Interview MotoGP testrijders
Alle vier hebben ze succes gekend, alle vier stonden ze op de hoogste trede van het podium. Nu draaien Nobu Aoki, Tady Okada, Olivier Jacque en Vito Guareschi vooral hun ronden als de tribunes leeg zijn. Als testrijders voor Suzuki, Honda, Kawasaki en Ducati verschoven ze van de spotlights naar de schaduw. Niet altijd makkelijk, het is goed zo, vinden ze eensgezind. De spanning en de druk, ze kunnen er goed zonder. Maar soms, heel soms, jeukt het nog.Olivier Jacque werd in 2000 wereldkampioen met een Yamaha in de 250 cc-klasse en stond in totaal 35 keer op het GP-podium voordat hij zich wierp op testwerk voor Kawasaki. Vorig jaar maakte hij op verzoek van de fabriek zomaar een racecomeback. Kortstondig, want na veel crashes en blessures gooide de Fransman voor de GP van Donington definitief de handdoek in de ring. Nobu Aoki (36) is voor Suzuki nog een jaarlijks deelnemer van de Acht Uren van Suzuka en krijgt heel af en toe nog een wild card voor een MotoGP-race, maar zijn laatste GP-seizoen reed hij in 2004 op een V5 van het team van Kenny Roberts. Vijftien jaar geleden won de middelste van de drie Aoki-broers voor het 250 cc-team van Arie Molenaar de GP van Maleisië, elf jaar geleden was hij met een derde plaats in de eindstand de Rookie of the Year in de 500 cc. Na zijn laatste jaar bij KR kon hij aan de slag als testrijder bij Suzuki, het merk waarmee hij drie seizoen in de halve liter-klasse had gereden. Daar kwam hij destijds ook Tadayuki Okada tegen. In 1997, Aoki’s indrukwekkende rookiejaar, stond de stoïcijns ogende Okada een trede hoger op de ladder, twee jaar later was hij nog eens derde op de eindlijst. De Japanner, in 1994 als eens vice-wereldkampioen bij de kwartliters, verwierf vooral een grote status in Japan door vier 500 cc-GP’s winnen. Zijn actieve carrière sloot hij in 2001 af met een weinig opzienbarend jaar in het WK Superbike. De nu 40-jarige Okada stond toen al op de Honda-loonlijst en nam hem op in het MotoGP-ontwikkelingsteam. Vito Guareschi is de enige van het viertal die nooit een GP reed. Wel was hij zes jaar lang een interessante en spectaculaire deelnemer in het WK Supersport en WK Superbike. De 36-jarige Italiaan fronste zelf ook wel even de borstelwenkbrauwen toen Ducati hem in 2002 benaderde om ontwikkelingsrijder voor haar nieuwe ambitieuze Desmosedici-project te worden. “Het is iets totaal anders en veel ingewikkelder dan een Supersport-machine of een Superbike”, zegt hij. “Eerlijk gezegd wist ik ook niet of het wel kon. Maar het bleek een natuurlijk gevoel te zijn voor mij. De eerste keer dat de machine werd gestart waar ik bij was, dat was een fantastische sensatie. De eerste keer dat ik met de Desmosedici reed, was heel emotioneel. Rondetijden waren even niet belangrijk.”Tady Okada is de enige van de vier die zegt geen moeite te hebben gehad met zijn beslissing om te stoppen in 2001. “Ik was te oud en mijn instelling was veranderd”, zegt de man van weinig woorden. Aoki had opties in het Japanse Superbike-kampioenschap en in het wereldkampioenschap, de MotoGP had echter zijn prioriteit, zegt hij. “Maar ik had geen grote sponsor die mij graag wilde zien rijden. Stoppen was moeilijk.” Jacque zette in 2003 een – zo zou later blijken voorlopige – punt achter zijn GP-loopbaan met Yamaha. De realiteit vergemakkelijkte een zware beslissing. “Ik had geen reële kansen meer op topresultaten. Ik heb wat aan autoracen gedaan en ik heb me uiteindelijk best vermaakt. De overstap naar testen was een soort geleidelijke transitie.” Via testwerk voor het Japanse Moriwaki kwam OJ terecht bij Kawasaki. Met een wild card zette hij in 2005 in het kletsnatte Motegi winnaar Valentino Rossi tot de finish zwaar onder druk. Begin 2007 werd Jacque gevraagd om weer te gaan racen. “Dat was lastig, want dan moet je vanaf het begin weer snel