurlijk. Verkoopman Paolo stapte op een Ducati 900 SS en Gijs en ik ieder op een 650 Laverda. In de eerste bocht had ik al m’n knie aan de grond, maar ik voelde wel dat de achterkant vreselijk smeerde. Even verderop komt bij het aanremmen voor een bocht Paolo naast me, maar ik wilde natuurlijk laten zien dat ik kon rijden…. Ik stuur in, voel de achterkant glijden, maar tot mijn grote verbazing hield ik ‘m overeind. En plotseling… Plotseling ben ik een levende fakkel. Ik denk ‘wat heb ik nóu gedaan’. Even later horen we een spectaculaire explosie en daar ligt die groene 650 weg te fikken… Die motor die in alle bladen ter wereld had gestaan als testmotor… M’n pak zat als krimpfolie om m’n arm. Ambulance d’r bij, het busje van Laverda – hup, die afgefikte motor er in en vooral geen politie erbij… Ik had derdegraads brandwonden, was echt zo’n rode biefstuk. Bleek dat de manometer die tijdelijk tussen de benzinedrukmeter en de injectie was geplaatst, was gaan smelten en zo kwam de benzine op de achterband. Paolo had me willen waarschuwen, maar ik had ‘m niet begrepen! We kregen 100.000 excuses, maar we hadden natuurlijk nog niet gereden. Dat hebben we toen de volgende dag gedaan. En getekend.” Van der Schalk mijmert even voor zich uit. “Achteraf heb ik wel eens gedacht ‘zou het een teken zijn geweest’.” De enerverende rit stond symbool voor een roerige tijd waarin Van der Schalk en Van Dijk zich van begin 1994 tot begin 1997 de Nederlandse Laverda-importeur mochten noemen. “Puur zakelijk heeft het ons geld gekost”, geeft Van der Schalk toe. “Maar we wilden dit en we hebben het gedaan. Die tijd heeft mijn vriendschap met Gijs best eens onder druk gezet, maar gelukkig zijn we hele goede vrienden gebleven. Het doet me ontzettend veel plezier dat hij weer actief is in de klassieke enduranceracerij. Met Dirk Brand en Henk van der Mark, toch niet de minste mannen. Ik ben daar ook altijd bij. Geweldig. Maar weet je wat het was? Tognon verdient een medaille dat hij het merk weer op de kaart zette. Maar we hebben het ook over de man die eerst Laverda en later Bimota eigenhandig de nek om heeft gedraaid.” Bittere ervaringen van toen heeft Van der Schalk omgeturnd tot prachtige anekdotes die het aan de keukentafel goed doen. “We waren op een importeursmeeting, begin 1996. Nou, de messen waren geslepen, want die dingen bleven zonder wat kleine aanpassingen niet altijd heel. Kwam er een vraag van de Engelse importeur: ‘ik heb een 650 gehad die ik vaker nieuwe cilinderkoppen heb gegeven dan nieuwe banden’. Het viel even stil, maar Tognon had zijn reactie paraat. ‘Nou, kijk eens wat ik hier heb staan’, riep hij triomfantelijk op het podium. En trok vervolgens een wit doek van het nieuwe vloeistofgekoelde 750-blok! Iedereen stortte zich meteen blind op die 750! Later kregen we het blok nog draaiend in de testroom te zien!” Lachend verbaast Van der Schalk zich ook dertien jaar na dato nog over zoveel naïviteit. “Maar het bleef tijdens dat weekend toch borrelen. Er bleven klachten komen. Stonden we daar buiten en komt als apotheose een testrijder wheeliënd aan gereden. Iedereen natuurlijk wéér bovenop die machine! Komt Tognon ook bij mij, legt een hand op m’n schouder en zegt ‘Marnix, jij kunt goed rijden. Ook een eindje?’” Van der Schalk heft blozend de handen en leunt achterover. Hij knikt, bijna schuldbewust. “We waren te veel liefhebbers.”Na drie jaren kwam er een einde aan de samenwerking. De fabriek wilde dat de Nederlandse importeur honderd stuks afnam. “Dat kon natuurlijk nooit. Er zijn ook verkeerde inschattingen gemaakt. Er waren te weinig oude Laverda-rijders die een nieuwe machine wilden. Of die zeiden ‘we wachten wel tot de driecilinder’. Mensen vonden het te Japans, terwijl het toch echt een Laverda was.” Of hij zich belazerd voelt door zijn eigen merk? Even denkt hij na. “Ja, zeker. Tognon was gewoon een onbetrouwbare hond. Toch, ik heb het geweldig gevonden. We joegen een droom na. Maar mijn