Op pad met – Bert Bolt
Ruim 30 jaar was Bert Bolt actief als motoragent in de provincie Groningen, geen wonder dat hij de regio op zijn duimpje kent en elk mooi weggetje weet te vinden. De inmiddels 71-jarige Bolt heeft al meer dan een miljoen kilometers achter de kiezen, ik zocht hem op voor een prachtige rit door de rust en ruimte van Noord-Groningen.
Al na een kilometer of tien in het spoor van Bert Bolt en zijn BMW K1100LT slaat bij mij de vertwijfeling toe. Hoe kan ik me ooit zo vergist hebben in Groningen? Oké het beeld van de ruimte, de wijdse vlaktes en de lege wegen klopt als een bus, maar mijn idee van veelal kaarsrechte straten moet ik ijlings bijstellen. Sterker nog: het loopvlak middenop de banden krijgt er na de rit naar het noorden over de A28 nu volop rust, want de mooie bochtencombinaties volgen elkaar in rap tempo op als we via Lageland, Luddeweer en Ten Post de weg langs het Damsterdiep richting Appingedam pakken. Waarbij me ik in Ten Post verbaas over de compleet nieuwe nood-woonwijk die daar momenteel in rap tempo uit de grond gestampt wordt, als nood-huisvesting voor de bewoners van het dorp, als hun eigen door de aardgaswinning beschadigde huis wordt gerenoveerd. Voor een Achterhoeker is die gaswinning-schade toch een soort ‘ver-van-mijn-bed-show’, maar als je dit ziet, weet je in één klap dat hier serieus iets aan de hand is en deze mensen echt geholpen moeten worden.
De gepensioneerde motoragent Bert Bolt geeft zijn K1100LT flink de sporen. Over zijn rijvaardigheid en motorervaring hoef je niet te twijfelen. Bolt: “Ik begon op mijn 16e met motorcross, op een heuse BSA B33. En toen ik 18 was kwam er onmiddellijk een wegmotor, een Puch dubbelzuiger. Na mijn diensttijd kwam ik bij de politie terecht, waarbij ik als Groninger dus in Brabant werd gestationeerd. Maar na vier jaar kon ik terecht bij de verkeerspolitie in mijn eigen Groningen, waarna ik in 1975 de rijopleiding tot motoragent kreeg in Bilthoven. Ik kwam op zo’n klassieke BMW met Gläser-kuip terecht, fatsoenlijke motorspullen hadden we destijds nog niet. Maar ik heb het altijd met veel plezier gedaan, ook de begeleiding van wielerrondes en zwaar transport was altijd leuk werk. Ook bij de TT in Assen was ik in de roerige jaren 80 betrokken als motoragent, machtig mooi1. Het ging daar vooral om het reguleren van de excessen. Bijvoorbeeld al die Duitsers, die bij de grens hun uitlaat eraf schroefden en dan Assen op stelten zetten, duidelijk maken dat dat echt niet de bedoeling was. Later raakte ik betrokken bij de ongevallenanalyse en heb ik mede door mijn interesse voor motoren ook heel veel motorongevallen geanalyseerd. En vanuit die positie ook lezingen gegeven voor motorclubs en KNMV. Daarbij zag je ook de stap die werd gezet toen de ABS-remmen gemeengoed werden. Dat was echt een enorme vooruitgang voor de veiligheid van motorrijders, vooral omdat het in paniek onderuit remmen werd ingedamd. Al denk ik nog steeds dat onze veiligheid voor 75% tussen onze oren zit, en niet in de fabuleuze moderne techniek of in veilige motorkleding. Ze dragen heel veel bij, maar als motorrijder moet je continu waakzaam zijn, inschatten waar het mis kan gaan en anticiperen op andere verkeersdeelnemers. Veiligheid zit echt in je eigen hoofd!”
Bolt weet waarover hij spreekt, niet alleen reed hij jarenlang door zijn werk als motoragent veel op de motor, ook privé was (en is) de motor zijn grote hobby. “Vroeger reed ik minimaal 30.000 km per jaar met de motor, nu zijn het er nog maar ongeveer 5.000. Ik denk dat ik ruim over de miljoen motorkilometers heb gemaakt. Op politiemotoren, maar ook op mijn eigen motoren, want ik ben de tel kwijt, maar ik denk dat ik er zelf meer dan 50 heb gehad. We gingen vroeger ook altijd met ons gezin op de motor op vakantie. Toen onze kinderen klein waren hebben we zelfs drie zijspannen gehad. Bovendien kocht ik er elke winter een pekelfietsje bij voor het woonwerk-verkeer. Ik rij tegenwoordig op een K1100LT, in mijn ogen een van de beste allround-motoren die er ooit is gemaakt. Verder ben ik een K100RS aan het opknappen. Beetje sleutelen voor de hobby. En ik heb nog een Honda NX250 voor achter in mijn campertje. Daarmee hebben we al veel grote steden in Europa bezocht: de camper blijft dan op de camping staan en dan op de motor de stad in. Echte verre buitenlandse reizen maken we echter niet meer met de motor, maar wel doen we nog twee keer per jaar een motorweekje naar het buitenland, een keer met oud-collega’s en een keer als familieweekend, want mijn broer en onze zonen rijden ook motor, dus dan gaan we met ons zevenen op pad.”