zijn”, zegt Jacque. “Ik ben vaak gecrasht in die periode. Er kwam ook angst bij kijken, omdat ik niet altijd de oorzaken kon achterhalen. Als coureur werd ik daar langzamer van. Toen dacht ik dat het beter zou zijn om écht te stoppen met racen. Die situatie moest ik leren accepteren. Ik was drie seizoenen uit de competitie geweest en dan is het erg moeilijk om op topniveau terug te komen. Ik heb het team eerlijk gezegd dat ik het niet meer op kon brengen. Ik wilde graag Kawasaki verder helpen, maar dan niet meer als coureur.” De ultieme bevrediging komt niet meer van een eigen prestatie op zondagmiddag, zegt Jacque en beschrijft een gevoel dat de andere drie herkennen. “Mijn beloning komt als een andere coureur er dan iets goeds mee kan doen.”Diep in hem zat in zijn eerste testjaren bij Ducati nog de coureur die de competitie zocht, vertelt Guareschi. “In het eerste jaar van de Desmosedici had ik graag met een wild card in Mugello gereden voor eigen publiek. Ik had er in het begin heel veel moeite mee om te accepteren dat ik niet meer racete. Dat gevoel is met de jaren wel gesleten en ik begon te beseffen dat ik een belangrijke rol in dit project heb en ik vind het nu leuker dan het racen zelf. Racen en testen zijn twee verschillende jobs en mentaal is het ook totaal ander werk. Ik push wel, maar niet tot op de limiet. Ik kan me nu concentreren op de motor of op onderdelen zonder dat daar fantastische tijden uit hoeven te komen.” Nobu Aoki herkent dat beeld gedeeltelijk. “Als testrijder moet je ook pushen. Het heeft geen nut als ik drie seconden per ronde langzamer ben dan de vaste rijders van het team. Aan de andere kant moet ik dingen uitproberen. Je kunt met engineers over praten, maar je zult het toch op de baan moeten ervaren.” Als Japanner is het niet altijd even gemakkelijk om te zeggen dat iets niet werkt. Aoki begint te lachen. “Hahaha…. Nee zeggen zit niet in de Japanse cultuur. Maar als testrijder zal ik dat wel moeten.”Jacque werd in zijn nieuwe leven geholpen door zijn grote interesse voor de techniek. “Ik was altijd bezig met het analyseren van dingen met m’n monteurs, wilde altijd weten waarom iets was zoals het was en hoe we het beter konden maken. De stap was dus niet zo lastig. Maar het moeilijkste is om niet altijd 110 procent te geven en om juist altijd een marge te houden en je niet te focussen op rondetijden, maar op het verbeteren van je machine. Je moet je realiseren dat je geen coureur meer bent. Je prepareert je machine niet meer voor jouw race, maar voor ‘een’ race. Jij gaat er niet meer op rijden. Je moet goed luisteren naar de wensen van de rijder om te weten wat je moet doen. Je hoeft ook niet altijd te denken dat je twee rijders bent. Je zoekt een balans. De rijstijl kan wel anders zijn, maar de set up is in de basis hetzelfde. Van daaruit kun je werken. Als je een rijder in je team hebt met een andere set up terwijl hij toch dezelfde rondetijden rijdt, dan wordt het ingewikkelder.”Okada neemt geregeld een bijna schizofrene houding aan, omdat hij werkt met Dani Pedrosa en Nicky Hayden, twee rijders met een onvergelijkbare rijstijl. “Dat maakt het lastiger voor mij”, zegt Okada. “Je moet als het ware in hun huid kruipen. Voor mij is het moeilijker om me als Nicky te voelen, als het ware. Hij rijdt zo speciaal. Dat is totaal anders dan ik normaal rijd. Ik heb ook meer contact met Nicky, maar dat komt ook omdat Dani Alberto Puig naast zich heeft.”Bij Suzuki werkte Aoki de in 2006 en 2007 met eenzelfde probleem dankzij Chris Vermeulen en de nu vertrokken John Hopkins. “Twee rijders die voor hun machine een andere set up nodig hadden. Ik kan niet hun tijden rijden, maar ik kan wel voelen wat hun specifieke problemen zijn en waarom ze ergens last van hebben. Dan is het mijn taak om daar dingen te ontwikkelen die specifiek voor één rijder zijn.”Sinds