Reizen Utah, VS
Utah is de meest verlaten staat van de Verenigde Staten. Wie daarheen gaat, wordt begroet door een zeldzame eenzaamheid. Het fantastische landschap belooft een gevoel van vrijheid aan iedereen die hier terechtkomt. Een ‘must-see’ voor motorrijders dus.
Zes miljoen! Stel je dat even voor. Ieder jaar reizen zes miljoen bezoekers naar het prachtige Zion National Park. Kortom: ondanks zijn afmetingen is het park meestal ramvol. En toch kom ik niemand tegen. Hoe kan dat? Nou, we reizen ver buiten het hoogseizoen. Daarbij verspringt het digitale cockpitklokje zojuist van 5.59 naar 6.00 uur. Te vroeg voor degenen die nog de kussens van hun lodges liggen te knuffelen. Dit is echter precies het juiste moment om een reis naar het zuiden van Utah te beginnen, in de eerste gloed van het ochtendlicht. Een van de eenzaamste plekken van de VS wacht op mij, en – wat ik nu nog niet weet – een rit die zich moeiteloos kan meten met echt grootse ritten. Zoals dwars door Australië. Of over zand door de Sahara. En nu dus door de woestijn van Utah. Of overdrijf ik nu een beetje?
Cottonwood Road vertakt zich naar het zuiden, iets ten oosten van Bryce Canyon met zijn zee van rotspunten. Hoewel, de benaming ‘Road’ is wellicht wat optimistisch. Piste zou beter passen. Maar het pad laat zich van zijn goedmoedige kant zien en beweegt zich in brede lussen door de geel gekleurde steppe. De GS rijdt als vanzelf en produceert een officiële stofpluim. Dit is offroadland! Plotseling veranderen landschap en weg achter de heuveltop naar een extra avontuurlijke modus. Een ketting van uniforme rotspiramides doet denken aan de onderkaak van een monsterlijke haai. En Cottonwood Road loopt als flosdraad tussen zijn tanden. Wat een topper. Maar ook hier zitten we pas in de ‘warming up’.
In een fotoboek ontdekte ik onlangs een foto van een antiek VW-busje voor een bizarre, rotsachtige achtergrond. Op de achtergrond was een uitgestrekt landschap met een meer te zien. Ik ontdekte dat de fotolocatie Lake Powell was. Een paar dagen en het nodige detectivewerk later, wist ik dat het busje geparkeerd stond bij het zogenaamde Alstrom Point. En waar een busje heen kan, moet dat een GS toch ook wel lukken?
Ik heb geen idee wanneer de foto van het busje is gemaakt. Maar hoe het Wolfsburg-blikje zonder helikopter Alstrom Point bereikte, is me een raadsel. De piste ten noorden van Lake Powell lijkt op een achtbaan met keuzestress en meandert door een bijna IJslands panorama van erosie. Voor de grote eindsprint wacht ons een gedeelte met traptreden in een rots, waarop uiteraard talloze voertuigen hun koetswerk met geweld hebben bijgewerkt. Zeker, het is te doen met een allroad. Maar met de antieke VW-bus?
Zoals zoveel paden hier, is deze ook meer dan de moeite waard. Gepaneerd met piste-stof, sta ik kort na het overwinnen van de stenen treden op het altaar van de geologische eeuwigheid bij Alstrom Point. Een wirwar van canyons verdeelt het diepblauwe meer in steeds nieuwe baaien. Naast mij vonden ook Gilles en Frank, twee fotografen van National Geographic, de weg naar deze stek met hun monsterjeep. Geen slecht teken als het gaat om unieke plekken.
Samen wachten we op het schouwspel van de dag, naar de schemering en tenslotte de nacht. Wolken vliegen voorbij en besprenkelen de canyons in een weelderig oranje, de lucht verandert in nachtblauw en geeft het doolhof van Lake Powell een nieuwe spiegel. Het licht verdwijnt, de laatste foto wordt gemaakt, maar je ogen blijven voelen wat er over is van het grote spektakel. Het meer lijkt wel van zilverfolie. De canyons zijn versmolten tot een enkele muur en een levend planetarium ontvouwt zich boven ons. Niemand zegt een woord. Devotie in de 21e eeuw.
Voor zonsopgang staan de camera’s weer op hun statief. We wachten op het eerste licht van een nieuwe dag. Ondertussen wil Gilles weten waarom ik hier ben beland. Ik vertel het verhaal van de VW-bus uit het fotoboek. Gilles en Frank gluren nieuwsgierig door hun lenzen. “Maar weet je hoe de foto gemaakt is?” “Nee, geen idee hoe die foto tot stand is gekomen.” Ze barsten in lachen uit, foto’s maken doet er niet toe. “Het was een schaalmodel!” ‘Wat? Een speelgoedauto? Gilles en Frank grijnzen alleen maar en ik prijs de speelgoedauto-fotograaf. Ik zou hier zonder hem nooit zijn beland. Met dank aan een antiek busje!
