Reizen Zuid-Noorwegen
Het is alle jaren weer een beetje onderling steggelen: waar gaat het dit keer heen tijdens het jaarlijkse motoruitje met de maten? Slechts één ding staat als een paal boven water, het gaat richting het zuiden. Waarom iemand dan toch het idee opperde om naar Noorwegen te gaan? En waarom iedereen hiermee instemde? Nou, daarom!
De zoektocht naar een bestemming voor het motoruitstapje met de maten lijkt dit jaar hopelozer dan ooit. Waar gaan we in hemelsnaam naar toe dit keer? En nee, corona is niet de oorzaak van het hele debacle, dit speelt zich namelijk af in het tijdperk van voor de grote C. Het verhaal is veel simpeler dan dat: op een gegeven moment heb je alle zeven wereldwonderen gewoon een keer gezien. Of het zuiden van Europa. “En Noorwegen dan?”, wordt er een beetje terughoudend geopperd. Een diepe stilte maakt zich meester van de groep en diverse gezichten vormen zich tot een vraagteken. Ik gooi er direct maar in dat ik toch echt meer het warme Zuid-Europa-type ben en ik ben niet de enige die wat sceptisch is. “Alles is toch gruwelijk duur daar, of niet?” Om volledig ondoorgrondelijke redenen worden de twijfelaars echter resoluut terzijde geveegd. Noorwegen wordt het, aldus de democratische meerderheid, nog niet wetende dat dit uitstapje heel wat meer verrassingen in petto heeft dan vooraf gedacht en gewenst. Met name op gebied van onontdekt achterstallig onderhoud. Maar daarover later weer!
En zo ben je dan ineens op de plaats van bestemming. Een Zwitserse kaas is er niets bij, kijkend naar het aantal gaten dat Noorwegen in haar bergen heeft geboord. Sinds we in Kristiansand van de veerboot zijn gerold hebben we al diverse tunnels voor de kiezen gehad. De hoogste tijd om voor wat langere tijd zonlicht op het netvlies te laten vallen. Die mogelijkheid krijgen we cruisend langs schitterende fjorden, die zich afwisselen met zee en dan weer ruige bergen. Steeds verder volgen we de kompasnaald naar het noorden, waar een bezoek aan een van de nekendste fjorden van het land op het programma staat: het Lysefjord. Had ik dit Scandinavische land net zo goed gekend als Zuid-Frankrijk, dan had ik geweten dat twee andere Noorse Instagram-toppers, de Kjeragbolten en Preikestolen, daar ook in de buurt liggen. Voor de monsterrotswand Preikestolen moeten we naar de andere kant van het water, maar het tussen twee loodrechte rotswanden ingeklemde rotsblok Kjeragbolten ligt iets beter binnen handbereik. Mits je bereid bent om meerdere uren te wandelen. Iets waar, heel verwonderlijk, niemand in de groep ook maar het kleinste beetje warm voor loopt, om er maar eens een treffende woordspeling tegenaan te gooien.
Bijna als een koehuid presenteert het landschap op weg naar het Lysefjord zich. De donkere rotsige ondergrond is bezaait met vlekken sneeuwresten, en dan zijn er ook nog die talloze opaalblauwe meertjes die het landschap van extra kleur voorzien. We draaien de Fv500 op, ofwel de Fylkesvei 500, een weg waar ik al vaak veel goeds over heb gehoord. En teleurstellen doet de kleine provinciale weg inderdaad niet. Als ik me niet vergis, hoor ik achter elk vizier: “Whoa!”. Noorwegen, wat ben je toch indrukwekkend. Bij het Lysefjord stroomt de Noordzee 42 kilometer landinwaarts, verdeeld het land in noord en zuid. Wij staan momenteel op de zuidelijke oever, maar 26 indrukwekkende haarspeldbochten en een kleine rotstunnel later staan we aan de noordelijke kant. Of eigenlijk nét niet, we bevinden in Lysebotn, op het meest oostelijke puntje van het fjord. In het kleine plaatsje gaan de lichten net aan. Tijd om een accommodatie te zoeken, maar helaas blijkt alles bezet. Gelukkig zijn we door de jaren heen bij schade en schande wijs geworden en hebben daarom altijd een tent bij ons. Moeten we alleen nog een geschikt plaatsje vinden. Dat blijkt in deze rotswereld wat makkelijker gezegd dan gedaan. Een steile weg brengt ons omhoog naar de noordelijke kant van het fjord. Vanaf hier hebben we een prachtig uitzicht op de wereld onder ons, waaronder de 26 haarspelbochten van de Fylkesvei 500. Perfect, ondanks de weinig vergevingsgezinde rotsbodem zetten we daarom hier onze tenten op. Op gaspitjes wordt de avondmaaltijd bereid, terwijl boven het grijsblauwe fjord wolken langzaam voorbij glijden. Onvervalst avontuur, zeker wanneer het kwik ’s nachts tot bijna tegen het vriespunt zakt. Iets waar je achteraf met meer weemoed op terugkijkt dan op het moment zelf overigens!
