+ Plus

Reizen North Coast 500

Iedereen heeft wel een bucket list, een lijst met dingen die je tijdens je leven zonder meer nog wilt doen. Bijna bovenaan mijn persoonlijke lijstje staat de North Coast 500, een 516 mijl lange tocht langs de indrukwekkende Schotse noordkust. Nu is ruim 800 kilometer qua afstand niet heel indrukwekkend, er is zoveel te zien onderweg, dat we er toch maar twee weken de tijd voor uittrekken!

Eind mei is het zover, met P&O maken we van Zeebrugge de oversteek naar Hull. Niet voor het eerst trouwens, de overtocht is zelfs al een beetje routine geworden, maar desondanks genieten we volop van onze avond op zee en komen de volgende ochtend goed uitgerust aan in de haven van Hull.
We hebben nog behoorlijk wat kilometers voor de boeg vandaag, aangezien de start van de North Coast 500 nog bijna 426 mijl verder naar het noorden ligt. Via de A1 rijden we vlotjes naar Edinburgh, om vanaf daar verder naar het noorden te rijden naar Inverness. Het weer is goed en het verkeer stroomt vlotjes door, dus hebben we ruim de tijd om ons te verheugen over wat komen gaat.
De tijd heeft niet stilgestaan in Inverness. Enerzijds is er het karakteristieke, authentieke stadsbeeld van het centrum, anderzijds de grote winkelketens net buiten de stad, die heel modern aandoen. Inverness vormt het startpunt van de North Coast 500, een rondrit door het hoge noorden van Schotland, die we tegen de klok in zullen rijden. Vanuit de officieuze hoofdstad van de Schotse Hooglanden volgen we eerst de oostkust omhoog naar John O’ Groats, het uiterste noordoosten van Schotland. Dat is voor later, want onze eerste stop hebben we al gepland op The Black Isle, net boven Inverness. Het schiereiland is ondanks zijn mensvriendelijke natuur dunbevolkt. Hier begonnen in het midden van de 18e eeuw de zogenaamde ‘clearances’. De grote landeigenaren ontdeden zich op mensonterende wijze van hun kleine pachters, omdat de wol van de schapen meer opbracht. Nu is het een welvarende landbouwstreek met hoofdzakelijk veeteelt. In de kleine leefgemeenschappen staat het toerisme nog in zijn kinderschoenen en langs de kust vind je tijdloze rust en kun je soms zelfs dolfijnen spotten. Een rit langs de boorden van de zee rond het schiereiland is zeker een aanrader, in het bijzonder door de booreilanden die in de Cromarthy Firth op ontmanteling liggen te wachten.

 

Via Balintore, ooit een belangrijke vissershaven, rijden we de volgende dag naar Portmahomack. Dit gehuchtje ligt nu te slapen langs de zanderige kust, ooit was het een belangrijke nederzetting van de Picten. Het eeuwenoude kerkje dat oorspronkelijk deel uitmaakte van een belangrijke abdij, waar nu een museum is ingericht, is een bezoek waardig. Aansluitend gaat het verder naar het noorden, naar Tain om precies te zijn. Dit stadje kreeg in 1066 de status van Royal Burgh en werd later bekend als de plaats waar de vrouw en dochter van Robert de Bruce gevangen werden genomen door de Engelsen. We laten de motor er even tot ruste komen en kuieren wat door de straatjes, die de typische sfeer uitstralen van een klein stadje in de Highlands opsnuiven.
De sierlijke omtrekken van Dunrobin Castle, die we even voorbij Golspie zien, zijn statiger aan dan die van de gebouwen in Tain. Het huis is eigendom van de Hertog van Sutherland. Zijn familie steunde in 1745 de Engelse invasie en is daarom nog steeds niet erg geliefd bij de bevolking, die het kasteel enigszins sarcastisch ook wel ‘Done Robbing Castle’ noemt.
Iets verder naar het noorden slaan we onze tent op in Dunbeath, een voormalig vissersdorpje dat omstreeks 1800 ontstond toen de haring hier veelvuldig langs de kust zwom. Toen de boten groter en efficiënter werden en er steeds meer werd gevangen, bleef de haring weg en stortte die lucratieve industrie, die heel wat Highlanders van een goed inkomen voorzag, als een kaartenhuisje ineen. Gevolg was dat veel Schotten emigreerden. Middenin de woeste natuur nabij Dunbeath liggen de bekende Camster Cairns, stenen grafheuvels uit het derde en vierde millennium voor Christus. Onvergetelijk mooi, en bovendien vrij toegankelijk. Vinden wij Nederlanders ook wel prettig!

