Dwars door de Pyrenee
Vanaf de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan. Maar dan wel over de smalste weggetjes dwars door de Pyreneeën. Dat alleen klinkt al behoorlijk avontuurlijk. Zeker als je erbij bedenkt dat het met de zomer in de bergen maar beroerd was gesteld.De weg omlaag naar Cadaqués wordt omzoomd door knalgele heidebrem. En de oude XT pruttelt gemoedelijk bergafwaarts. En ik? Ik raak niet uitgekeken op de Middellandse Zee. Stralend blauw tot aan de horizon. Dat uitzicht helpt me in een klap af van de droeve herinneringen aan een verregende zomer bij ons thuis. Even later rijd ik door de nauwe steegjes van het vissersdorpje waar de beroemde schilder Salvador Dali een heel stuk van zijn leven heeft doorgebracht.Witte huizen aan een kleine baai met een paar bontbeschilderde visserbootjes voor de levendige kade met veel gezellige kroegjes en eetgelegenheden. Het ziet er uit als een foto uit een folder van de Spaanse VVV. Met motorkleding aan val je er echt uit de toon. Bovendien zijn die spullen bij een graad of dertig en absolute windstilte domweg te warm. Daar komt al snel verandering in. Achter Besalú kronkelt er zich een pietepeuterig weggetje de bergen in. En die bergen hebben het concept ‘zomer’ blijkbaar niet meegekregen. Slechts heel af en toe zie je er fris groene bladeren aan de bomen. Aan de horizon leunt de nog wit besneeuwde, bijna 3000 meter hoge Puigmal d’Err dreigend tegen een loodgrijze hemel. Op krap 100 kilometer van de kust af is de temperatuur bijna 20 graden gezakt. En dan ga je er aan twijfelen of het wel zo’n goed idee was om tijdens zo’n wisselvallige zomer een trip door de Pyreneeën te gaan rijden. Gelukkig heb ik dikke handschoenen en een fleece trui bij me. Jorge, die in Ripoll een camping heeft, brengt gelukkig enige troost. “Hier is wisselvallige weer heel normaal. Wanneer je verder naar het westen gaat, dan wordt het vanzelf weer warmer.” Inderdaad heeft de zon zich de volgende dag de moeite genomen om de temperatuur boven de 12 graden te tillen. Bovendien voorspelt de wolkenloze hemel ook nog veel goeds voor de rest van de dag. En dat in combinatie met wat wel eens de mooiste etappe van deze reis zou kunnen worden, de route dwars door de Sierra del Cadí schijnt echt een topper te zijn. Ontoegankelijk gebergte, dichte naaldbossen en rijkgroene bergweides. Af en toe tref je er gehuchten met vreemd klinkende namen: Gósol, Tuixén, Adral. Traditionele, stenen huizen, de obligate kerk en een kroegje met een doorrookt interieur, meer is het over het algemeen niet. De krappe dertig pk van de oude XT blijken in deze contreien prima te voldoende, ik kom niet te kort. Dit is het soort dag waar ik me het hele seizoen al op heb verheugd. Jammer dat de wolken op weg naar Puerto la Bonaigua, de eerste 2000 meter hoge pas op weg naar de Atlantische Oceaan, steeds dikker worden. Het wordt ook steeds kouder. Het duurt ook niet lang voor de eerste dikke regendruppels op mijn vizier uiteen spatten. Nog maar net onder de top van de pas kan ik mijn ogen nauwelijks geloven. De bomen en weilanden zijn er bedekt met een dunne laag sneeuw. Eerst reageer ik nog wat lacherig over de kapriolen van het weer hier, maar een me tegemoetkomende sneeuwschuiver maakt me duidelijk dat het toch wel ernst is, het is even gedaan met de pret. Een paar kilometer verderop ploegt de XT door centimeters dik pak sneeuw, maar geen haar op mijn hoofd die overweegt om de strijd zo kort voor de pas op te geven? Mooi niet! Dus ga ik verder bergopwaarts. Gelukkig is de sneeuw zo nat dat de noppenbanden nog de suggestie van grip houden. Automobilisten verstarren verbijsterd wanneer ze op 2.072 meter hoogte een diepgevroren motorrijder tegenkomen. De afdaling