Interview Zonta van den Goorbergh
Tot zijn verrassing werd het nieuws dat hij in 2022 als 16-jarige de Moto2-grands prix in gaat met RW Racing GP, beter ontvangen dan verwacht, zegt Zonta van den Goorbergh. Groot nieuws was het echter zeker. Na een zeventiende plaats in het Junior Moto3-wereldkampioenschap en een vierde plaats in de Italiaanse Moto3-strijd maakt de zoon van ex-coureur Jurgen een grote stap. Vier jaar geleden werd de toen 12-jarige Zonta uitgenodigd voor Marc Marquez’ Allianz Junior Camp. “Ik denk dat Marc me niet meer herkent. Zie ik er nog zo uit als vier jaar geleden?” Zonta is gegroeid – letterlijk en figuurlijk.
Sommige jongens zeggen dat ze hun hele leven hebben gedroomd van de GP’s. Jij begon als crosser. Had je zoiets als carrièreplanning?
“Niet echt, eigenlijk. We zijn wel redelijk snel naar Spanje gegaan, dat was ook nodig qua snelheid. Toen ik de uitnodiging kreeg voor de Red Bull Rookies had ik nog nooit een wedstrijd gezien. Dat was best apart, want zo diep zat ik nog niet in de sport. Dus, nee, dit is niet iets waar ik mijn hele leven van heb gedroomd. Ook geen plan voor gehad. Totdat we in 2019 in de Red Bull Rookies Cup gingen rijden en ook naar Spanje gingen. En vooral afgelopen jaar is het wel snel gegaan.”
Maar dit plan heeft veel mensen verrast. Jou toch ook aanvankelijk?
“Mij net zo veel als ieder ander, ja.”
Jurgen: “Ik heb z’n ogen ook nog nooit zo groot gezien! We hadden een A-plan: in 2022 de Moto3-GP’s in met het team van Johan (Stigefelt, red.). Totdat we te horen kregen dat er een kink in de kabel was gekomen op het moment dat we zo ongeveer zouden tekenen. Het had niets met Zonta te maken en het was een paar weken voordat duidelijk werd dat Petronas zich terug zou trekken als sponsor. Daardoor werd ook het Moto2- en Moto3-team opgeheven en ik had meteen zoiets ‘nu moeten we heel snel schakelen’. Plan B dus, en dat heb ik heel snel met (broer) Patrick overlegd. Nog niet met Zonta, want we wilden eerst kijken hoe we dat konden brengen, zodat hij zelf in zijn hoofd ook die switch zou kunnen maken. Dat er echt wel een plan achter zat. We zijn daar toen wel een week of drie, vier mee bezig geweest en Zonta heeft me toen ook wel eens met Jarno (Janssen, RW Racing GP-teammanager, red.) zien praten. Het idee was nog niet direct om de GP’s te gaan rijden, maar gaandeweg dachten we ook: waarom eigenlijk niet? In het Spaanse Open heb je maar een wedstrijd of zeven, het kost behoorlijk veel en je zou misschien wel zelf weer een team moeten opzetten. We wisten dat naar de GP’s wel een hele stap zou zijn.”
Had je nee kunnen zeggen, Zonta?
“Ehm… Als ik nee had gezegd en ik had in het Spaans Open Moto2 moeten rijden, dan zou ik liever de GP’s zijn ingegaan. GP’s rijden in de Moto3 met een topteam, dat was wel mijn eerste keus. Niet Moto2. Ik heb er ook wel over na mogen denken en als ik het echt niet had gewild, was het niet doorgegaan. Maar ik ben blij dat we deze keus hebben gemaakt. Hoewel het natuurlijk wel even schrikken was.”