Steile kliffen, zo goed als verlaten, schilderachtige haventjes, hier en daar een gezellig ingericht museum over de vroegere haringvisserij. Het ontbreekt de oostkust van de Highlands niet aan charme. Je ontdekt het allemaal terwijl je je weg baant naar John O’Groats, het meest noordelijk gelegen dorpje van het Britse vasteland. Volgens de overlevering is de plaats vernoemd naar een Nederlander, Jan De Groot, die in 1496 het veerrecht tussen de Orkney eilanden en Schotland zou hebben verworven van Koning Jacobus IV. Hier zie je voor het eerst echt de grootsheid van de natuur van de Schotse noordkust. Een absolute must: een wandeling langs de kust van Duncanby Head.
We zijn net begonnen, maar nu al is duidelijk dat Schotland vele gezichten kent. Het kasteel van Mey bijvoorbeeld, lange tijd het buitenverblijf van de moeder van de huidige Engelse koningin, charmeert met zijn idyllische ligging. Ook de kust zelf hult zich in verschillende gedaanten. Dan weer mooie witte stranden, dan weer hoge, steile kliffen, dan weer een lage leistenen kustlijn.
De wegen worden steeds smaller. Single-tracks krullen zich door het wonderschone landschap en hier echt gas geven zou niet echt verstandig zijn. Omdat je wat zou kunnen missen van de schitterende omgeving, maar ook omdat de Schotten zelf er een over het algemeen sportieve rijstijl op na houden. Dan wordt het al vrij snel erg krap.
Castletown dient zich aan, een plaats waar in de 19e massaal flagstones werden gewonnen. Onder andere in Londen, Edingburgh, New York en Sidney werden straten met deze sterke natuurstenen geplaveid. Andere tijden, nu is het er stil en wachten de oude, stenen gebouwen op een nieuwe bestemming.
Het gaat verder langs de noordkust, langs onder meer de voormalige Vikingnederzetting Thurso. Het wegdek is uitstekend en zelfs naar Schotse normen is het extreem rustig. Vlakbij Thurso vinden we een groot litteken in het landschap. Een omheind domein met een militair uitstraling, dat er verwaarloosd bij ligt. Het blijken de resten van de voormalige kernreactor van Dounreay uit de jaren ’50, bepaald geen architectonisch hoogstandje. Over een paar decennia is de moloch gelukkig verleden tijd, de reactor wordt namelijk ontmanteld!

 

Een schril contrast ook met de schoonheid van Loch Eriboll. De uitgestrektheid van het landschap, de enorme watervlakte van deze natuurlijke haven en de zo goed als te verwaarlozen aanwezigheid van mensen doet ons meerdere keren stoppen om van de frisse lucht te genieten. In 1945 gaven 33 Duitse duikboten zich hier over aan de geallieerden, dat is echter nergens terug te zien. Hoe het ook zij, Loch Eriboll is zonder twijfel één van de mooiste meren van Schotland.
Durness, het plaatsje dat je even verder langs de kust ontdekt, trekt desondanks meer toeristen aan. Die komen vooral om Smoo Cave te bezoeken, een indrukwekkende grot vlakbij de zee. Het grottencomplex vormt de overgang tussen het riviertje Allt Smoo en een zeearm die hier ver het land binnendringt. De naam Smoo is afkomstig uit het oud-Noors, wat meteen verraadt dat de Noormannen hier eens heer en meester waren. Helemaal in het diepste van de grot stort de Allt Smoo zich langs een waterval klaterend naar beneden. Een waanzinnig indrukwekkend spektakel!
Op een steenworpafstand van Durness ligt Faraid Head. In het vlakbij gelegen gehuchtje Balnakeil kan je de motor parkeren en daarna een wandeling maken naar het prachtig gelegen Balnakeil House, de vroegere residentie van de chiefs van Clan MacKay. Aan de andere kant van de baai ligt Cape Wrath, het meest noordwestelijke deel van Groot-Brittannië. Dit schiereiland is ongeveer 280 vierkante kilometer groot en bestaat grotendeels uit woest heidelandschap. De streek is zo goed als verlaten, want het is eigendom van de Britse defensie en wordt gebruikt om soldaten en de artillerie te trainen. Sommige delen zijn echter exclusief gereserveerd voor de natuur en worden ongemoeid gelaten. Toeristen worden er op gezette tijden slechts mondjesmaat toegelaten.
Vanuit Durness draaien we de motoren voor het eerst naar het zuiden. Het weer is echt Schots, we worden om het uur op een ander jaargetijde getrakteerd. Gelukkig doet de winter aan dit spel van komen en gaan niet mee en houdt het op met een fikse regenbui. We gaan in de richting van Rhinconich, Laxford Bridge, Scourie en Unapool. Ons doel is Stoer waar we gaan overnachten. En laat dat plaatsje aan een zijweggetje van de A838 liggen dat ‘the wee mad road of Sutherland’ wordt genoemd. Vrij vertaald ‘de kleine, dolle weg van Sutherland’. Daaraan blijkt niets gelogen, de B869 ontpopt zich inderdaad als een te gekke weg. Amper één rijstrook breed, geen meter recht, geen meter vlak, nooit meer dan twintig meter overzicht. Het smalle asfaltlint vreet zich door het woeste landschap en vormt een uitdaging voor iedere bestuurder, ongeacht van welk voertuig. Opperste concentratie is vereist, ook omdat er veel campers rijden, die direct in moeilijkheden komen bij tegenverkeer.