begin van het dit seizoen werkt Kawasaki met een speciaal testteam in Europa. Voorheen reed Jacque veel in Japan, door de logistieke wijziging test hij nu eens per twee of drie weken in Europa. Aoki maakt vrijwel wekelijks zijn kilometers op Riyu, Suzuki’s testcircuit. “Eigenlijk geen fijne baan. Weinig uitloop. Moeilijk om daar op de grens te rijden. Maar we komen ook veel in Sugo of op Motegi. Motegi is niet echt een goed circuit om te testen, maar omdat daar de GP verreden wordt, is het handig om te weten of nieuwe dingen daar werken.” Daarnaast vliegt Aoki regelmatig naar Europa om ’s maandags na een GP nog op een circuit om te testen. Daar treft hij regelmatig Jacque, Guareschi en Okada. “Wij testen vooral op verschillende circuits in Japan, maar af en toe kom ik naar Europa toe om daar Nicky en Dani te assisteren”, zegt Okada. “Dan overleggen we veel samen en reageren we als dingen anders moeten. Dat werkt sneller.” Okada is bij alle ontwikkelingswerk betrokken. Zijn werkzaamheden strekken zich uit van het testen van Michelin-banden tot het uitproberen van nieuwe motor- en chassisonderdelen. “Alles testen vind ik leuker. De technici komen met de spullen, maar als testrijder voel je wat er met de machine gebeurt. Door dat te vertellen, kun je sturen welke kant het op moet met de ontwikkeling. De pneumatische kleppen waarmee we getest hebben, waren een idee van de engineers.” Bovendien houdt hij de vinger aan de pols bij nieuwe elektronica. “Het rijden met een viertakt is mede daardoor gemakkelijker te controleren. Op een 500-tweetakt was je rechterpols de traction control. Daar kwam het meer op de rijder aan. Dat vond ik spannender.”Aoki en Jacque testen het liefste motoronderdelen. “Omdat je daar het snelste de verschillen voelt”, legt Aoki uit. “Zelfs als je niet tot op de grens gaat, kun je verschillen in het motorkarakter voelen. Test je chassiswijzigingen, dan ben je gewoon verplicht om te pushen omdat je anders niet weet of iets werkt. En pushen op Riyu, dat wil je eigenlijk niet….” “Een blok is heel gecompliceerd en dat maakt het voor mij juist interessant”, vult Jacque aan. “Als ik banden test, voel ik snel de verschillen. Dat is makkelijk.” De werkwijze bij Ducati verschilt van de aanpak van de Japanse fabrieken. “Vijftig procent van mijn tijd houd ik me bezig met de elektronica, dertig procent met motorblok en twintig procent met het chassis”, rekent Guareschi voor. “Met het testen van de banden houd ik me niet bezig. Daar hebben we een apart team voor. Dat houdt zich ook met de ontwikkeling van het chassis bezig. Daar gaat het ook meer om rondetijden.”Het testen van nieuwe onderdelen is niet van gevaar ontbloot. Het proefkonijn spelen maakt het werk psychisch zwaar. “Het is soms gevaarlijker dan GP’s rijden, omdat jij als eerste nieuwe dingen test”, zegt Okada. “Banden, rijwielgedeelte, motoronderdelen. En je weet nooit helemaal zeker of het werkt.” “Als ik tien dingen krijg om te testen, werken er acht misschien niet. Dat is mentaal erg zwaar”, geeft Aoki toe. “Ik heb de verantwoordelijkheid om aan te geven dat iets beter of slechter is. Sommige dingen vergeten we helemaal, andere worden dan verbeterd.” Guareschi brak vorig jaar een pols tijdens een test in Mugello. “Of dat door een nieuw onderdeel kwam? Haha…” Dat gevaar op de loer ligt en grenzen opgezocht worden, klopt, zegt hij. “Op de laatste dag van een testsessie doen we dan vaak een lange run, een soort racesimulatie. Soms zelfs twee achter elkaar om de betrouwbaarheid van de motor te testen. Dat doen we vaak onder extreme omstandigheden of we simuleren dat. Door de radiator en oliekoelers af te plakken, bijvoorbeeld. Om te zien of de zaken heel blijven. Dat is soms gevaarlijk, ja.” Er zit echter ook een andere kant aan, vindt Jacque. “Er is niet die druk van het prepareren van je motor in één