die volgt is bijna net zo bizar als de klim. De achterste remtrommel is vastgevroren en doet vrijwel helemaal niets meer niet meer. En onder deze omstandigheden de voorrem inknijpen is ook niet echt aan te raden, dus gaat het met een stationair draaiend blok schoorvoetend en uiterst behoedzaam omlaag. Remmend op de motor uiteraard. Pas kort na de aartslelijke wintersportplaats Vielha is de witte ellende voorbij. Op naar het zuiden, op naar vriendelijk weer. En als het nodig mocht zijn, dan rij ik door tot Afrika om weer op temperatuur te komen. Zover komt het gelukkig niet, veertig kilometer verder ziet de wereld er alweer veel vriendelijker uit. En in Vilaller zie ik alweer terrasjes met blije mensen erop. Stijf van de kou stap ik af en claim, misschien wel op wat brutale wijze, maar nood breekt nu eenmaal wet, direct het meest zonnige tafeltje. Fantastisch hoe warmte aanvoelt na een koude rit! Na een ruim uur in de ontdooistand zadel ik weer op en pak de N260, een weg die zich perfect aan zijn ruige omgeving heeft aangepast. Vrijwel direct ervaar ik weer het geluksgevoel dat motorrijden je kan geven. Wijde bochten afgewisseld met zo af en toe een pas vol heerlijk scherpe knikken. Plus, als kers op de cake, het uitzicht op de vers besneeuwde, belangrijkste bergrug van de Pyreneeën en het letterlijke hoogtepunt daar van, de Pico de Aneto (3.404 m). Het is daarom des te hinderlijker dat deze droomweg zonder waarschuwing vooraf verandert in een kaarsrechte snelweg vol tunnels en bruggen. Het gaat hier om een van de vaak discutabele wegenbouwprojecten die Spanje met Europees geld gerealiseerd heeft. Alleen al de afgelopen twintig jaar is er 35 miljard in de verkeerssector geïnvesteerd. Gelukkig vind ik op de kaart een hoop leuke alternatieve routes waarop een XT zich veel beter voelt, dan op een nagelnieuwe autosnelweg. Ik kies voor de weg door de “Desfiladero de Vellos’. Zelfs de oude ééncilinder blijkt nog over-gemotoriseerd voor de veredelde geitenpad. De kloof heeft een toegang die voor een deel zo smal is, dat de hemel erboven aan het oog onttrokken wordt. Vanaf de schuin overhangende rotsmuren vallen er constant fijne watersluiers op het geteisterde wegoppervlak van de eenbaansweg. Rechts ervan staan metershoge stalagmieten, terwijl aan de andere kant de glasheldere Rio Vellos stroomt. De rivier heeft zich in de loop der tijd honderden meters in het zachte gesteente gevreten en zo de kloof gevormd.Uiteindelijk klimt de straat met enorm veel korte bochten uit het dal omhoog en komt uit op een met bloeiende brem bezaaide hoogvlakte. Midden op de hoogvlakte staat een kleine grijze kapel van rotssteen. Van daar af kijk je vanzelf neer op het waarschijnlijk meest indrukwekkende landschap in de Spaanse Pyreneeën: de gigantische “Garganta de Aňisclo”. Een duizend meter diepe canyon, ingesleten is de witte kalksteenbodem. Verder daarachter boren zich de drie ronde toppen van de Monte Perdido de hemel in. Zelfs de Unesco heeft de waarde van deze door de gletsjers uit de ijstijd gevormde wereld erkend. Het “Nationale Park Ordesa” staat dan ook te boek als “Wereld Natuur Erfgoed’. Na een paar uur dapper stuurwerk is er weer een bezienswaardigheid, het monumentale station van Canfranc. Bij de opening in 1928 was dat het eindpunt voor de expresse Parijs-Madrid. Nu is het nog slechts een herinnering aan vervlogen tijden, een luxe hotel en architectonisch monument in een. Het uitbundige gebouw moest de grote wereld naar het kleine plaatsje in de Pyreneeën lokken, maar de beurskrach, de tweede wereldoorlog en de opkomst van de auto’s bezegelden het noodlot van het station. Vandaag de dag rijden er nog maar twee treinen naar Sargossa, de douaniers zitten er al vanaf 1970 