Toeren Franse Opaalkust
Calais, Duinkerken: beide namen die we voornamelijk kennen van zware de veldslagen uit de Tweede Wereldoorlog. Was het daar ruim zestig jaar geleden een opéénhoping van chaos en desillusies, tegenwoordig is het één van de mooiste en rustigste kustgebieden van West-Europa. En een waar paradijs voor de fervente motorrijder. Minder dan driehonderd kilometers voorbij de landsgrenzen bij Breda en Eindhoven of ongeveer drie uur cruisen van Utrecht, ligt een gebied dat tot één van de prachtigste kustgebieden van Noord-Frankrijk gerekend mag worden: de Opaalkust in het departement Pas-de-Calais. In tegenstelling tot de kilometers boulevards van het mondaine Scheveningen en de vele appartementsblokken die onze kust her en der een commerciële look geven, oogt de Côte d’ Opale tussen Calais en Boulogne pittoresk én romantisch. Het is ook een prachtig toergebied en vandaar dat je er in de weekenden horden motorliefhebbers kunt aantreffen, die er heerlijk rondtoeren. Een retourtje Opaalkust vanuit Nederland in één dag is echter een behoorlijke opgave, dan kun je beter ter plekke een hotelletje pakken en juist een rustige aanlooproute uitdokteren. De Opaalkust beleven, is immers leven als God in Frankrijk. Ik heb wat met oude en speciale motoren. In de lange tijd dat ik motor rijd, kreeg ik van motorhandelaren, vrienden of zelfs van importeurs al verschillende rariteiten onder de billen geschoven. Neem de Benelli Sei, de Bimota HB3 of mijn eigenste Honda 750 Four, waarmee ik de vier windrichtingen verkende. Voor de trip naar de Opaalkust krijg ik met een Buell Cyclone een “rariteit” van het Amerikaanse merk in handen. “Heb je een stevig achterwerk?” werd me nog gevraagd toen ik Buell af ging halen. De enigszins sarcastische en grappige ondertoon deed het ergste vermoeden. “Ik denk dat je dat wel zal kunnen gebruiken, want ik denk dat de vering aan de harde kant is… en euh… het zadel is erg smal en hard”. Tja, een Buell is niet meteen de eerste de beste motor waar je aan denkt als je een toertocht gaat maken. Toch zou de machine me het hele weekend, en dan op een positieve manier, blijven verbazen. Onder het motto: “in een flits door de spits” doorkruis ik de grote Belgische steden met de snelweg, om, daarna snel de kleinere wegen op te zoeken. De Buell houdt immers meer van smalle en bochtige trajecten dan van het snelle werk op de autowegen. De heenweg voert via een route door het Vlaamse Heuvelland en het achterland van de Opaalkust. Ik vermijd het drukke centrum van de Kattestad, de bijnaam van de West-Vlaamse stad Ieper, en rij met een boog rond de stad richting Belle, op Frans grondgebied Bailleul. Langs beide zijden van de weg gaat het langs monumenten, begraafplaatsen en ‘Hills’ – aangeduid met een nietszeggend cijfer – waarachter heel wat leed verscholen zit uit de Eerste Wereldoorlog. Duizenden grafzerken tooien de glooiende hellingen van het Heuvelland. Tussen de Kemmelberg en de Scherpenberg in, draai ik even voorbij het dorp De Klijte naar de Rodeberg, die ik als een ware berggeit bedwing. Op deze heuvel, die zich amper 130 meters boven de polders van de Westhoek verheft, overschrijd ik de Franse grens en neem een aanloop om de hellingen Mont Noir en de Monts des Cats te bestormen. Ik ben nu in het Departement Nord, dat beter bekend staat als Flandres. Een Franse streek die meer dan alleen maar zijn naam gemeen heeft met Vlaanderen, want de Vlaamse roots zijn er ontegenzeggelijk aanwezig. De Catsberg wordt gedomineerd door de trappistenabdij Sainte Marie du Mont én door een verfoeilijke en reusachtige televisiemast. Na deze heuvel gaat het naar Steenvoorde en de streek van de gerestaureerde molens. Twee eeuwen geleden telde de meest noordelijke Franse departementen Nord, Pas-de-Calais en Somme nog zo’n 2000 windmolens, maar nu staan er nog amper enkele tientallen van overeind, waaronder