Vanuit Stoer gaat het de volgende dag naar Lochinver, een oud vissersdorpje dat moeilijke tijden heeft gekend. Haring die weg bleef en vervolgens opgelegde visquota hebben de visserij geen goed gedaan. Het toerisme zit sinds de komst van de North Coast 500 echter in een lift.
Na een kort bezoek aan de beroemde vuurtoren van Stoer uit 1870, die op een uitstekende rotspunt hoog boven de zee is gebouwd, vervolgen onze weg naar Loch Assynt. De fijne motregen geeft het meer een bijna mysterieuze aanblik. De kleine eilandjes met overwegend dode bomen, ruïnes van Ardvreck Castle en Calda House op de oevers en heuvels waarvan de toppen in de regenwolken verdwijnen, varen wel bij een beetje droevig weerbeeld.
De rit naar Ullapool gebeurt gelukkig onder betere weersomstandigheden. De hemel klaart niet helemaal op, er schuiven mistslierten en wolken over het schitterende landschap dat bestaat uit heuvels, heide en een grillige kustlijn. Het is hier een waar paradijs voor motorrijders. Liggend aan Loch Broom, dat een mooie natuurlijke haven vormt, heeft ook Ullapool zijn roots in de haringvisserij. Tegenwoordig echter maken pleziervaart en de ferry er de dienst uit. We moeten verder naar het zuiden en zoeken de A832 op. We volgen de zuidelijke oever van Loch Broom en dat levert prachtige vergezichten op, zeker nu de hemel overwegend blauw en wit is. Even later doet Loch Ewe zijn best om ons met prachtige panorama’s tot stoppen te verleiden. Ook het bergachtige binnenland is prachtig en levert ronduit idyllische plaatjes op. De weg is laat zich momenteel van een meer volwassen kant zien en telt maar liefst twee rijstroken. De weelde!
Gairloch, het volgende plaatsje van betekenis op de route, ligt vlak aan zee en is feitelijk niet meer dan een lang lint van bebouwing dat de contouren van de kust volgt. Het heeft echter alles voor de toerist: verschillende hotels, een golfbaan, een heritage museum, mooi strand, heuvelig achterland en een haventje van waaruit je boottochtjes kunt maken. Dat laatste doen we maar niet vandaag, Kerrysdale staat namelijk op het programma, waar we de loop van de Kerry rivier volgen. Het maritieme karakter van de omgeving transformeert snel naar een berglandschap. Een single track weg voert ons langs de met heide begroeide oevers van het riviertje, dat al eeuwen zijn weg zoekt door het pure, ruwe berglandschap. De aanblik van Loch Maree komt daarna als een verrassing. Het grootste loch van Schotland, noordelijk van Loch Ness, telt vele eilandjes. Archeologische vondsten hebben aangetoond dat deze streek al eeuwenlang bewoond is, toch oogt het nog heel ongecultiveerd. De natuur is hier nog altijd heer en meester. In Kinlochewe draaien we de A896 op en rijden in westelijke richting naar Torridon, een gehuchtje aan het gelijknamige meer. Zalm- en kreeftenkwekerijen in het meer getuigen van de excellente waterkwaliteit. Dat Loch Torridon bekend staat om zijn mosselen, garnalen, langoustines en het forellen, is dan ook niet vreemd.

