Reizen Sardinië
Grandioze wegen, grootse geheimen, onnavolgbare panorama’s en dan ook nog een klimaat om een puntje aan te zuigen. Aan de westkust van Sardinië ben je bevrijd van de drukte en kun je je onderdompelen in een unieke, onnavolgbare Mediterrane sfeer. Hier wil je heen, echt, geloof me!
Herken je dit? Iemand komt nogal enthousiast terug van vakantie en vertelt geëngageerd over hoe mooi het wel niet was. En dat ook jij daar zonder meer een keer naar toe moet. Zo geweldig, echt! Dan volgt een optelsom van exotische plaatsjes, spijzen en personen, van geen van allen heb jij echter ooit gehoord. En iedere zin eindigt met een weliswaar niet hoorbaar, maar desondanks onmiskenbaar aanwezig uitroepteken. Je bent natuurlijk heel sociaal, knikt tijdens de korte pauzes instemmend toe en hoort het hele verhaal van begin tot eind netjes aan. En als alles dan achter de rug is, haal je opgelucht adem. Heel misschien vraag je jezelf achteraf af of er toch niet een kleine kern van waarheid in het hele verhaal schuilt. Waarom eigenlijk? De bewuste persoon was er enkel eventjes op vakantie, hoe kun je dan regio en mensen in zo’n kort tijdsbestek echt hebben leren kennen? En dan nog, op andere plaatsen is het waarschijnlijk zeker zo mooi, misschien zelfs nog wel mooier. Maar in dit geval: geloof me!
De turquoise golven klotsen zachtjes op het donkere kiezelstrand. Steeds weer opnieuw. Ik kan niet meer slapen en schuifel over de camping naar de douche. Onderweg komt hij vanaf het naburige zandstrand tegemoet, ongeschoren en met een verse dorade in zijn hand. “Mijn lunch”, klinkt het hartelijk, “ik heb ‘m net gevangen.” Ik knik naar de mij onbekende man, nog steeds een beetje slaperig. Hij staat duidelijk al met twee binnen in de nieuwe dag, is opvallend veel beter bij de les. Hij wijst naar de golven: “Handig, zo’n zeesupermarkt voor de deur. Wat heb je vandaag op de planning staan?” “We willen eigenlijk naar Bosa en Alghero,” luidt mijn antwoord. “We twijfelen alleen nog over de route, gaan we over de bergen of toch langs de kust. Welke is beter?”, wil ik weten. “Heen over de bergen en terug langs de zee”, klinkt het resoluut. Dat doen we dan ook maar.
Het ziet me rood voor de ogen. E dan heb ik het over het enige verkeerslicht in de verre omtrek. Hij staat er niet voor niets, de oude stadsbrug van Bosa is gewoon te smal voor tegenliggers. In drie lange bogen strekt het bouwwerk zich over de rustig stromende Temo. De rivier heeft geen haast, nog geen paar honderd meter verderop mondt hij uit in de diepblauwe zee. Achter de brug staan kleurige huisjes opgestapeld, alsof ze door een zesjarige zijn geschilderd. Een kerk en een kasteel maken ook deel uit van het plaatje. Groen! Daar gaan we. Diana’s Versys rolt over de door duizenden wielen en banden gepolijste stenen van de brug naar de overkant. Kort voor de kathedraal maakt de weg een bocht naar links, loopt door twee of drie oude steegjes en slingert dan bijna plotseling de stad uit.
Fraaie bochten meanderen door groene bosschages, bloeiende maquis schittert door de spleten in de bomen, met de zee in de verte. Kurkeiken, aan de onderzijde veelal ontschorst, houden stand op een verder kale heuvel. In tegenstelling tot hun collega’s verderop in de beschutting van een dal of bergwand, vechten zij een eindeloze strijd tegen een onzichtbare kracht, die de stammen letterlijk uit het lood probeert te slaan. De mistral, de stevige wind uit het Franse Rhônedal, laat zich ook hier nog flink gelden en probeert de bomen van een horizontale in een verticale positie te dwingen. De weg naar Montresta is op z’n zachtst gezegd een uitdaging, de wind speelt met ons en Diana blijft enkel met de grootste moeite overeind. Aangekomen in het plaatsje lijkt een pauze dan ook wel op z’n plaats.
Heb je je toeristische bril op de neus staan met enkel oog voor de bekende en populaire highlights, dan is Montresta een plaatsje dat je echt niet per se gezien hoeft te hebben. Ben je daarentegen geïnteresseerd in het echte leven van de bevolking, dan moet je er echter absoluut heen. Onopvallende huizen dommelen in de middagzon. Sommige met zwaar geërodeerd pleisterwerk, maar allemaal met luiken voor de broodnodige schaduw. We stoppen op een klein pleintje en bestellen twee espresso’s bij Zedda Pietro, een klein, bijna huiselijk aandoend barretje. Tegenover de bar is een hele muur kunstzinnig beschilderd. Dit is niet bepaald het werk van een paar kleuters! Twee krachtige vrouwenportretten zijn geschilderd in de Sardijnse vlag met de vier Moren. Wie zijn dat? “De linker met het opgestoken haar in een knot is Grazia Deledda”, legt onze gastheer uit. “Ze kreeg in 1926 de Nobelprijs voor Literatuur. De andere”, hij wijst naar rechtsboven, “is Maria Carta, vertolkster van de meest prachtige Sardijnse liederen. Maar ze was ook een filmster, speelde nog in ‘The Godfather’ samen met Al Pacino. Beide zijn echte lokale, Sardijnse heldinnen,” zegt hij niet zonder een vleugje trots. De zon schijnt over de geschilderde muur van het huis in onze gezichten. Wow, wat het is heet! Tijd om langzaam richting de kust te gaan!