Jurgen: “Bij de IRTA en Dorna hebben we het plan natuurlijk ook voorgelegd en hij was al Moto3 Junior-coureur, dus de kans dat hij afgewezen zou worden, was niet groot. De leeftijd was geen issue. Binnen 24 uur hadden we al een positief antwoord. Ik denk dat dit de beste keus is, ook qua postuur. Daar komt bij dat Zonta een coureur is die goed alleen kan rijden. Hij hoeft niet altijd een sleepje te hebben, hij moet leren. De Moto3 is tegenwoordig zo verrekte lastig, ook al heb je de basissnelheid. Dat wil nog niet zeggen dat je er mee weg komt, met al die rare knokpartijen. Als je in de basis wel de snelheid hebt, zoals bij Zonta, dan is er die mogelijkheid om de Moto3 over te slaan. Er waren ook nog andere Moto3-opties in de GP’s, maar als de A-keuze wegvalt, moet je anders gaan denken. Patrick zei precies hetzelfde.”
Zonta, die eerste test in Portimao, nog met de NTS van RW Racing; was je gespannen?
“Hoe raar het ook klinkt, ik was helemaal niet nerveus. Ik heb lekker kunnen rijden zonder zenuwen. Dat zal straks op de grid wel anders worden, maar voor nu was het wel heel fijn. Het ging wel gewoon goed. En goed is in dit geval niet vallen en elke sessie sneller gaan. De power was wel even schrikken maar daar wen je snel aan. Hij heeft natuurlijk ook veel meer gewicht. Dat voel je wel. Vooral toen we daarna naar Jerez gingen, waar je een motor meerdere malen van links naar rechts moet gooien. Dat merk je het na een tijdje wel. Het was moeilijker om een goed gevoel met de banden te krijgen. Die banden zijn natuurlijk veel breder dan in de Moto3. Om die hoeken in te durven douwen en dan weer uit de bocht op het gas te gaan en de grip te pakken, dat was wel lastig. Toen ik dat zei, zeiden ze dat ik dan harder moest gaan. Dat is eigenlijk ook logisch, want zo’n frame is natuurlijk zo stijf als ik weet niet wat. Hard gaan zonder het gevoel te hebben, is best wel lastig. Maar hij is gemaakt om te racen. Uiteindelijk gaat het om gevoel opbouwen. In Jerez ging dat al beter. Daar reden natuurlijk ook andere Moto2-coureurs en op een gegeven moment wil je wel een referentie hebben. Toen konden we kijken waar we stonden.”
Hoe was het fysiek voor je?
“Portimao viel wel mee. Jerez werd wel zwaarder. Op de tweede dag werd ik halverwege de middag gewoon echt te moe. Jerez is een heel fysieke baan. Daarna hebben we nog (in Cartagena en Almeria met een Triumph 765, red.) vijf dagen gereden in Spanje en daar had ik nergens last van. Portimao was eerst even lastig, omdat het de eerste keer was. Dan ben je nog niet bezig met plezier hebben, dan ben je nog bezig om allerlei dingen te ontdekken. In Jerez ging ik meer pushen. Daardoor werd het zwaarder, maar werd het meer racen en toch ook leuker. Met wat referentie op de baan, waardoor we een beetje konden zien waar we stonden. En dat was eigenlijk best goed. Toen ik mijn snelste tijd zette, was ik 1,9 seconde langzamer dan (snelste man Aron) Canet. Aan het eind van de dag zat ik er drie seconden achter, omdat ik me niet meer verbeterde, maar met mijn ideale tijd was het verschil 2,3 seconden. Dat had ik niet per se verwacht, ik was er best blij mee.”
Jurgen: “In Portimao hadden we er ook een camera op gezet, zodat we na de tijd ook even samen konden kijken om dingen aan te geven. Over lijnen, versnellingen, dat soort dingen. En ik keek langs de baan, waarbij ik ook videootjes maakte. Ik denk dat hij daar, in combinatie met de rust die we daar hadden, heel veel aan heeft gehad. Daarom waren die twee dagen op Portimao heel verstandig. Waren we gelijk naar Jerez gegaan, dan was het allemaal veel te veel geweest tussen die andere jongens. En we mogen van geluk spreken dat we nog met de NTS mochten rijden, ondanks het feit dat toen al duidelijk was dat we met Kalex gaan rijden. Die is in de basis een stuk beter.”
Nu moet je ook aan een crewchief dingen gaan uitleggen over een machine die nieuw voor je is. Vond je dat lastig?