De volgende dag zijn de banden net een beetje warm gereden in de talrijke bochten, wanneer ik Ralf met zijn Husky 701 de parkeerplaats van de Kjeragbolten op zie draaien. De anderen staan al naast hun motoren en zijn al druk bezig met het uittrekken van hun motorkloffie. “Gaan we nu al pauzeren?”, vraag ik. “Nee, we hebben besloten om toch naar de Kjeragbolten te gaan!” De aanvankelijk behoorlijke weerstand tegen de wandeling is klaarblijkelijk volledig omgeslagen, iets dat gisterenavond volledig langs me heen is gegaan, tot mijn grote spijt. Het is een fikse wandeling van ongeveer vier uur en bovendien begint het nog te miezeren ook. “Had ik al gezegd dat ik meer een Zuid-Europa-type ben?”, probeer ik de groep nog op andere gedachten te brengen, zonder daarop echt een antwoord te verwachten. Krijg ik ook niet, de anderen zijn al te druk met omkleden. Een echte wandeloutfit heeft niemand bij zich, maar dat hoeft ook niet. Een paar stevige schoenen aan en regenpak mee, daarmee moet het wel lukken. Aangezien we ons op een hoogvlakte bevinden, houdt niemand rekening met flinke beklimmingen. Eerste fout. Of achteraf gezien de tweede al, want de regenkleding mag dan waterdicht zijn, ventileren doet het voor geen meter en dus zweet ik al na een paar honderd meter als een hardloper in de sauna. Na een uur heb ik er genoeg van en ga samen met Felix terug naar de parkeerplaats, terwijl de anderen als Amundsen en Scott de expeditie voortzetten. Die willen perse hun foto van dit natuurfenomeen hebben. Prima, ik vermaak me ondertussen wel in het café bij de parking, waar ik als fervente ‘zuiderling’ zijnde mezelf trakteer op een cappuccino. Daarbij maak ik weer kennis met het nogal optimistische prijsniveau van Noorwegen, voor de ene cappuccino hier had ik er in Duitsland drie gehad. En in Italië zes…
Inmiddels zijn we al helemaal gewend aan het cruisen door het zeelandschap over de overwegend smalle straatjes. Met de blik steeds verder op de horizon gericht en de westerse gejaagdheid die volledig lijkt opgelost. Bij een korte stop valt mijn oog op een paar oeroude Super Ténéré’s, waarvan er eentje in staat van ontbinding lijkt. De eigenaren blijken twee Tsjechen, die nog door willen tot aan de Noordkaap. De toestand van de ene Ténéré doet echter betwijfelen of dat ooit gaat lukken. Ondanks alle gezamenlijke kennis en bij elkaar geraapte gereedschap, is er geen enkel leven meer in het ding te krijgen. De Tsjechen laten het gelaten over zich heenkomen: “Linksom of rechtsom, een keer gaat het gewoon verder.” Heerlijk, zo’n nuchtere instelling.
Niet lang daarna gaat het voor ons niet verder. In Åmot, een onbetekenend plaatsje met als voornaamste bestaansrecht het plaatselijke tankstation, duiken we het ruige binnenland in. Bij een blik in de spiegel mis ik twee man: Ralf op zijn doorleefde F650GS en Klaus met zijn nieuwe Africa Twin. In gedachten tel ik tot tien, maar als het duo er dan nog niet is, maken we rechtsomkeert. Enkele honderden meters na de kruising staat de F stil met een gebroken ketting. Ralf kan niet verklaren waar het mis ging, de overige experts na een blik op de ketting wel. Het ding is simpelweg aan het eind van z’n Latijn. Zijn timmermansoog – “Ik dacht dat ‘ie het deze trip nog wel zou volhouden.” – heeft Ralf weer eens in de steek gelaten. En nu?
De volgende dag wordt gevuld met een ongepland uitstapje naar de plaats Skien. Dik 260 kilometer heen en terug om een ketting te halen. 24 uur later is de kleine commune van Åmot op een fikse sneeuwbui getrakteerd en de F op een nieuwe ketting. Eindelijk weer op weg en we zetten enthousiast koers richting de kuststreek ten zuiden van Stavanger. Prachtig verweerde landschappen en ondoorgrondelijke meren glijden aan het netvlies voorbij. Bij het Jøssingfjord ontwaren we de zee weer, de weg werkt zich vanuit de hoogte een weg langs de rotswanden naar beneden richting het fjord. Het is er slechts eentje van vele duizenden fjorden, maar wel eentje met een mooi verhaal. Hier eindigde een achtervolging, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Atlantische Oceaan begon, ergens tussen Uruguay en Zuid-Afrika. Het Duitse bevoorradingsschip ‘Altmark’ met 299 Britse gevangenen aan boord trok zich in februari 1940 terug in het fjord. De Britse marine speurde het schip op in de wateren van het destijds neutrale Noorwegen en bevrijdde alle gevangen. Een incident dat indirect het einde betekende van de Noorse neutraliteit.
De Noordzee laat zich keer op keer eventjes zien tussen de bergen van ÅnaSira. We rijden langs de boorden van het Lundevatnetmeer tot aan de monding van de Sira en blijven daar wat langer hangen. Niet omdat het er zo mooi is, maar omdat de accu van Klaus’ Africa Twin aan de kook is. Hij kan niet verklaren wat er mis is met de onlangs vervangen accu. De andere experts wel en vermoeden dat het lithium-ion pakket niet geschikt is voor de CRF. En nu? De Husqvarna 701 van Ralf Twee wordt ingezet als accubezorgservice. Drie uur lang zonnen we aan de rand van het water, dan gaat voor Ralf en de Honda de spreekwoordelijke zon weer op. Daarentegen kleurt het asfalt donker onder de Dominator van Felix, kort voor we in Kristiansand de haven inrijden. Felix zelf kan het olielek niet verklaren. De andere experts wel, de oude dame is met dertig jaar bepaald de jongste niet meer. En nu? Snel de veerboot op, nu het nog kan!