Motoravontuur in Indonesi
Ik sta boven op het dek van de ferry vanaf Bali. Langzaam worden de contouren van het eiland Lombok zichtbaar en vol verwachting kijk ik uit naar de komende drie weken van avontuur die voor me liggen op de Indonesische Sunda eilanden. Op een originele Indonesische Tiger 2000 zullen we over Lombok, Sumbawa en Flores rijden!Het is niet druk aan boord van de ferry; een paar toeristen en wat lokale bevolking Iedereen staart rustig voor zich uit, eet pisang goreng, slaapt of rookt de ene kretek (kruidnagelsigaret) na de andere, totdat we aanleggen bij de steiger en het ineens een drukte van jewelste wordt. Onze Tiger 2000 motoren staan beneden in het ruim op ons te wachten en als eerste mogen we, met een licht gevoel van opwinding, de veerboor afrijden.Wat meteen opvalt is het weinige verkeer, zeker vergeleken met Bali waar we met het vliegtuig aankwamen. Voornamelijk brommers en scooters, weinig auto’s en veel paarden met aanhanger – zogenaamde dokar – waarin mensen vervoerd worden. Als ik even later naast een scooter met een gezin met drie kinderen erop rij, hou ik mijn hand omhoog voor een high-five. Vol hilariteit slaan twee kinderen op mijn hand en van de moeder krijg ik een geweldige glimlach. Keer op keer zullen we de komende weken verbaasd zijn over de openheid en vriendelijkheid van de Indonesiërs. We rijden al enige kilometers langs uitgestrekte groene rijstvelden in een mystieke geur van kruidnagel, één van de belangrijkste exportproducten van het eiland. Vanaf Sengigi volgen we een prachtige kustweg langs de noordwest kant van het eiland, door palmplantages en met prachtige vergezichten over de emerald-blauwe Balinese zee. Het ziet er zo uitnodigend uit dat we besluiten om naar het strand te rijden. Als we een smal zandpad zien slaan we linksaf, verlaten het asfalt en rijden kris kras onder de palmbomen door. We zien wel waar we uitkomen, daarvoor zijn we ten slotte op reis. En met de motor voelen we ons toch al zo vrij als een vogel.Op het strand worden we enthousiast begroet door verschillende vissersfamilies en onder een rieten afdakje krijgen we koffie tubruk aangeboden. Mierzoet met een smaak van houtskool en koffieprut. Er wordt ook meteen zoete aardappel voor ons gemaakt.De zon zakt langzaam als een rode bal achter de horizon, als de vissers ons vertellen dat ze elke ochtend om vijf uur de zee opgaan om te vissen in de circa 30 bootjes die nu op het strand liggen. Een prima leventje vinden ze zelf, ze kunnen er goed van rondkomen en het geeft voldoening. Deze mensen laten zich niet gek maken door files, stress en materiele zaken: zo simpel is het leven eigenlijk. Met een relaxt gevoel gaan we – inmiddels in het donker – weer verder, terwijl het silhouet van de Rinjani-vulkaan door het schijnen van de volle maan goed te zien is. Omdat daar maar één weg naar toe leidt, kunnen we niet verkeerd rijden. We slapen die nacht aan de voet van de vulkaan in ruime bungalows en na enkele Bintang-biertjes rollen we in een voldane slaap.Al om half zeven komen we weer tot leven voor een ontbijt in een heerlijk zonnetje. Ook maken we de motoren klaar en tanken ze even af. Op Lombok wordt benzine niet zoals bij ons verkocht bij benzinestations, maar bij de buurtsuper in litersflessen. Terwijl het halve dorp geconcentreerd naar de televisie achter de toonbank blijft staren om maar niets van de soapserie te missen, gooien wij de ene fles benzine na de andere in de tank. Wat blijkt? We rijden zo’n 1 op 28 met onze Tigers! En voor 40 eurocent per liter kunnen we er dus weer even tegen aan.We dalen af en rijden in zo’n drie uur naar de veerboot welke ons naar Sumbawa zal brengen. Een ieder rijdt met zijn eigen gedachten en eigen tempo, genietend van de omgeving. In Kali Putih rijden we over de lokale markt en stoppen even. Mannen en vrouwen zitten met kleurige etenswaar op de grond onder tentdoeken, lopen met allerlei waar op hun hoofd of hangen zomaar wat rond. De bevolking is net zo nieuwsgierig naar ons, als wij naar hen. En net als overal in Azië lopen kleine kinderen met hun nog kleinere broertjes en zusjes op de rug of aan de hand. Iedereen draagt zijn steentje bij en zorgt voor elkaar. Het ziet er waarschijnlijk idyllischer uit dan het is…De weg langs de kust is af en toe erg steil omhoog, dan weer afdalend en vol scherpe bochten. Voorbij Permantan rijden we door een bos van “woudreuzen”. Zeer hoge bomen met dikke stammen. We zijn allemaal erg tevreden over onze Tiger 2000-machines: wendbaar, goed accelereren en prima voor deze tocht over de eilanden. Al kun je je kont wel aardig voelen na drie uur rijden….Vanaf de veerboot is het 96 km naar Sumbawa Besar. De tocht is prachtig, zwierend langs de kust en door primitieve maar pittoresk ogende