niet meer. Het pompeuze Jugendstil gebouw zelf is al lang verrot en gesloopt. Op het enorme, verlaten rangeercomplex somberen oude vereenzaamde wagons stil voor zich uit. Er hangt een troosteloze verlatenheid en de rust als van een kerkhof. Slechts af en toe onderbroken door een flard verkeerslawaai van ergens in de verte dat overwaait. De hemel heeft zich aan de moedeloze omgeving aangepast. Hij is diep grijs geworden. Alleen in het noorden lijkt hij iets minder loodkleurig te zijn. En waarom zou ik die kant dan niet opgaan om even op bezoek te brengen aan de Galliërs? Zo gezegd, zo gedaan. Inderdaad blijft het in Frankrijk droog. Bovendien beloven de weersvoorspellingen meer naar het westen tegen de Atlantische kust zon en betere temperaturen. Dat is net wat ik zocht. De dag daarop sta ik in de buurt van de havenstad San Sebastiàn andermaal aan de kust. Daar breken indrukwekkende golven op de wild vertande kust. Het ruikt er sterk naar zout en zeewier. De Atlantische Oceaan ziet er hier ruw en onbenaderbaar uit, er is hier in Euskadie, het land der Basken, geen spoor te bekennen van de Mediterrane liefelijkheid. Het Euskara, de Baskische taal, dat men hier spreekt vraagt veel gewenning. Hij wemelt van de ‘X’en ‘TZ’ klanken en de Basken ontlenen er hun unieke identiteit aan. Bask is men voor alles. Kleinigheden zoals de opgedrongen Spaanse- of Franse nationaliteit zijn er veel minder van belang. Toch heeft de bevolking hier helemaal niets met de gewelddadige Baskische afscheidingsbeweging ETA. Dat wordt me door een lokale benzinepompbediende op het hart gedrukt. Later rijd ik kris kras over de groene heuvels van Baskenland, totdat ik achter Alfaro in de “Bardenas Reales” terecht kom. Dit is een beeldschone, gedeeltelijk weg geërodeerde, halfwoestijn. De wiegende graanvelden vormen er een fantastisch contrast met de bizarre gipsrotsen. Dwars door het verlaten natuurgebied serpenteert zich een stoffige piste. Het herinnert me aan de Andalusische woestijn bij Tabernas en je zou de omgeving zo als decor voor een western kunnen gebruiken. Het is bijna 30 graden en de hemel is diepblauw. Ik heb de zomer weer terug gevonden. Zo krijg ik ook weer de moed om terug te gaan naar de Pyreneeën. De weg er naartoe gaat door een Godverlaten gebied. Het lijkt of er hier nooit andere reizigers komen. Er zijn geen verkeerborden, geen plaatsnaamaanduidingen, geen hotels en zeer weinig tankstations. Uit de verstilde gehuchten is de jeugd al lang naar de steden vertrokken. De muren van de lege huizen met hun – openstaande – dikke houten deuren zijn zichtbaar eeuwen oud. Dit is het andere, onbekende gezicht van Spanje. Kort na Lumbier rukt het gebergte weer indrukwekkend op. Bij een blik over de schouder, in de 400 meter diepe kloof “Foz de Arbayun” krijg ik kippenvel. Talloze gieren cirkelen zonder de vleugels te bewegen in deze geweldige spleet in de aardbodem, waarvan de loodrechte wanden blijkbaar prima gelegenheid bieden om te nestelen. Liever zij dan ik. De XT en ik hebben intussen weer onze zinnen gezet op een echte pas. De Col de Portalet komt daarom op exact het juiste moment. In wijde slagen volg ik de pas naar Frankrijk. De route is echter her en der nog wat bezaaid met sneeuw, een voorbode van de wegafzetting waarop ik al op de Col de Aubisque, op een miezerige 1700 meter hoog, stuit. Ik krabbel er omheen en sta vijf kilometer verder voor een sneeuwveld, dat gelukkig niet al te dik is. Proberen kan altijd en deze keer gaat het goed. Al na een paar honderd meter ploeteren zie ik weer asfalt in de milde middagzon. Rustig rol ik omlaag naar Lourdes en ’s avonds kom ik aan bij het ‘Cirque de Gavarnie’. De 1.500 meter hoog oprijzende rotsmuren aldaar vormen het decor voor