god, wat hebben we veel in de waagschaal gelegd…” In de schuur achter zijn huis herbergt Van der Schalks zijn schatten. Als de deur opengaat, valt het oog het eerst op een Puch Maxi. “Met een 70 cc-cilinder”, roept Van der Schalk die met zijn liefde voor techniek ook het damesbrommertje innig omarmde. “Toen ik er voor de eerste keer mee weg reed, kon ik rechtstreeks de rollerbank van de politie op!” De altijd deskundige Hermandad checkte alleen de carburateur. En die was netjes standaard. De aandacht van de Puch Maxi wordt echter snel verlegd naar de vijf prachtige Laverda’s die een koninklijke oranje gloed verspreiden met Van der Schalks eerste SF2 als een witte wimpel. Hij laat zijn blik over het fraais glijden, als een wakende soldaat van oranje. Even is hij alleen met zijn herinneringen. Over tochten over asfaltlinten, fantasievol tegen een Italiaanse berg geplakt, ergens onder een zinderende zon. Of over kaarsrechte, winderige polderwegen, waar aan de horizon dreigende wolken samenzweren. Niet aflatend denderend geweld onder zich, de ogen op de toerenteller, de oren luisterend naar 110 bulderende decibellen. Herinneringen ook aan oneindige sleuteluren, op de achtergrond Neil Young, met of zonder Crosby, Stills & Nash, klaaglijk uit de speakers. Drie SFC’s, een zeer exotische Egli/Laverda uit Zwitserland (“een droom die uitkwam”) en Van der Schalks eerste en eeuwige, meest dierbare liefde, de SF2 staan hier. “Hij heeft twee ton gelopen en ik heb ‘m al dertig jaar. D’r klopt geen hout meer van dat ding, maar als geheel is ‘ie wel heel mooi. En ik heb er zo veel mee meegemaakt.”Aan de ene muur hangt gerangschikt gereedschap, aan de andere hangen originele Laverda-lichtbakken en twee grote zwart/wit actiefoto’s. Aan de schuurdeur is ook een met kogels doorzeefd fabrieksbord gespijkerd. “Van een ontevreden klant, denkt een vriend van mij”, grinnikt Van der Schalk. Op de werkbank staat een SFC-frame uit 1972. “Een project in wording. Geen haast mee.” Op het zoldertje liggen de onderdelen – naast een stuk of wat bouwdozen, reservezuigers – “altijd leuk om te hebben” – bij Laverda handgemaakte tandwielen – “die zijn gewoon mooi”- en een zeer bijzondere “maar één keer gebruikte” handgemaakte aluminium tank voor de Bol d’Or van 1971. Al zijn SFC’s hebben een andere beleving, zegt hij. “Het is zó’n spannend apparaat. Nog steeds. Altijd weer een feest als ik er op stap. Die oudste is heel nukkig, daar zit je op te ‘frunniken’. D’r zijn er maar twintig van en de enige in Nederland staat hier. Ja, soms moet je een beetje geluk hebben.” Het verhaal dat achter de oudste SFC steekt, is dan ook bijzonder. “Hij was van een Harley-rijder die ‘m zwart gespoten had en er een hoog stuur op had gemonteerd. Hij had ‘m zien staan, ergens in een tuin, en hij vond dat er wel een mooie remnaaf in het voorwiel zat. Bleek er een SFC aan vast te zitten! Uiteindelijk wilde die man wel ruilen met mij met een Harley, maar dat werd wat moeilijker. ‘Ik stuur wel een foto’, zegt hij. En vervolgens hoor ik twee jaar niks! In 1995 kreeg ik wel die foto. Gelijk een afspraak gemaakt om te komen kijken. Ik mocht er mee rijden, maar ik geloofde het wel. Bleek thuis dat er na de tweede versnelling niks meer gebeurde… Ach, ik had een prijs betaald waar ik om kon juichen en die man zal een dansje om de keukentafel hebben gemaakt vanwege die malloot die die SFC wilde kopen. Maar ik kreeg er wel een doos met belangrijke onderdelen bij.” Enigszins gekleurd kijkt Van der Schalk nu wel naar de inmiddels 38 jaar oude SFC. “Het is van de eerste serie het mooiste exemplaar ter wereld”, vindt hij. De eerste SFC die hij kocht, stond bij Raymakers in Eindhoven. “Het was de enige die ik in Nederland wist te staan. Zeiden ze ‘die verkopen we nooit’. Maar ze deden het wel! Ik vond ‘m later namelijk terug bij Koppejan Motoren. Koppejan zei tegen mij ‘als ik jou er zo over hoor praten, denk ik dat ik ‘m maar niet verkoop’. En vervolgens ging de