De motorervaring druipt er vanaf als ik achter Bert door het wijdse Groningse landschap stuur. Bij Appingedam kruisen we de N360 en gaan we noordwaarts via dorpjes als Eenum, Zeerijp, Dijkum, Paapstil en Doodstil, enkele jaren geleden nog verkozen tot mooiste plaatsnaam van Nederland. En het doet zijn naam op deze zonnige maar frisse vrijdag alle eer aan…
Ten noorden van Usquert passeren we een doorgang van de oude zeedijk. Deze kon vroeger bij stormvloed met houten balken afgesloten worden om te voorkomen dat de Groningers natte voeten kregen. Of erger: in 1717 was hier een ramp die vergelijkbaar is met de Zeeuwse Watersnoodsramp in 1953: meer dan 2.000 mensen kwamen hier toen om het leven in de zogenaamde Kerstvloed. In de nasleep van die ramp werd enkele kilometers noordwaarts een nieuwe Zeedijk gebouwd en zo ontstond de Noordpolder, één van de grootste waddenpolders van Nederland, ten noorden van Pieterburen, Den Andel, Warffum en Usquert.
Aan die nieuwe Zeedijk ligt Noordpolderzijl, het meest noordelijke haventje van Nederland. Boten kunnen hier alleen terecht bij vloed. Het is tegenwoordig ook vooral een toeristische attractie en café ’t Zielhoes serveert er prima uitsmijters, vooral die met kaas en spek is een aanrader! En voor wie zelf eens met de voeten in de modder wil staan: je kunt hiervandaan ook wadlopen in het Gronings waddengebied.
Dat laatste laten wij aan ons voorbij gaan, na onze pauzestop draaien we de motoren om en rijden via Den Andel en het drukke Pieterburen naar Nijenklooster, Warfhuizen, Feerwerd en Aduard. Iets voor Warfhuizen passeren we daarbij een hele bijzondere toren, te mooi om zomaar links te laten liggen. Het blijkt een in 1955 gebouwde Luchtwachttoren, die toen deel uitmaakte van een semi-geheim netwerk van 276 uitkijkposten. Vanaf deze torens speurde men in de Koude Oorlog het luchtruim af naar vijandige Russische vliegtuigen die onder de radar vlogen. Deze 15 meter hoge toren bij Warfhuizen heeft tot 1967 dienst gedaan en is één van de weinige die er is overgebleven; in 2017 is hij gerestaureerd. Net tijdens ons ritje is iemand van Het Groninger Landschap bezig met terreinonderhoud en hij nodigt ons uit om de betonnen kolos te beklimmen en van het mooie uitzicht te genieten, iets wat ons geen twee keer gevraagd hoeft te worden.
Hoog vanaf de toren hebben we inderdaad een uniek uitzicht over het mooie Gronings platteland. We kunnen ook de stad Groningen in de verte al zien opdoemen. En daarmee komt ook het einde van dit mooie ritje in zicht. Bolt: “Ik ben Groninger van geboorte en heb er mijn hele leven rondgereden. Ik had je zonder enige moeite – en zonder routeplanner of navigatie – ook wel 300 kilometer voor kunnen schotelen. Maar ik denk dat ik je zo een mooie indruk heb kunnen geven. Het is hier op het Groningse platteland gewoon heerlijk motorrijden, zonder veel ander verkeer en zonder dat je anderen ook tot last bent. We hebben bewust ook lekker veel kleine weggetjes gereden, dan is het vaak uitzonderlijk dat je iemand tegenkomt, en dat geeft precies het gevoel van deze provincie weer.”
Als we bij Groningen-stad met een boks afscheid hebben genomen en Bert weer naar zijn huis in Lageland rijdt, draai ik de A28 op naar het zuiden. Weer op de snelweg moet ik echt m’n gedachten even opnieuw ordenen. Ik heb echt enorm genoten van deze toer, maar hoe kon ik er toch zo naast zitten met mijn idee dat je in Groningen niet lekker kon motorrijden?…