de Steenmeulen, de Drieveumeulen en de Noordmeulen, allen in de omgeving van Steenvoorde. Het stadje Cassel ligt bovenop een heuvel inclusief de nodige haarspeldbochten, waarbij de laatste meters naar het centrum van de Vlaams ogende Grote Markt over oerdegelijke Vlaamse kasseien wordt afgelegd. In vroegere tijden was de heuvel veelal het toneel van woeste veldslagen. Tevens is dit ook de plaats voor het uitvechten van wat minder agressieve veldslagen: in 1973 veroverde de Zweedse Yamaha-rijder Hakan Anderson op de Casselse grashellingen zijn zoveelste GP –overwinning, die later voor het merk met de gekruiste stemvorken een eerste wereldtitel zou opleveren. Nu is het mijn beurt om de Casselse “molshoop” te bedwingen. Aangekomen bij de met kasseien geplaveide marktplaats en de daarbij horende terrassen is het tijd voor een eerste pitsstop om de stroeve ledematen wat rust te gunnen en de knorrende maag van de nodige dranken en spijzen te voorzien. Ook het flink op de proef gestelde en tintelende V-twin Harley blok kan, onder toeziend oog van heel wat terrasbezoekers, wel een adempauze gebruiken. Van Cassel gaat het over een zo mogelijk nog smallere weg dwars door het Parc Regional naar Watten, met even voor de dorpskern de restanten van de gelijknamige abdij en molen, vanwaar ik een prachtig uitzicht heb op de streek. De plaats tekent de grens tussen de departementen Nord en Pas-de-Calais en biedt de uitgelezen mogelijkheid tot het schieten van idyllische plaatjes. Met het overschrijden van de departementsgrens ben ik nu ook in het hinterland van de Opaalkust. Ik nader Eperleques dat dankzij ‘le blockhaus d’Eperleques’, in het gelijknamige bos wereldbekend werd. Het is één van de vele overblijfselen, annex museum, uit de Tweede Wereldoorlog tussen Duinkerken en Boulogne. Ook de Opaalkust ligt nog bezaaid met bunkercomplexen. De reusachtige bunker met muren van maar liefst vijf meter dik moest de gevreesde V1 en V2 vernietigingswapens herbergen en afschieten richting Londen. Vele onschuldige arbeiders vonden hier de dood door ontberingen en/of bombardementen van de Geallieerden. De plaats voelt net het beton, koud en kil aan. In Nordausques sla ik op aanraden van één van de conservators, tevens Moto Guzzi-rijder, van het Blockhaus museum, af naar Tournehem sur la Hem. Ik bevind me nu in de vallei van de Hem en in het Parc Regional du Boulonnais, het kleurrijke achterland van Boulogne sur Mer. Ik geniet van de krachtbron en het koppel van het 1200cc-blok en als in het zadel van een supermotard slinger ik over de smalle wegen, in Frankrijk ‘Departementales’ genaamd, waarbij het gas al vroeg bij het uitkomen van de bocht er weer op kan. Even voorbij Colombert waar één van de mooiste en nog steeds bewoonde kastelen van Noord- Frankrijk staat, neem ik de afslag naar Le Wast. Ik ben nu in het hartje van Le Boulonnais, waar ik naast vredige landbouwtaferelen – als weggelopen uit een schilderij – ook grote marmergroeven aantref. Vanuit Marquise, het centrum van de marmerindustrie, is het nog slechts een steenworp naar ons einddoel, Cap Gris Nez en het vissersdorpje Wissant. Wissant is een verre Franse verbastering van wit zand en ligt tussen de Cap Gris Nez en Cap Blanc Nez. Het is het centrum van de Opaalkust. De beide kapen liggen aan een prachtige baai met dito stranden en zijn zeer geliefd bij wandelaars, zonneaanbidders en surfers. In de vroege middeleeuwen sprak men langs de hele kustlijn Germaanse dialecten, waardoor vele plaatsnamen een Nederduitse of Vlaamse oorsprong hebben. Wissant draagt fier de naam Sité des Deux Caps. Kleine villa’s in de typische Franse bouwstijl voor de kustgebieden, maken dat de natuur, het strand en de na de oorlog opnieuw aangelegde strandboulevard niet worden verkracht door metershoog beton en staal. In Wissant heb je zeven typische hotelletjes. Le Vivier is zo een hotelletje waar je