prijs weer omhoog…. Ik was een willig slachtoffer.”Eén SFC haalde hij hartje winter uit Zweden. Zonder de machine te hebben gezien, maakte hij de koop rond. Niet geheel zonder eigen belang nodigde hij Renée uit. “Zin in een tripje naar Zweden, Renée?” Het vermogen van Laverda’s supersporter zal rond de 70 pk liggen, zegt Van der Schalk. “Maar het gaat er om hoe het vermogen eruit komt, hè. Die ouwe”, hij wijst naar zijn 1971-SFC, “die explodeert als een malloot boven de 5.000 toeren. De Electronica (de laatste SFC, FW) gaat al vanaf 3.000 toeren. ‘As long as your wallet allows’! Dat verschrikkelijk gemene geluid, dat bij elke gasstand anders is…. Dat verveelt nooit. Dan zit ik te joelen van plezier. De Electronica gaat door tot 7.500, die wil zó graag toeren maken. Bij die laatste 160 SFC’s was ook de klephoek vergroot, hij had een andere verbrandingskamer en de compressie bedroeg 10,5:1. Bij de anderen was het maximaal 9,8:1.” Lastig is wel dat sommige onderdelen toch wat schaarser worden, beaamt Van der Schalk. En ja, er wil wel eens een drijfstang door het carter piepen. Maar om het wellicht wat kalmer aan te doen? Van der Schalk schudt resoluut het hoofd. “Dat halfzachte, daar heb ik geen zin in.”Hoe mooi en tastbaar de herinneringen ook zijn, de fabrieksgeschiedenis kende een triest einde, vermengd met een pijnlijke familietragedie. Toen de familie besloot om de landbouwtak te verkopen, moesten de manisch depressieve creatieveling Massimo en broer Piero met hun motoren op eigen benen staan. Dat bleek te veel gevraagd. Van der Schalk leerde beide broers kennen en bouwde met Piero en diens zoon Giovanni zelfs een vriendschappelijke band op. “Een gouden gast, die Giovanni. Door hem raakte zijn vader weer geïnteresseerd in motoren. Giovanni is aan het praten over een afstudeerproject bij Ducati.” Een volgende generatie? “Ja, eerlijk gezegd is de hoop wel een beetje op hem gericht.”Ook zonder toekomst heeft Laverda voor Van der Schalk eeuwigheidswaarde. “Als ik weer iets nieuws heb, zeg ik dat er weer een droom is uitgekomen. ‘Dat zeg je al tien jaar’, roept mijn vrouw dan. En dat is ook zo!” Van der Schalk verdeelt zijn tijd tussen zijn werk en passie, tussen noten en nokkenassen, tussen zaden en cc’s. De vraag of hij er vrede mee zou hebben als ooit alleen de herinneringen resten, vindt hij moeilijk. “Ik weet het niet”, antwoordt hij aarzelend na lang nadenken. “Laverda is voor mij veel meer dan alleen maar rijden. Het maakt deel uit van mijn leven. Ik hoop tot m’n negentigste te kunnen rijden. We zijn toch een gezonde generatie? Mijn vader is 89 en rijdt nog in zijn Alfa naar Spanje. Dat is mijn voorbeeld.”www.laverdaclub.eu “Even later horen we een spectaculaire explosie en daar ligt die groene 650 weg te fikken”“Ik mocht er mee rijden, maar ik geloofde het wel. Bleek thuis dat er na de tweede versnelling niks meer gebeurde…”“Dat verschrikkelijk gemene geluid, dat bij elke gasstand anders is…. Dat verveelt nooit”UnterschrifteOpenerMarnix van der Schalk tussen zijn droomfietsen: drie 750SFC’s, een “customized” SF2 en een zeer exclusieve Egli/Laverda. GarageOp de werkbank staat het frame voor Van der Schalks vierde SFC. Een project in onderdelen. “Geen haast”, verzekert Van der Schalk.3 StückDrie paradepaarden. Rechts Van der Schalks totaal omgebouwde trouwe SF2, in het midden de oudste SFC uit 1971 en links de laatste SFC, de Electronica.Tür: bitte die zwei untersten Schilder freistellen und irgendwo im Text platzieren. ZolderWie wat bewaart, heeft wat. Zoals bouwdozen, zuigers, koplampen, tandwielen, tellers… TeileBeneden staat het frame te wachten totdat deze onderdelen weer tot een 750SFC-blok worden getransformeerd. Ach, het ligt hier niemand in de weg. BlokDe laatste 750SFC Electronica is het krachtigste uit de serie met zo’n 70 pk. ActieVan der Schalk in actie op zijn zeer exclusieve Egli/Laverda. Kenmerkend voor de Zwitserse special is de dikke centrale framebuis onder de tank.