Reizen Madeira
Alle jaargetijden hebben zo hun charme, maar als je dan toch een favoriet moet kiezen, gaan velen voor de lente. Voor hen is Madeira, het eiland van de eeuwige lente, dé plek bij uitstek. Dit Portugese eiland in de Atlantische Oceaan is gezegend met een fluweelzacht klimaat, grandioze landschappen en uitdagende wegen. Altijd prijs dus!
De lente is zo mooi: zachte temperaturen na een koude grijze winter, de natuur die weer oogluikend tot leven komt en zonnestralen die langzaam maar zeker aan kracht winnen. Het leven krijgt weer kleur, het gemoed ook. In dat licht beschenen moeten de Madeirezen twaalf maanden per jaar in opperbeste stemming verkeren, het eiland draagt niet voor niets de bijnaam ‘eiland van de eeuwige lente’. De ‘ping’ die de pc ineens maakt, wordt daarom ook met intens geluk omarmd. Waarom? Welnu, deze ‘ping’ kondigt een nieuwe e-mail aan, geen reclame, geen rekening, geen irriterende blablabla. Nee, een uitnodiging van vriend Ekki, een naar Madeira geëmigreerde boom van een kerel, die daar motoren en auto’s verhuurt. In een mum van tijd zijn we vol geestdrift, dit is een buitenkansje. We controleren of we nog vakantiedagen over hebben en kijken ook nog even naar het banksaldo, de ticketprijzen en de weersvoorspelling. Het eerste kan altijd beter, de laatste twee stemmen vrolijk. Na enkele mails heen en weer naar Madeira is de kogel door de kaar. En zo brengt een Boeing 737 ons een week of wat later naar de zon toe!
Die schijnt inderdaad volop wanneer we de vliegtuigtrap afdalen. Dat begint al goed. En het wordt alleen maar beter, Ekki heeft al twee motoren voor ons klaar staan, een BMW F700GS en een iets kleinere G650GS. Beide motoren zijn perfect voor de achtbaan-bergwegen van Madeira. Het is niet ons eerste bezoek, twintig jaar geleden waren we hier ook al. Benieuwd of het toenmalige motorparadijs er nog steeds is. Veel is er veranderd, heel veel. “Ga op zoek naar de kleine oude wegen”, vertrouwt Ekki ons toe, “vergeet de autowegen, behalve die rond Funchal.” 140 kilometer nieuwe snelwegen met meer dan honderd tunnels werden er door de bergen van het eiland heen gegraven. Veelal gefinancierd door de EU onder het mom van ‘de bevordering van structureel zwakkere gebieden’, maar ook deels betaald met geleend geld. Dat laatste onder hoede van Alberto João Jardim, de autocratische president van het eiland, ook wel ‘peetoom’ of ‘oom Alberto’ genoemd. Toen hij, nadat hij 36 jaar aan de macht was geweest, werd weggestemd, liet hij een schuld van 7,5 miljard euro en een absurd opgeblazen bouwindustrie achter. Op z’n minst opmerkelijk voor een eiland dat minder inwoners heeft dan Utrecht!
Maar laten we het hier niet verder over hebben, laten we eindelijk een stukje gaan rijden. Eerst maar in een rap tempo over de snelweg rond de hoofdstad Funchal. Lauwwarme lucht komt door het vizier, de zon kietelt op de neus, even diep ademhalen, wat is dit prettig, allemaal redenen om de hele tijd een flink brede grijns over het gezicht te hebben. Nabij Camara de Lobos slaan we af, zoeken en vinden de oude kustweg en waaieren omhoog naar de Cabo Girão, een steile rots 580 meter boven de zee. Een uitkijkplatform met een glazen bodem hangt gewaagd boven de klif, zorgt voor enige sensatie en bij velen ook kortademigheid.