uur. Ik hoef geen ronderecords te rijden. Wij hebben twee of drie dagen de tijd om aan verbeteringen te werken. Natuurlijk is er de druk om een machine te prepareren waar een ander mee op het podium kan komen, maar dat is druk waar ik wel van houd.”Tijdens testsessies worden minutieuze ontwikkelingsprogramma’s afgewerkt, waarbij plussen en minnen naast elkaar worden weggestreept. Structureel werken is van groot belang, bevestigen de vier. “Ik wil altijd weten wat we gaan doen, waarom en waar ik dus op moet letten”, verduidelijkt Jacque. “Als mij wordt verteld dat er een chassiswijziging is gegaan, zeggen ze niet precies wat. Maar ik moet wel kunnen voelen of bijvoorbeeld het bochtengedrag er door verbetert. Als we werken aan een andere koppeling, moet ik dat weten voordat ik de baan op ga. Dan kan ik daar daadwerkelijk op testen. Anders terugschakelen, kijken hoe de machine zich gedraagt bij het ingaan van een bocht en met het remmen. Zo haal je er het maximale uit en als je blanco de baan op gaat, misschien maar de helft. Als je dat soort dingen niet weet, loop je veel eerder het gevaar dat je het spoor bijster raakt.” “Je moet de machine aanvoelen”, zegt Okada. “Je moet weten wat er gebeurt en wat er anders moet. Daarom is het beter om te weten wat je test als je op de motor stapt. Ik test ook banden en dan is het prettig te weten of de band doet wat hij volgens de technici moet doen.”Alleen Aoki houdt er een afwijkende werkwijze op na. “Als de veranderingen heel klein zijn, dan vraag ik wel wat er gedaan is. Maar meestal wil ik niet weten wat ik test. Het gevaar is dan dat je je daar onbewust op instelt en dat kan je oordeel verkeerd beïnvloeden. Ik wil er blanco instappen.”Een goede testrijder moet over veel technische kennis beschikken, vindt Jacque, en hij moet nieuwsgierig zijn. “Je moet het ook wíllen weten. Je moet je realiseren waar je mee bezig bent en het is belangrijk om te allen tijde rustig te blijven. Gefrustreerd raken heeft geen zin.” Het vaak tijdrovende analyseren, boeit ook Guareschi mateloos. “Als ik met de mensen in mijn team en met Filippo Preziosi (de stille kracht achter de GP7 en GP8, FW) praat, dan spreken we dezelfde taal. Als ik een andere koppeling test, moet ik dat verschil kunnen merken. Als we werken aan benzineverbruik, kan ik soms voelen dat de injectie bij een bepaalde gasstand niet genoeg benzine levert. Dan is het handig dat de telemetrie mijn gevoel onderschrijft.”Van de huidige generatie racers zou Chris Vermeulen een goede testrijder kunnen worden, meent Aoki. “Hij voelt veel, kan erg goed analyseren en komt met voorstellen.”Wanneer de helm af gaat en de lichtknop van de pitbox om wordt gedraaid, betekent dat niet dat het werk voorbij is. “Het houdt je altijd bezig”, zegt Okada. “Je komt er niet van los.” “’s Nachts schieten me ook dingen en ideeën te binnen die ik dan aan het ontbijt ook direct moet vertellen”, zegt Guareschi. “Na een testdag werk ik voor mezelf een lijst af en af en toe merk ik dan de volgende dag in de warm up-ronde dat ik vergeten ben om iets te vertellen. Dan kom ik al na een rondje binnen om dat aan te laten passen. De technici zijn altijd mijn back up. Ik moet er voor zorgen dat zij sneller kunnen werken.”Met de 19-jarige Europees Superstock 1000-kampioen Nicola Canepa heeft alleen Ducati een erg jonge testrijder in huis. De Italiaan speelde ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Ducati 1098 op het circuit en verricht nu voor de fabriek testwerk in samenwerking met Bridgestone. Voor het overige zijn de testrijders ervaren mannen met een roemrijk raceverleden. Dat heeft hen gevormd als testrijders, beseffen ze. “Toen ik twintig was, wilde ik maar één ding: vol open, dat gas!”, grijnst Aoki. “Een goede testrijder heeft ervaring. Ik heb veel verschillende machines kunnen rijden. Honda, KR, Suzuki, 250, 