Column Maarten Siffels MP 11
Het is een uitzonderlijk mooie zaterdag in april en ik sta in de file tussen Namen en Brussel. Voor het eerst in mijn leven zit ik in een auto-met-caravan. Met een Volendams echtpaar plus hun zoon. Ik zit rechts achterin en heb het behoorlijk warm. Ik heb mijn motorpak nog aan. Zelfs de rugprotector heb ik nog om!
Het zijn aardige mensen, mijn Volendammers. Van de moeder krijg ik IceTea en Liga-koeken en ik bel naar huis. Of de echtgenote me wil afhalen op het benzinestation bij Breukelen. Nee, het gaat nog wel een uur of drie duren. Het rijdt niet zo hard, met caravan.
De voorgeschiedenis van deze autotrip, in omgekeerde volgorde: we staan een stuk voor Brussel te tanken en ontdekken dat het hulpframe van de motor van mijn maatje op afbreken staat. De erfenis van een schuivertje vorig jaar. Achterop blijven zitten is onverantwoord, dus stap ik op de eerste Nederlandse auto af, in de hoop dat mijn vertrouwenwekkend voorkomen me richting Nederland helpt. Met voornoemd resultaat.
Even daarvoor hadden we wat verslagen langs de kant van de weg gezeten, in de buurt van Bouillon.
En weer daarvoor had ik met de Belgische politie, de berger en mogelijke getuigen gepraat. Tevergeefs heeft de politie geprobeerd om achter de eigenaar van de hond te komen. Want die was uiteindelijk de oorzaak van mijn lift-in-auto-met-caravan: een suïcidale Belgische Hond, die een acuut einde maakte aan een mooi dagje sturen!
Op deze uitzonderlijk mooie zaterdag waren we al vroeg richting Luxemburg vertrokken. Met z’n drieën. Van één moest de motor na revisie weer worden ingereden, de ander moest zichzelf na weinig winterkilometers weer inrijden. En ik zou voorop rijden en de weg wijzen. Dat gaat ongeveer 650 km helemaal volgens plan. Koffie in Stavelot, lunch in Vianden en dan richting de Semois. We willen die volgen en vervolgens bij Dinant de snelweg naar huis pakken.
En dan gaat het dus mis. Vlak voor het gehucht Dohan (gemeente Bouillon) stapt ineens een hond midden in mijn baan. Omdat de bebouwde kom dichtbij kwam, had ik net het gas dichtgedraaid, maar ik zal nog steeds een kilometer of tachtig rijden. Maakt eigenlijk niet uit, vijftig was nog te veel geweest. Als de hond (een bruine, zie ik nog in ene flits) op anderhalve meter voor mijn wiel oversteekt, hebben we geen van beiden een kans. Ik schrik niet eens, daar krijg ik de tijd niet voor. Volgens de jongens achter me schuif ik naar voren op de tank en rijd ik een meter of twintig op mijn voorwiel. Dan haalt mijn achterwiel me in, ik val en glij nog een stuk door.
Het is voorbij voor je er erg in hebt. Ik lig, check vingers en tenen, stel vast dat alles het nog doet en sta op. Ai, het voelt wel alsof ik net een tweeling gebaard heb. Gefeliciteerd! En wie heeft er op mijn been staan dansen? Pijnlijke spieren en verrekte banden, denk ik, want lopen gaat wel.
De schade aan de motor is behoorlijk. De hele voorkant is grondig verbouwd. Kuipdelen, rempomp, klokken, clip-ons, één grote puinhoop. Een kleppendeksel lekt olie en ik zie overal krassen. De schade aan de hond is navenant: het arme beest heeft direct de geest gegeven. Helaas zonder achterlating van een halsband of testament met adres van de eigenaar. Dus kan ik niemand aansprakelijk stellen en komt het allemaal op mijn verzekering neer, inclusief de kledingschade. Want tot mijn verbazing blijkt echt alles stuk te zijn. De helm is platgeschaafd en gescheurd (en ik heb aan mijn hoofd niks gevoeld, dank je wel helm!). Van mijn handschoenen is de knokkelprotectie van beide handen volledig weggeschaafd, de flarden hangen er bij. Maar mijn handen mankeren niets, dank je wel handschoenen. Van mijn nieuwe leren pak is de protectie op knieën en schouders kapot en is een rits stuk getrokken. Sommige delen op de rug zijn bijna door geschaafd. En ik heb aan mijn rug niks gevoeld, dank je wel pak en rugprotector! Goed gedaan!
’s Avonds thuis, heb ik één seconde het bekende “en-nu-stop-ik-er-ook-mee” moment. Vervolgens begin ik echter al snel weer te bedenken hoe ik ergens zo snel een andere motor kan regelen, want over drie weken gaan we immers naar het Zwarte Woud. Eerst ga ik uiteraard nog wel nieuwe spullen kopen: van goede kwaliteit en riant voorzien van protectie. Als ik ooit weer een hond, hert of everzwijn tegen kom, ben ik tenminste voorbereid. Jullie toch ook?
Maarten Siffels
Plaats hier uw tekst