Het is gedaan met het lome glijden over lakenstrak asfalt. Misschien maar beter ook, want ik ben bijna aan het indommelen. De weg wringt zich door een rotsweg, knikt dan naar beneden en als uit het niets verschijnt de alweer bijna vergeten zee. De heerlijke bochten doen een beroep op alle zintuigen. Remmen, terugschakelen, weer gas geven. Tussendoor constant een fantastisch uitzicht op het glinsterende water, prachtig! En de volgende bocht! Goed warm gereden duizelen we over de resterende vijftien kilometer kustweg tot, bijna als een fata morgana, de contouren van Alghero zich over het asfalt op het netvlies drukken. Wat een verschijning! Maar tegelijkertijd ook heel anders, helemaal niet Italiaans.
Mijn Spaans is slecht, mijn Catalaans nog slechter. Toch hoef je geen taalexpert te zijn om op te merken dat de straatnaambordjes hier in een andere taal zijn geschreven dan aan de kant van de kust. Nu zien we het ook op sommige gebouwen en snappen waarom Alghero zo Spaans aandoet. De stad was bijna 400 jaar in Catelaanse handen, en naast de Middeleeuwse Spaanse bouwstijl is ook de Catelaanse taal als dialect bewaard gebleven. Hetzelfde geldt voor de kasseien in de straten van de oude stad, waar we nu doorheen rijden. Smeedijzeren lantaarns hangen aan de muren van de huizen en de was droogt op waslijnen die over de steegjes zijn gespannen. Bijna met als doel om de vergeelde stereotiepe vakantiebeelden van de reisjes van je grootouders naar Italië uit een ver verleden weer op te frissen. Over verfrissend gesproken: we moeten dringend bijtanken. De komende vijftig kilometer bevindt zich geen benzinestation op onze route. Het wordt een rit door het niets.
Dat niets vliegen we vandaag aan vanaf een kustweg. Oh, wat zeg ik: dé kustweg. Bijna vijftig kilometer over een van de mooiste wegen denkbaar, met waanzinnige perspectieven én een goed bewaard geheim. Zo geheim, dat tot 1990 zelfs Italiaanse en Europese regeringsleiders er niets van af wisten. Maar wat zou er dan kunnen zijn op dit onbewoonde stuk kust, dat tot voor enkele jaren alleen doorkruist werd door paden gemaakt door een van de talrijke geitenkuddes?
Vierde, vijfde, zesde versnelling. We surfen eerst op zeeniveau, dan over steile hellingen langs de kust. Onder ons ligt een landtong, Cap Poligna. Tot in de jaren negentig werd daar in opdracht van verschillende geheime diensten een speciale elite commando opgeleid. De eenheid werd bekend als ‘Gladio’ en zelfs vooraanstaande Europese regeringsfunctionarissen wisten niet van het bestaan af. Gladio heeft in Italië talrijke aanslagen gepleegd, waarvan linkse extremisten de schuld in de schoenen geschoven kregen. De bomaanslag op het Oktoberfest in München in 1980 zou ook deels het werk van Gladio zijn. Staatsterrorisme in Europa? Gladio is volgens officiële bronnen inmiddels geschiedenis, maar hoe weet je dat zeker bij een ondergronds netwerk?
De gedachten daaraan blijven door het hoofd spoken, tot de route de volledige concentratie weer opeist. We rijden namelijk over uitdagende bergkammen, doorkruisen dalen en ravijnen en worstelen ons onder rotsoverhangen door. En telkens weer die kleurrijke klaprozen in de berm die zachtjes in de wind wiegen. De zon zakt steeds verder aan de horizon, de zee verwordt tot een zilveren spiegel. Vizier open, zuurstof tanken, ademen. Lange 180° bochten nodigen uit om de motor diep op één oor te leggen en in een enerverend tempo rolt de ene na de andere kilometer onder het rubber door. Veel sneller dan verwacht dienen de vlaggen van Camping S’Abba Druche, iets ten noorden van Bosa, alweer op. Einde van de dag?
Diana heeft nog niet genoeg gehad, en ik zelf blief ook nog wel wat extra kilometers. Als een soort van toetje. Bijvoorbeeld in de vorm van een zonsondergang aan zee. Een blik op de kaart. Er is een landtong met een oude toren, Torre Foghe, op slechts twintig kilometer rijden van hier. De zon staat echter vrij laag, halen we het nog wel op tijd? De velden achter Tresnuraghes vliegen voorbij en de zon snoept al van het zeewater als de Kawa op de laatste kilometers nog een weinig prettige offroadpiste voor de wielen gesmeten krijgt. Daar, de Torre! De zon is net weg en haar nagloed kleurt de lucht van paars naar ultrablauw. Een kleurenspektakel zoals ik het nog niet vaak, misschien zelfs wel nooit, heb meegemaakt!
Een paar dagen later, we zijn weer thuis en ontmoeten een paar vrienden. “Het is niet te geloven hoe onweerstaanbaar mooi het daar is. De oude stad van Bosa, geweldig. En de kustweg, helemaal te gek. En hebben jullie wel eens van Gladio gehoord? Bizar verhaal! Jullie moeten daar echt een keer heen, wat een aanrander!” En ja beste lezer, jij ook. Geloof me!