“Dat deed ik in het Italiaanse kampioenschap ook al. Daar reed ik ook met een motor die ik moest ontwikkelen. De Moto2-machine, daar hoefde ik eigenlijk niet eens zo veel over te vertellen, want die kennen ze wel. Natuurlijk, het is voor mijn eigen gevoel, maar ik hoefde veel minder te vertellen dan het afgelopen jaar in Italië.”
Waar is Zonta goed in?
Jurgen: “Op het juiste materiaal kan hij eigenlijk vanaf ronde 1 hard gaan. Dat is zijn sterke punt. En we hebben zo’n vijftien proefstarts gemaakt; er is er niet één mislukt en ze waren allemaal goed. Hij is iemand die snel vanuit zichzelf een basis vindt. Ook aan zijn stijl hoeven we niet heel veel bij te schaven. Het zijn maar kleine dingen. Dat wordt nu ook makkelijker omdat ik nu alleen maar rider coach ben. Voor hem is het belangrijk om in overleg met de chefmonteur en de dataman de basis goed te krijgen. In Spanje hebben we in vijf dagen Cartagena-Almeria meer dan 750 kilometer gereden met een Triumph 765. Dát is echt zinvol. Zijn we klaar als we in Qatar gaan starten? Misschien niet. Je mag van een 16-jarige niet verwachten dat bijvoorbeeld al zijn spieren al maximaal zijn ontwikkeld. Maar hij zal wel 100 procent fit zijn. Dat is wat anders dan 100 procent klaar zijn voor een wedstrijd. Maar hier zit een meerjarenplan achter.”
Heeft hij meer dan talent dan jij?
“Dat mag ik hopen!”
Jurgen: “Ik zie in hem wel dingen terug die ik ook had. Ik kon ook goed alleen hard rijden, ik voelde ook dingen goed aan. Maar ik denk dat hij iets meer talent heeft. Hij heeft veel rijderstalent en daar zal hij het komend seizoen ook zijn voordeel uit moeten halen.”
Kun je als puber met je vader als coach nog accepteren dat alles wat hij zegt ook klopt?
Jurgen: “Nou, niet alles, hoor.”
“Ik luister wel naar hem en eigenlijk is dat alleen maar beter geworden. Toen ik begon te racen, was ik nog echt een kind. Af en toe heb ik wel zoiets van ‘wat jij zegt, klopt niet’, maar dat valt nog wel mee. Het was ook niet zo dat wij alleen maar met z’n tweeën op pad zijn. Ik heb ook nog een oom (Patrick, die niet meer actief bij het project betrokken is, red.) en een neef (Tiger, die monteur wordt bij RW Racing GP, red.). Het kwam de afgelopen jaren vaker voor dat ik het niet eens was met iemand uit het team dan met papa. Dat viel wel mee.”
Voorspellingen zijn lastig, maar wanneer kun je aan het eind van het seizoen zeggen ‘ik ben blij dat ik dit heb bereikt’?
“Als het elke wedstrijd beter gaat, als er een stijgende lijn te zien is. Aan punten denk ik nog niet, maar je weet het nooit als er eens een rare wedstrijd is met veel crashes of een race waarin het regent. Het kan, maar het is niet mijn directe doel.”
Waar verheug je je op?
“Om naar Amerika te gaan! Daar wil ik écht eens graag naar toe. En qua circuits: Indonesië omdat het een nieuwe baan is, Portimao, Assen, Silverstone, Finland – ook omdat het een nieuwe baan is, Phillip Island lijkt me leuk, al de overzeese GP’s…. Het leven in de paddock ken ik al van de Red Bull Rookies. In dat paddock heb ik een stuk of vier, vijf goede vrienden met wie ik ook over de serviceroad trainingen of races bekijk of samen ga zwemmen of relaxen. Toen bekend werd dat ik Moto2 zou gaan rijden, heb ik ook van niemand uit die club gehoord ‘wat ga jij dan nou toch doen’. Ik verheug me er ook op om de hele wereld rond te gaan. Maar misschien ben ik na een tijdje ook wel helemaal klaar met dat reizen! Dat je met vier overzeese races aan het eind van het jaar wel denkt ‘een weekje thuis zou ook wel lekker zijn’.”