Moab is het toeristische knooppunt in Utah. Verschillende nationale parken verdringen zich rondom de enige stad van formaat in verre omstreken. Een hoogtepunt betreft het Arches National Park met zijn bizarre rotsbogen, stenen poorten en zuilen. En iedereen wil daarheen. Alleen ik niet. Ik ben betoverd door de White Rim Trail, een 160 kilometer lang pad, dat als een eindeloos balkon boven de Colorado en Green Rivers loopt. En ik weet het: dit wordt geen toertochtje. Afgelopen zomer hebben we het al geprobeerd, een reisgenote en ik. Na dertig kilometer waren we er al klaar mee: veel te warm, veel te zwaar. Zal het nu wel lukken? Nu in mijn eentje?
Ik voel me niet helemaal goed. En de Shafer Trail, de afdaling naar de White Rim Trail, versnelt mijn hartslag. Stel je een trechter voor die dwars doormidden is gesneden. Je staat bovenaan en moet in serpentines langs de trechterrand naar de tuit. Om het niet al te makkelijk te maken, zijn de krappe bochten gegarneerd met fijn woestijnstof. De ervaring die ik gisteren in de ‘rally van Moab’ heb opgedaan, werpt nu zijn vruchten af. Het zal niet de laatste keer zijn!
Gooseneck Overlook, Musselman Arch, Lathrop Canyon. Ik wen langzaam aan de piste. De boxer roffelt zijn weg over veelal harde ondergrond, vaak over rotsplaten, af en toe door een droge doorwaadbare plaats. Mijn humeur verbetert zienderogen en de navigatie is eenvoudig: links, honderd meter lager, raast de blauwgroene Colorado. Het Island-in-the-Sky-Plateau strekt zich naar rechts uit naar de hemel. En daar tussendoor slingert een eenzame motor. Er is maar één ding dat me zorgen baart: ik heb al zo’n 50 kilometer geen ander voertuig of menselijke ziel gezien. Maar wat kan me gebeuren, gewoon rustig op het einddoel af.
Vastberaden doorrijden langs de afgrond, zonder vangrail, zonder gsm-ontvangst. Echt leven, echt rijden. Links van mij steken Acropolis-achtige zuilen uit de afgrond. Daarachter schittert de koele Colorado als een onbereikbare frisse duik. Rotsblokken ter grootte van Goliath vormen voortdurend de meest ondenkbare formaties uit rots en steen. Oh man, waarom ben ik hier niet eerder geweest? Waarom woon ik op een ander continent? Dit ene pad is de hele reis al meer dan waard.
Geloof jij in déjà vu’s? Ik wel. Omdat ik dit beeld al eerder heb gezien. Ik wist gewoon nog niet dat het hier, op deze plek, thuishoorde. Op de White Rim Trail dus. Een scherpe bocht, dan klimt de helling steil ongenadig over ruwe stenen. Ik heb even tijd nodig om na te denken over de beste lijn. Maar die is er gewoon niet. Als ik hier stop, gaat het meteen achteruit. Omlaag! Dus een versnelling lager, ogen open en door!
Het is goed dat niemand me tijdens de laatste meters naar boven heeft zien klauteren, de heuvel op. Maar het enige dat hier belangrijk is, is heel aankomen en vooral jezelf geen pijn doen. Ik pauzeer totdat mijn hartslag weer wat gedaald is. De volgende keer ga ik dit niet in mijn eentje doen, schiet het door mijn bezwete schedel. Maar nu zit ik er middenin en ik zal het niet verpesten ook. Concentratie dus, en rustig aan verder.
De maan schijnt al, als ik Moab binnenrol. Het avondprogramma in de stad is in volle gang en ik weet al precies waar ik heen wil. Naar de Blu Pig, een kleine pub aan de rand van de stad. Mark William Reissdorf, die iedereen gewoon Doc noemt, speelt vandaag met zijn band. Ik ontmoette hem al vaker, tijdens mijn vorige zomer hier in Moab. Meestal in de Blu Pig. Als ik door de deur loop, is het optreden al aan de gang, maar Doc onderbreekt het nummer spontaan als hij me ziet. “Hey Cowboy, back again? What hell have you been through?” Zie ik er echt uit alsof ik uit de hel kom? “It’s been paradise man! Ik was in het paradijs!” En zo gaan we door, want ‘the show must go on’.