nog heerlijk in die familiale sfeer kan vertoeven met de nodige rust en een overheerlijke keuken. Trapje op, trapje af om via een bloemrijke binnenplaats en een nieuwe trap mijn kamer te bereiken. Of neem het ruim een eeuw oude Hotel De La Plage, overnachting inclusief watermolenmuseum. Aan de overkant van mijn hotel vindt ’s morgens één van de meest typische lokale activiteiten plaats; het vissen met de flobarts. Dit zijn kleine vissersboten met een brede maar ondiepe romp en meestal zonder stuurkajuit. De avond ervoor zijn ze met een tractor al naar het strand getrokken, om ze te water te laten. Na een nachtje vissen komen de vissers ’s morgens met hun vangst terug, waarna ze door diezelfde tractoren met aanhangers naar het marktplein, tussen het kerkje en het visserijhuis, worden getrokken. Het schoonmaken en oprollen van de netten, het sorteren en fileren van de verschillende soorten Noordzee-vis en de verkoop van de kersverse vangst, gebeurt ter plaatse onder het oog van menig toerist of vroege koper. Dit soort van visvangst gaat terug tot de zeventiende eeuw, waarbij ergens in de tweede helft van vorige eeuw de zeilen werden vervangen door een motor. Veel vissers zijn inmiddels gestopt, maar enkelen houden deze kleurrijke traditie nog in leven. Het laatste weekend van augustus (dit jaar dus op zaterdag 26 en zondag 27 augustus) wordt in Wissant altijd het kleurrijke Feest van de Flobarts gehouden. Een dag later besluit ik om naar Boulogne sur Mer te rijden, de grootste stad in de onmiddellijke omgeving van de Côte d’Opale. Binnenrijden doe ik Boulogne langs de berg Colonne de la Grande Armée. Wanneer je deze beklimt, heb je een prachtig uitzicht op de weidse omgeving van Boulogne. Ik krijg twee steden voor de prijs van één. De stad beneden rond de handels- en visserijhaven bruist van het leven, de hotels en de restaurants. En de stad boven, bijna volledig verkeersvrij, is verstild in zijn middeleeuwse trots. Ik vind er de vesting met de historische kern vol onversneden architectonisch erfgoed, met als moderne elementen terrasjes en marktjes. Het is er heerlijk flaneren. Terug op de strandboulevard vind ik het Nausicaa, dat buiten een aquarium, ook een wetenschappelijke instelling over de wereld onder water is, en waar men het thema “Caring for the Blue World” hoog in het vaandel heeft. Ik kies op goed geluk één van de veertig restaurants uit. Na mosselen als voorgerecht (op diverse wijzen bereid) en fruits de mer (meestal rauwe zeevruchten als mosselen, caracoles, krabbetjes of andere schelp- en weekdieren geserveerd op een bed van zeewier) verorbert te hebben, is het tijd voor het hoofdgerecht: zalm, tarbot en vele varianten Noordzeetong staan er op het menu. Niet verwonderlijk wanneer je weet dat Boulogne de grootste vissershaven van de hele West-Europese Atlantische kust heeft. Wie echter niet echt van vis houdt, kan ook uit diverse vleesgerechten kiezen. Voor elk wat wils dus… Ik laat Boulogne sur Mer achter me en rij langs Wimereux, na Wissant de grootste plaats aan de Opaalkust. De badplaats beschikt over een mooie strandpromenade en huizenrijen uit het begin van vorige eeuw, die je bijna nergens meer tegenkomt. Vanaf hier gaat het verder naar Ambleteuse, Audreselles en Framzelle. Dit gehuchtje van Audinghen staat beter bekend als Cap Gris Nez. Deze ruwe rots lijkt enkele miljoenen jaren terug te zijn afgebroken van de White Cliffs of Dover, die op enkele tientallen kilometers aan de overkant van het Kanaal bij goed weer duidelijk aan de horizon oprijzen. De bomkraters tooien nog de omgeving van de Kaap waarop de vuurtoren bij Valavond als een eenzame strijder alleen de wacht lijkt te houden. Overdag wordt Cap Gris Nez bevolkt door hele ladingen bustoeristen die komen genieten van het uitzicht. Slechts weinigen zullen later op de dag de kaap aanschouwen in haar volle glorie wanneer de zon roodgloeiend