een gigantisch amfitheater. De lokale geluidseffecten worden door een waterval verzorgd, die zich vanaf 420 meter hoger omlaag stort.Eigenlijk had ik voor de volgende dag een rit over de legendarische Tour de France pas Tourmalet. in de planning. Maar al bij de afslag naar de 2.115 meter hoge pas belet een rood bord me de doorgang: “FERMÉ”. Dat maakt een einde aan alle dromen. Dit gaat niet lukken. Dan maar terug naar Lourdes en met een wijde boog naar de Middellandse Zee. Pas ter hoogte van de Pico de Aneto lukt het me om weer aan de Spaanse kant van de bergen te komen. Vanaf daar zet ik koers richting Aragón en ontdek ik tussen Tremp en Bassella een verloren stuk Spanje met tientallen spookdorpen. De afgelopen eeuw is dit gebied leeggelopen. De jongere generaties hadden het er wel gezien met het gezwoeg op de schrale grond en trokken massal naar de stad. Zowat de helft van alle dorpen in Aragón is verlaten en in complete staat van verval. Alleen het toerisme kan de streek nog redden, maar dat lijkt voorlopig nog niet echt een opmars te maken.Veel van de wegen die hier door het bergland snijden, zijn daarom dan ook bijna helemaal vrij van verkeer. GSM dekking is er ook niet. Legioenen hagedissen wriggelen er over het asfalt en door het gebrek aan verkeer overleven ze die actie doorgaans ook nog. Of een roofvogel moet ze te snel af zijn. Ik laat de wereld draaien en toer willekeur in het rond, terwijl ik met de natte vinger navigeer. Zo ontdek je tenslotte de meest bijzondere wegen, bijvoorbeeld de L511 over de Colle de Bóixols en de L401 langs de imposante Sierra de Qurol. Intussen maakt het droge klimaat van de centrale Spaanse hoogvlakte zich ook kenbaar. De hete wind streelt de steenachtige bodem, waarin alleen knorrig vereenzaamde dennetjes willen groeien. Het ruikt er overtuigend naar zomer en dat is precies waar ik de afgelopen tien dagen van heb gedroomd. Al vanaf het moment dat ik moeizaam met de Yamaha door de dichte sneeuwjacht richting Puerto la Bonaigua zwoegde! ________________________________________[KASTEN][INFOKASTEN]INFOIn tegenstelling tot de met toeristen overstroomde Alpen zijn de Pyreneeën veel rustiger en authentieker. Vooral de Spaanse kant is verrassend en nodigt met zijn fantastische wegen en passen uit tot het betere motorrijden.REISWie op eigen kracht naar de Pyreneeën wil moet zich voor bereiden op de lange reis. De route er naar toe is al snel een kilometer of 1400 en gaat een heel stuk over tolwegen. Met brandstof, bandenslijtage en tol ben je dan voor een enkele reis al snel rond de 200 euro kwijt. Een goed en leuk alternatief is dan de AutoSlaap Trein van Den Bosch naar Avignon. Voor prijzen vanaf 280 euro (enkele reis met motor) brengt deze trein je ’s nachts naar Zuid-Frankrijk, waardoor je ’s morgens lekker uitgerust het laatste deel langs de prachtige Mediterrane kust naar de Pyreneeën (ongeveer 200 kilometer)`kunt afleggen. Ook vanaf het Duitse Düsseldorf vertrekt er regelmatig een autotrein, die gaat tot aan Narbonne, aan de voet van de Pyreneeën. Een retourtje met motor is er al vanaf minder dan 600 euro. REISTIJDIn april begint de lente in de Pyreneeën, maar hoog in de bergen kan de winter tot ver in mei duren. Er is uiteraard ook een gerede kans op koud zomerweer. Aan de noordkant van de bergen valt gemiddeld 2.000 mm neerslag per jaar, over het algemeen regen, maar soms ook nog natte sneeuw. Daarom gooien de Fransen hun hoge passen pas op 1 juni open. Aan de Zuidkant is het beduidend beter gesteld met de neerslag, zo’n 500 millimeter per jaar. De beste tijd om door de bergen te rijden is in juni, aangezien bijna alle hoge passen en kleine wegen dan goed begaanbaar zijn en het in de dalen nog niet zo heet is. Bovendien