500, MotoGP. Dat maakt vergelijken makkelijker. Ik kon het vanaf ongeveer mijn dertigste merken dat ik dingen anders voelde en anders benaderde.” “Het is nooit helemaal zwart of wit, maar in het algemeen denk ik dat oudere rijders beter geschikt zijn als testcoureurs”, denkt ook Jacque. “Ik denk dat het voor jonge rijders goed is om op verschillende motoren ervaring op te doen. Met alle ervaring die je vergaart, kun je uiteindelijk een hele goede testrijder worden. Je moet je niet al op heel vroege leeftijd focussen op de MotoGP. Je wilt niet af en toe als testrijder met een wild card in een GP starten. Dat kan heel frustrerend zijn.”Ook Guareschi hamert op de andere mentaliteit die een testrijder moet hebben. Ervaring is dan een groot voordeel, meent hij. “Jonge coureurs willen racen en je verstand als testrijder moet er op ingesteld zijn dat je bezig bent om dingen uit te proberen en niet om rondetijden te zetten. Ik ben nu een betere testrijder dan vijf jaar geleden door mijn ervaring.”Samen hebben ze een deel van hun leven afgesloten, daar zijn de vier het over eens. “Ik sta nu liever op de achtergrond”, zegt Jacque. “Ik ben nu 34, ik heb niet het gevoel meer dat ik dat topniveau aan kan en dan kan al die druk van presteren me gestolen worden. Ik heb het allemaal meegemaakt, het hoeft niet meer. Dit is wat ik nu graag doe.” Maar af en toe kriebelt het wel, glimlacht Aoki. “Er komt een nieuwe, jonge generatie aan. Jongens tegen wie ik nooit heb gereden. Maar natuurlijk, de spanning en de competitie mis je. In Maleisië reed ik vorig jaar met een wild card. Ik was in gevecht met Nakano en Checa. Dan denk je ‘ja, dit is racen!’ Dan mis ik het wel.” Guareschi toont zich ook realist. “Mijn beste tijd in Mugello is 1,2 seconden langzamer dan Casey. GP’s rijden? Ja, hoor. Als ze maar op Mugello zijn!”UnterschrifteOpeningNobu Aoki in de achtervolging op Vito Guareschi. “Wedstrijdje?” De testrijders van Ducati en Suzuki komen elkaar geregeld tegen tijdens testsessies. Aoki portretNobu Aoki is samen met Kousuke Akiyoshi verantwoordelijk voor het Suzuki-testwerk. Jacque pitsAf en toe de handen in het haar. Toch heeft Olivier Jacque het als Kawasaki-testrijder goed naar zijn zin. Vito portretVito Guareschi is al sinds 2002 bij het MotoGP-project van Ducati betrokken. Okada en HaydenTadayuki Okada in overleg met Nicky Hayden. Naast testwerk in Japan reist Okada regelmatig naar Europa om in gesprek te gaan met de vaste coureurs. Aoki actie 1Aoki op de machine van Hopkins tijdens een test in 2007. De verschillende wensen van coureurs stellen de testrijders nog wel eens voor problemen. aoki en coAoki luistert samen met Chris Vermeulen aandachtig naar de verhalen van Suzuki-nieuweling Loris Capirossi. De Italiaan nam veel Ducati-ervaring mee naar Suzuki. Jacque actie 1De glamour en de kleur is er een beetje af als je testrijder bent. Maar Jacque mist het geenszins, zegt hij. Jacque en bartholemyKawasaki Competition Manager Michael Bartholemy (links) noemt Olivier Jacque de beste testrijder ter wereld. Okada actie 1Eind 2006 was Tady Okada met de eerste versie van de Honda RC212V reed. De 800 cc-machine veranderde veel, met als zichtbaar verschil de uitlaat die uit de stroomlijn verdween. Okada in overlegAls belangrijkste testrijder van Honda test Okada ook banden. Hier rapporteert hij aan een Michelin-man. Vito actie 1Guareschi test zomers vooral in Mugello en in de winter regelmatig in Jerez. Vito en SchumiTijdens de test na de GP van Valencia in 2007 praatte Guareschi Michael Schumacher bij over de Ducati Desmosedici. De oud-Formule 1-kampioen luisterde erg goed. Jacque reserveNa veel crashes en twijfel kwam in Barcelona 2007 een einde aan de GP-carrière van Jacque. Aoki reserveAf en toe komt Aoki nog in actie tijdens een GP met een wild card. En ja, af en toe mist hij de racerij wel.