Schieldaig werd ooit gesticht om er marinepersoneel te trainen. De geharde en ervaren Schotten achtte men heel geschikt ‘materiaal’ voor de zeevloot. Toen Napoleon echter verslagen was werd de infrastructuur van de haven gebruikt voor de visserij en daarna voor het toerisme. Nu is het een prachtig vakantieplaatsje met een mooie, beschutte kustlijn en de prachtige Torridon heuvels op de achtergrond.
Het landschap is overal zo mooi dat we ogen tekort komen als we de weg inslaan naar Ardheslaig. Ook deze single track spaart kosten noch moeite om de aandacht van bestuurders vast te houden. We passeren gehuchtjes als Fearnmore, Kalnakill en Lonbain, niet meer dan een beperkte verzameling huisjes en boerderijen, die allemaal dichtbij de zee staan.
Vanuit Applecross Bay heb je een prachtig uitzicht op de eilanden Rona, Raasy en de bergen van het eiland Skye. De weg wordt overzichtelijker en al snel dient Applecross zich aan. Weliswaar slechts een piepklein gehuchtje, dat echter wel de mogelijkheid biedt om even te tanken en wat te eten. Geen overbodige luxe, want wat daarna wacht, vergt veel van mens en machine. De weg klimt steiler en steiler naar boven en uiteindelijk kom je bij een kleine parkeerplaats die bijna 600 meter boven de zeespiegel ligt. Onder de motorrijders aldaar hangt een zekere spanning in de lucht. De reden daarvoor is Applecross Pass, die vlakbij ligt.
Deze smalle weg, die pas in 1822 werd aangelegd, werpt zich tussen twee steile bergflanken naar beneden en overbrugt op heel korte afstand een hoogteverschil van 600 meter. Diverse vlijmscherpe haarspeldbochten dienen zich aan en het zicht op de weg is door het hoogteverschil heel onoverzichtelijk. Komt bij dat de wegenbouwer nogal schaars is geweest met vangrails. De 20% hellingsgraad op sommige stukken maken de afdaling of beklimming op z’n zachtst gezegd uitdagend. Wanneer je bijna beneden bent wordt alle stress echter beloond met een fraai uitzicht op Loch Kishorn. In het vlak bijgelegen Lochcarron stappen we af om ons kamp op te slaan. De plaats ligt strategisch perfect voor iemand die het noordwesten van de Highlands wil verkennen. Toeristische hoogtepunten zoals Skye en Eilean Donan Castle liggen om de hoek en de vlotte verbindingswegen naar Fort William en Inverness maken het reizen gemakkelijk. Ook vlakbij zijn mooie dingen te zien. Het gehuchtje Plockton is een parel die je niet mag overslaan. En wie van tuinen houdt, doet er goed aan Attadale Gardens te bezoeken.
Om de North Coast 500 route te vervolmaken resten enkel nog de 65 mijl van Lochcarron terug naar Inverness, en wel over een moderne tweebaansweg. Na al dat duizelingwekkende bochtenwerk en ontelbare beklimmingen en afdalingen best een welkome afwisseling. Nog even genieten van deze verkeersluwe streek met zijn prachtige authentieke karakter. Nu kan het nog, na Inverness is het gebeurd met de pret en dient de ‘echte’ wereld zich weer aan!

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda X-ADV

Eerste Test Honda X-ADV

14 november, 2024

Bijna tien jaar na zijn introductie is de X-ADV nog altijd een unieke verschijning. Ligt de concurrentie te slapen ...
Eerste Test Husqvarna Vitpilen 801

Eerste Test Husqvarna Vitpilen 801

14 november, 2024

De uitbreiding van het merk Husqvarna binnen het Pierer-imperium vordert gestaag. Na de nogal radicale 701 Vitpilen ...
Eerste test Kawasaki Versys 1100SE

Eerste test Kawasaki Versys 1100SE

31 oktober, 2024

Het was best een gok van Kawasaki in 2012 toen het een dikke vier-in-lijn in een hoogpotig rijwielgedeelte lepelde, ...
Eerste test Ducati Multistrada V4

Eerste test Ducati Multistrada V4

31 oktober, 2024

Zware slagregens, rivieren treden uit hun oevers, en evacuaties. Kortom, een prima weersverwachting om af te ...