Warmdraaien MotoPlus 04-2009
Op de pagina’s 45, 46 en 47 spelen cijfertjes de hoofdrol. We hebben de mondiale verkoopcijfers, omzetten en de bedragen die er in de ontwikkeling van nieuwe modellen wordt gestoken van zes motorfabrikanten op een rij gezet en vergelijken twee Japanse merken, één uit Amerika en drie uit Europa met elkaar.En dat alles in deze wereld relatief is, blijkt ook nu wel weer. Want de Europese motormerken mogen momenteel gevoelsmatig behoorlijk in de bus blazen, als we hun aantallen verkochte motoren en omzetcijfers afzetten tegen de Japanse giganten, schrik je bijna. Met name Honda is een megagroot bedrijf, dat dik over de 10 miljoen motoren en scooters van 50 cc en meer per jaar produceert. Zet daar 100.000 BMW’s of 50.000 Ducati’s tegenover en je begrijpt in één klap hoe de verhoudingen liggen. Voor de productiecijfers van Europese merken doen ze in Japan niet eens het licht aan in de fabriek…[[streamer]]VOOR DE PRODUCTIECIJFERS VAN EUROPESE MERKEN DOEN ZE IN JAPAN NIET EENS HET LICHT AAN IN DE FABRIEK…Het plaatje ziet er echter anders uit als we gaan kijken naar de bedragen die in Europa worden besteed aan de ontwikkeling van nieuwe modellen. Als we kijken naar BMW, Ducati en KTM, dan zien we dat deze procentueel gezien tussen de vijf en tien procent van hun omzet weer aan de ontwikkeling van nieuwe modellen besteden. Dat is meer dan Honda en Yamaha doen. En Harley-Davidson, maar dat lijkt geen verrassing.Nu kwam de crisis voor de grote fabrikanten onverwacht, als een man met de enorme hamer. Geen enkel merk heeft het daardoor nu makkelijk, maar gevoelsmatig luidden de noodklokken bij de grote concerns het hardst. De Europese fabrieken hebben door hun beperktere budgetten en vanuit hun underdog-positie geleerd om creatief te zijn. Zij kunnen met ‘slimme’ motoren (zowel qua gebruik als qua productie) niches vullen die een megaconcern niet eens ziet. Klein zijn betekent bovendien ook sneller kunnen reageren op signalen uit de markt. Plus inspelen op de gevoelens van de motorrijders, door bijvoorbeeld niet alleen motorfietsen te verkopen, maar ook kleding, reizen en leuke gadgets. Dat is natuurlijk in Amerika uitgevonden, maar juist BMW, Ducati en KTM zijn inmiddels schoolvoorbeelden van die denkwijze.Nu alles ineens zo enorm onder druk komt te staan, merk je ook dat veel fabrikanten geneigd zijn om hun broek op te houden door eenvoudigweg grote kostenposten te schrappen. Het bezuinigingsspook waart dus door motorland en met name de budgetten voor ontwikkeling en marketing (denk aan de motorsport en de reclame) staan enorm onder druk. Dat geeft inderdaad subiet lucht aan een in ademnood verkerend bedrijf. Toch kun je ook vraagtekens zetten bij zo’n strategie. Wetenschappelijke onderzoeken hebben namelijk aangetoond dat er op termijn nog nooit een fabrikant beter is geworden van het stilleggen van ‘Research en Development’ en de reclame. Voor je het weet loop je als merk een achterstand op en sta je niet meer topfit in de startblokken zodra de economie weer begint aan te trekken.Een wereldmerk als Philips heeft dit enorm goed begrepen: daar wordt momenteel in alle lagen gesnoeid en bezuinigd, behalve bij ontwikkeling en marketing. Philips wil namelijk sterk uit deze recessie komen en straks groter groeien als ooit tevoren. Die dadendrang bespeur ik gelukkig ook bij een aantal motormerken, met name van Europese origine. Juist bij tegenwind moet je harder trappen, dus nu is het tijd om te investeren in de techniek, in de sport en in de reclame.Eric BulsinkHoofdredacteur MotoPlus[[BU]]In 2007 vierde BMW dat ze sinds 2003 al 100.000 R1200GS-sen hadden geproduceerd. Voor Europese begrippen is de GS daarmee een absolute topper, voor de Japanse megaconcerns ligt dat toch iets anders.