We gaan verder in westelijke richting. De bochtige ER222 klimt tussen reusachtige bananenplantages, oeroude terrasvelden en onopgesmukte plaatsjes door. Links van ons de Stille Oceaan, rechts de door wolken omringde bergen. Al snel hebben we het ritme te pakken, het was helemaal niet zo vastgeroest als we hadden gevreesd. De handzame BMW ’s dragen er ook wel een steentje aan bij. Even een koffiepauze in het mooie oude plaatsje Ponta do Sol direct aan de zee. Opvallend hoe rustig het hier is, sinds de nieuwe tunnel het verkeer heeft opgeslokt. Goed voor de plaats, goed voor de oude kustweg, waar behalve een aantal pick-ups van lokale bewoners niemand onderweg is. Zelfs een kleine waterval klatert vrolijk op de weg, geeft wat afkoeling en een wasbeurt van het vizier, en dat helemaal gratis.
Genoeg gedraald, de bromfietsen en wijzelf hebben een beetje de ruimte nodig. We verlaten de dicht bewoonde zuidkust en zetten koers naar de bergen. Slechts enkele wegen klimmen daar omhoog, topografisch gezien is het er te steil en te gekloofd. We vinden een weg die geen bochten kent. Saai? Helemaal niet, want de oude wegen nemen graag de kortste route, ook als dat een stijgingspercentage van boven de 30% betekent. Het voorwiel wordt bij het optrekken heel licht, met veel gevoel aan het gas draaien, zeker niet stoppen, zo is het echt leuk. Al snel zijn we weg uit de bananenzone, rijden over bochtige wegen met hobbelig asfalt door heerlijk ruikende eucalyptusbossen, daarna knoestige grove dennen en nog steeds steil omhoog. Totdat de weg boven over de top in een andere wereld kiepert: de hoogvlakte Paúl da Serra. De uitgestrektheid is een grote verrassing. Het ziet er bijna net zo uit als in de Schotse Hooglanden; hard gras, varens, schapen, zachte heuvels met een hoogte tot 1.600 meter, versierd met een armada van witte windmolens die de hier altijd aanwezige wind in energie veranderen.
Vanuit het noorden komen passaatwolken naderbij, die zich dan verrassend snel breed maken op de hoogvlakte en er voor zorgen dat een zicht van 150 kilometer binnen 5 seconden wordt beperkt tot tien meter. Wolken zien er van de binnenkant stom uit. Maar daarvoor in de plaats zorgt de nevel voor betovering en verandert het oude laurierbos van Fanal in een scene zo uit het zwarte rijk Mordor, spannend, geheimzinnig en melancholiek. Net als reuzen uit de oertijd grijpen de dik bemoste takken van de machtige bomen naar ons. Zij groeiden hier al toen Columbus op zijn dwaalreis naar India op Madeira aanlegde.
Naar beneden naar de noordkust. De geweldige panoramaweg naar Porto Moniz, die dwars over Paúl do Serra leidt, verzetten we om ondoorzichtige redenen naar een later tijdstip. We rijden liever de bochtige weg naar beneden naar de zee en zoeken in Seixal naar een B&B. Bijna geen enkele kustplaats van Madeira heeft een zo fotogenieke ligging als Seixal, bovendien kun je vanaf hier op een eenvoudige manier de hele noordkust verkennen.
De noordkust, twintig jaar geleden was dit het spectaculairste deel van het eiland, wat onder meer kwam door de schrikbarende weg tussen Porto Moniz en São Vicente, die op sommige plekken amper zo breed was als een auto, zich aan de verticale rotswand vastklampte en bij sommige tijdgenoten zorgde voor paniekaanvallen. Dat gebeurt vandaag de dag op de saaie ondergrondse snelweg niet meer, emotieloos en vlot gaat het nu voorwaarts. Gelukkig zijn er nog een aantal verstopte, maar berijdbare stukken van de oude adrenalineweg over, de meeste zijn echter afgesloten of zelfs bedolven. We zoeken en vinden de toegangen, tasten ons over het smalle spoor hoog boven de zee bergopwaarts, verdwijnen in donkere tunnels met geïntegreerde watervallen en zijn gewoonweg blij dat we de oude weg nog mogen ervaren. De regering vindt het blijkbaar niet belangrijk om het historische traject te behouden, het vervalt zienderogen. Liever wordt er geïnvesteerd in zinloze jachthavens en tunnels, goed voor de bouwondernemers, maar slecht voor het behoud van de geschiedenis en de identiteit van het eiland.