ondergaat en een stevige zilte zeewind de weinig wandelaars in het gezicht blaast. Cap Gris Nez telt slechts een drietal hotels en enkele Chambres d’Hôtes en ’s avonds is er verder niet veel te beleven. In hotel Les Mauves word ik echter op mijn wenken bediend. Dit rustige hotel annex restaurant telt amper een twaalf kamers, voorzien van alle comfort, maar zonder tv en radio, zodat je helemaal tot rust kan komen. De zeemeeuwen zijn de enige aanwezigen die met hun gekrijs de kalmerende avondwandeling verstoren. Diezelfde zeemeeuwen wekken me vele uren later na een heerlijk lange nacht vol slaap. Na het ontbijt verbreek ik met een druk op de startknop de serene stilte die er om het hotel hangt. Enkele hotelgasten kijken verwonderlijk en/of geïrriteerd uit het raam wanneer ik met de Buell mijn weg vervolg. Terugrijden doe ik langs de kronkelende kustweg Boulogne-Calais. In Escalles, een klein dorp vol met restaurants, ben ik bijna op de Cap Blanc Nez, die zoals de naam doet vermoeden, een bijna maagdelijk witte aanblik geniet. Van op de witte kaap met oorlogsmonument en door de zeewind uitgesleten bunkers, kan ik de verschillende kleurcombinaties van de Opaalkust aanschouwen, die het achterliggende land in een kleurrijk geheel transformeren. Op het water krioelt een nooit stilvallende stoet van schepen kriskras door elkaar. De ferry’s van Boulogne en Calais naar Dover en terug doorbreken daarbij de linies tussen de enorme koopvaardijschepen en de nietige vissersbootjes. Een mierennest te water. Sangatte is bekend door de Kanaaltunnel, die in mei 1994 open ging. In vorige eeuwen zijn drie eerdere pogingen tot het graven van een tunnel tussen Frankrijk en Engeland mislukt, maar door inzet van twee reusachtige mechanische boren, is het honderd jaar later uiteindelijk toch gelukt om een ondergrondse verbinding tussen beide landen te bewerkstelligen. De volgende halteplaats is Blériot-Plage. Deze gemeente dankt haar naam aan Louis Blériot, een pionier op luchtvaartgebied die de geschiedenisboeken in is gegaan als eerste mens ter wereld die op 25 juli 1909 al vliegend het kanaal is overgestoken. Het hele dorp ademt de naam Blériot uit. Alvorens ik aan de terugreis begin via de snelweg Calais-Dunkerque-Veurne-Oostende, bezoek ik nog snel even het centrum van Calais. Voor het prachtigste panorama over de stad en de haven moet je de 271 treden van de 51 meter hoge vuurtoren overwinnen, maar dan is het uitzicht ook gewoonweg adembenemend mooi. Calais is vooral bekend door de haven, die samen met de tunnel de grootste verbindingspoort naar Engeland vormt. Mijn weekend Opaalkust eindigt hier. Een weekend in een landschap dat één en al rust uitstraalt, maar waar de sporen van vernietiging je eraan herinneren dat de omgeving ook heel andere tijden heeft gekend. Tijden waarvan je hoopt, dat ze nooit terug zullen komen. INFO Op 340 kilometer, met de motor een kleine drie uur rijden, verwijderd van Utrecht ligt de Franse plaats Calais. Vanaf hier strekt zich over 120 kilometer de Opaalkust uit tot aan de plaats Berck-sur-Mer. Het karakter van de kust hangt van uitersten aan elkaar, van vlakke kuststroken met schitterdende stranden tot de hoge krijtrotsen langs het nauw van Calais. Erg verschillend, maar allebei op hun eigen manier erg indrukwekkend. Gezien de redelijke korte reistijd leent de Opaalkust zich prima voor een rustig weekend eropuit met de motor. De reis Zoals gezegd ligt Calais op slechts 340 kilometer afstand van Utrecht en deze afstand is met de motor is een kleine drie uur te overbruggen. De snelste route vanuit Utrecht via Breda, Antwerpen, Gent Oostende naar eindbestemming Calais. Deze stad dient als prima uitgangspunt van een rit door de regio Nord. Ben je echt alleen geïnteresseerd in de Opaalkust, dan kun je via de talrijke kleine en smalle wegen langs prachtige pittoreske kustdorpjes zuidwaarts richting