ontloop je zo de drukte van het hoofdseizoen. Voor september en oktober geldt hetzelfde, alleen is het frisse voorjaarsgroen dan vervangen door felle herfsttinten. OVERNACHTENZeker buiten de toeristische gebieden is het buiten het seizoen niet altijd even makkelijk een onderkomen te vinden. Heel wat pensions en campings gaan pas begin juni open en in september sluiten ze alweer. In de buurt van grotere plaatsen heb je dan meer kans, net als aan de Franse kant van de bergen en aan de kust. In de Spaanse binnenlanden zijn er wel heel veel mooie plekken om wild te kamperen. De onderstaande internetsites zijn handig om voor vertrek eens te raadplegen:www.pyrenaeen.comwww.parc-pyranaees.comwww.lespyrenees.netwww.pyreneesguide.comLITERATUUR EN KAARTENDe keuze uit reisgidsen is redelijk te overzien. Het Duitstalige Pyrenäen-Handbuch van Reise Know How is een aanrader en kost ongeveer 20 euro. De ANWB Actief en Anders reisgids Spaanse Pyreneeën is een goede Nederlandstalige gids met veel aanvullende informatie. De 125 pagina’s dikke gids kost € 9,50. De volgende gedetailleerde kaarten uit de Michelin reeks bieden een goed uitgangspunt voor het plannen van je route: nr. 85 Biarritz – Lourdes – Luchon (schaal 1:200.000), nr. 86 Luchon – Andorre – Perpignan (schaal 1:200.000) en nr. 443 Espagne Nord-Est (schaal 1:400.000). De kaarten kosten zo’n tien euro per stuk.Uiteraard kunnen ook het Franse en Spaanse verkeersbureau je van dienst zijn. Maison de la France Pays-Bas / Frans Nationaal VerkeersbureauPrinsengracht 6701017 KX AmsterdamT 020-535 3013E info.nl@franceguide.com I www.franceguide.comSpaans VerkeersbureauLaan van Meerdervoort 8-A 2517 AJ DEN HAAG T 070-346 5900E infolahaya@tourspain.esI www.spain.info GEORGANISEERDE TOURS.Voor noppenridders is er een buitenkans. Christoph del Bondio organiseert de 1.500 kilometer lange Transpyrenaica. Dat is zonder twijfel de meest spectaculaire manier om de regio te leren kennen. Tijdens de zeven rijdagen ga je met een roadbook via de kleinste weggetjes vanaf de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan, mits je over enige off-road ervaring, een roadbookhouder/GPS en noppenbanden beschikt. De bagage en onderdelen komen in een 4×4 busje achter je aan. De reis kost 1.490 euro, meer informatie vind je op www.delbondio.de. Met de voormalige coureur en motorhandelaar Johan van der Wal kun je onder Nederlandse supervisie off-road Andorra en omgeving verkennen. Info:www.motorcycle-experience.comReisduur: twee wekenGereden afstand: ca. 2500 kilometer________________________________________[STREAMER UND UNTERSCHRIFTE][Seite 96-97]Ontoegankelijk gebergte, dichte naaldwouden, sappig groene bergweides. De route door de Sierra del Cadí is een topperVanaf de Sierra del Cadí heb je voor het eerst zicht op de voornaamste bergrug van de Pyreneeën. Rechts zie je het oorspronkelijke Villefranche.[Seite 98-99]Strakblauw tot aan de horizon. Dergelijk uitzichten doen je ter plekke zelfs de meest hardnekkige regendepressie vergetenHet vissers- en kunstenaarsdorpje Cadaquès is een mooie uitvalsbasis voor een rondrit door de Pyreneeën.[Seite 100-101]De Atlantische Oceaan presenteert zich ruw en onbereikbaar. Er is in Euskadie, het land van de Basken, geen spoor van de Mediterrane liefelijkheid te bekennenWildkamperen aan de rand van de Atlantische Oceaan. Rechts: de spectaculaire, tot 400 meter diepe kloof Foz de Arbayun.[Seite 103]Een brug die typisch is voor de Pyreneeën. Ongelooflijk hoe lang zo’n bouwwerk mee gaat.[Seite 104]De meeste secundaire wegen zijn zo goed als verlaten.[Seite 105 bei Infokasten]Zelfs in de zomer zijn niet alle passen open (boven), onder Cadaqués, dat gedurende lange tijd de woonplaats van Salvador Dali was.