In São Vicente maakt de snelweg een bocht richting de zuidkust, tunnels gaan onder de bergen door, dat geeft je in ieder geval de kans om het oude stuk over de Encumeadapas te rijden. Wij blijven voorlopig nog aan de noordkust, want oostelijk van de leuke plaats São Vicente is de weg nog in de originele staat. Smal, bochtig en bijna zonder ander verkeer biedt het mooie uitzichten en zit vol belevenissen. Spannend en heel langzaam, precies zoals het moet zijn! Zo kunnen we het mooiste traject aan de kust van Madeira optimaal verkennen, op een snel stuk met vele tunnels zou dit onmogelijk zijn. Kleine plaatsjes plakken tussen de bergen en zee, te midden van stijlvolle terrasvelden waar diepe kloven zich door de steile bergen tot in het centrum van het eiland boren. Een wild landschapsbeeld. De weg zoekt zijn weg als een prachtige achtbaan. Trippelt hier langs de afgrond, klimt daar weer omhoog naar een tunnel op het hoogste punt, om dan weer over te gaan in het volgende dal, of verstopt zich in een dichte jungle. Zo vele aanblikken, zo vele indrukken, dit stuk maar één keer rijden is zeker niet toereikend.
Nu willen we helemaal naar boven, naar de hoogste, met de motor bereikbare plek van Madeira, de Pico do Arieiro op een hoogte van 1.818 meter. En wat een geniale weg is dit die zich vanaf Faial de hoogte in wurmt. We blijven ons hier echt continu verbazen. Kleine velden in diepe dalen, overschaduwd door palmen, wilde rivieren, pittige haarspeldbochten en ver daarboven bizar puntige bergkammen. Steeds hoger en hoger worden de BMW ’s via een zuivere lijn naar de top gedreven. Het wordt kouder, en boven de 1.500 meter blaast de wind over een schrale hoogvlakte. Nog maar een aantal bochten en serpentines met het beste asfalt en dan zijn we helemaal boven. We schrikken van een reusachtige witte kogel die met prikkeldraad is afgezet. Uitgerekend hier, midden in het reservaat, werd in 2011 een NAVO-radarstation opgebouwd. Een schandvlek in dit geweldige landschap, maar ook hier heeft het leger blijkbaar het voorrecht zich te mogen bewegen buiten de wetten en voorschriften. Een schandaal in verboden gebied.
Toch is de top van de Arieiro één van de beste uitkijkplaatsen van het eiland. Het over de wilde wereld van steile bergtoppen en diepe bergkloven, over de hoogvlakte Paúl da Serra, of gewoon over de zee, is simpelweg geniaal. Als, ja als het wat het weer betreft ook mee zit, want mist en storm zijn hier boven geen zeldzaamheid. Wij hebben geluk, de passaatwolken liggen verder beneden, vloeien over de puntige bergruggen, lossen zich op en vormen zich opnieuw. Fascinerend. En dan komt het avondzonnetje zelfs nog even voor enkele minuten door een gaatje in de wolken en dompelt het dak van Madeira in een mooie krachtige oranje kleur. Bovenaards mooi. Om de minuut veranderen de kleuren van geel naar rood, van purper naar nachtblauw. Zelfs de wind is ingeslapen en vanuit de zee komt een bijna volle maan tevoorschijn. Een ‘ping’ haalt ons plotseling uit onze droom. Het is Ekki, die nog even informeert naar onze afspraak voor het avondeten. Oh jé, helemaal vergeten! Boodschap terug: ‘Sorry, we staan op de Arieiro, gaan zo weer op pad. Nog maar 1.800 hoogtemeters en tweehonderd bochten. Kan nog even duren…’