Berck sur Mer. Het achterland is echter ook meer dan de moeite waard. De afstanden rond de Opaalkust zijn bovendien goed te doen, waardoor je in één weekend heel goed een rondreis kunt maken die langs de kust omlaag voert en dan via het achterland weer naar boven. Zo maak je alle facetten van deze schitterende Franse streek mee. Wanneer Het klimaat aan van de Opaalkust is redelijk gematigd, vergelijkbaar met dat van Nederland. De beste reistijd ligt dan ook tussen april en oktober. Geldt natuurlijk wel dat hoe vroeger of hoe later in het seizoen je gaat, de kans groter is dat het weer niet mee wil werken. In de maanden juni, juli en augustus loopt de temperatuur op de gemiddeld 25º graden. Dit is in combinatie met de heerlijk verkoelende zeewind, resulteert in meer dan perfecte rij omstandigheden. Bovendien is de kans op neerslag gedurende deze maanden ook het kleinst, wel zo fijn wanneer je in alle rust de omgeving wilt bekijken. Onderdak en eten Voor je overnachtingen kan je terecht in hotels van alle soorten en prijsklassen. Je hebt de familiale hotels uit de keten van Logis de France of de spotgoedkope blokkendozen van Formule 1, waar je al voor € 32,- inclusief ontbijt een nacht onder de pannen bent. Voor een gemiddeld tweesterren hotel waar je wat meer privacy en comfort hebt, moet je rekenen op een bedrag van rond de € 50,-. Ook kun je voor een chambre d’hôtes kiezen. Dit is de franse variant van een pension en is voordeliger dan een hotel. De kosten liggen gemiddeld tussen de € 30,- en € 35,- per persoon per nacht. Natuurlijk kun je ook je tentje meenemen op de motor en overnachten op een camping. Dit is veruit de goedkoopste optie, want voor een kleine tent op een driesterren camping betaal je ongeveer €15,- per persoon. Met de zee en talrijke vissershavens in de buurt is de Opaalkust voor de visliefhebber een waar gastronomisch walhalla. Wie absoluut geen vis lust kan ook andere streekgerechten uitproberen zoals potjesvlees. De Opaalkust en het departement Pas-de-Calais zijn plaatsen waar fijnproevers een culinair festival kunnen ondergaan. Bovendien is Noord-Frankrijk één van de weinige gebieden in la Douce France waar ambachtelijke en lekkere bieren worden gebrouwen. Bezienswaardigheden Informatie is in overvloed te vinden op het internet. Bijna ieder dorp of stad uit de streek heeft de route naar de digitale snelweg inmiddels gevonden. Ook zijn er tal van algemene sites met informatie over de Opaalkust, www.noordfrankrijk-toerisme.com is er één van. WOII zorgt met de aanwezigheid van de ‘Atlantic Wall’ en reusachtige bunkers als Batterie Todt (www.batterietodt.com), Eperleques (www.leblockhaus.com) of La Coupole (www.lacoupole.com) voor heel wat oorlogsrestanten en musea. Daarnaast zijn er ook tal van militaire begraafplaatsen opengesteld voor het publiek. Naast deze oorlogsgruwel vormt het Nausicaa (www.nausicaa.fr) in Boulogne een welkome afwisseling. Dit museum over de fauna en flora onder de zeespiegel is meer dan een aanrader. Literatuur De rit naar Calais is voor een beetje motorrijder natuurlijk een makkie. Om vanuit daar verder de Opaalkust te verkennen, is het toch aan te bevelen om een goede wegenkaart mee te nemen. Er zijn tenslotte meerdere wegen die naar Rome leiden! De ANWB wegenkaart Frankrijk Noord is voor € 6,50,- verkrijgbaar bij de ANWB reiswinkel en is gedetailleerd genoeg om verschillende routes door het prachtige Franse land uit te stippelen. Tevens is voor € 13,75,- bij diezelfde winkel de het boek ‘Voordelig overnachten in Frankrijk’ verkrijgbaar. Makkelijk wanneer je van tevoren alvast je overnachtingen wilt boeken. Natuurlijk mag ook een goede reisgids niet ontbreken aan een deugdelijke voorbereiding. Wij raden de Groene Gids – Picardië/Nord-Pas de Calais aan. Deze gids kost € 16,95,- en staat vol handige tips, slaap-, eet- en ontspanningsadressen en bezienswaardigheden.