dorpjes. Verscheidene dorpjes bestaan uit paalwoningen en Sumbawa is duidelijk droger en minder begroeid dan Lombok. Vlak voor donker arriveren we bij ons hotel: Kencana Beach Cottages. Het bestaat uit allemaal losse bungalows op palen aan zee en na inchecken laten we ons snel in het lauw warme zeewater vallen. En daarna een ijskoude Bintang onder de palmbomen; wat een weldadige luxe! We zijn ook de enige gasten en genieten van deze oase van rust: heel af en toe hoor je in d everte alleen een gekko of een brommertje.De route van de volgende dag is een droom van elke motorrijder. De weg volgt de kustlijn met prachtige vergezichten, goed asfalt (wel oppassen voor plotselinge kuilen), leuke dorpjes onderweg, zwaaiende schoolkinderen in uniform, stevig stijgen en dalen en ontelbare bochten. Het wordt een spel tussen sturen, remmen en accelereren met de motor. Mijn vier medereizigers zijn ook ervaren motoravonturiers en eerder reden we bijvoorbeeld al samen door de Himalaya en unaniem zijn we het er over eens dat het motorrijden in Indonesië alle verwachtingen overtreft.Soms zien we als westerlingen zaken waar je even voor in je ogen moet wrijven. Zoals iemand die met een paal bamboe van wel tien meter op zijn schouder langs de weg loopt. Of een stel vrouwen die luid joelend op blote voeten over op lakens liggende rijstkorrels lopen, die langs de weg liggen te drogen in de zon. Het blijkt een heel gewoon tafereel, waar niemand van op kijkt. Maar dat doen ze wel als wij met onze motoren voorbij komen. Al op grote afstand kijkt de bevolking dan nieuwsgierig in onze richting. Waarschijnlijk kennen ze het geluid van elke brommer of scooter uit de buurt en horen ze dat er nu iets anders aankomt. Of zien ze al snel dat we echte westerlingen zijn?In het vissersdorpje Jambu zet ik mijn motor onder een grote mangoboom om langs de kleurige houten huizen op houten palen te lopen. Soms staan die huizen zo scheef dat ze met extra bamboepalen gestut zijn. En overal ligt vers gevangen vis te drogen en hangt de schoon gewassen kleding over de houten reling van de veranda. De bewoners zijn ‘Buginesen’ en komen uit Zuid Sulawesi. Deze Buginesen zijn beroemd om het vervaardigen van grote houten vissersboten en ik blijf een half uurtje zitten kijken aan de baai hoe netten gerepareerd worden, hoe een vrouw haar prachtige zwarte haren wast en hoe overal onder de huizen kippen tussen etensresten scharrelen; een ontspannen tafereel. En opeens komt er een klein kindje van een jaar of vier, met grote mooie ogen, naast me zitten. Ze loopt op blote voeten, is ietwat smoezelig gekleed en heeft een pop van bamboe in haar handen. Ik ben verbaasd als ze, zonder iets te zeggen, mijn hand vastpakt en mij met een big smile aankijkt. Als ik op mijn horloge kijk en het tijdsverschil uitreken met Nederland kan het best zo zijn dat die twee kleine ‘blagen’ van mij op dit moment voor de televisie naar Dora zitten te kijken. De kinderen hier spelen bijna alleen maar buiten met hun beperkte speelgoed. Hier geen grote, goed uitgeruste speeltuinen of pretparken, geen fietsen, skelters, video’s, dvd’s of gameboys. Geen dure poppenwagens, barbies en al die dingen die onze kinderen bijna als eerste levensbehoefte zijn gaan beschouwen. Nee, hier spelen ze met wat ze op straat vinden. En maken ze vliegers van bamboestokjes en crêpe papier, met het water van gekookte rijst als lijm. Briljant toch! Maar wat een verschil met onze wereld.Tussen Dompu en Bima, inmiddels zitten we in de bergen, trekt een wijds landschap aan ons voorbij. We worden hier bijna verblind door het felle licht; het blijkt een gebied voor zoutwinning te zijn. Lage dijkjes voorkomen dat water wegstroomt en wanneer het verdampt blijft het zout achter. De zon weerkaatst in het witte zout, net alsof je in een felle lamp kijkt. Zout blijkt een belangrijke bron van inkomsten voor de mensen van Bima. In de verte enkele bergtoppen, wat rookpluimen van een brandstapel, met tegenlicht van de zon heeft het wel iets van een oorlogsslagveld. Ons hotel ligt buiten de bebouwde kom, maar dat we niet alleen op de wereld zijn blijkt wel uit de lange oproep tot gebed uit de speakers van de moskee.Bima is de belangrijkste handelshaven van de omgeving. Vanaf allerlei eilanden worden goederen aan- en af gevoerd. Via een stuk onverharde weg bezoeken we in de bergen de Dou Donggo-stam. Het verhaal gaat dat ze in de 17e eeuw hier naar toe zijn gevlucht om aan de onderdrukking van de Islam te ontsnappen, maar of dat gelukt is…Via allerlei stenen dammen lopen we tussen paalwoningen door. Vrouwen doen de afwas, kinderen spelen bij de centrale waterput en overal hangen zelf geweven doeken in allerlei prachtige indigo kleuren. We geven de familie waar we de motoren gestald hebben een flinke fooi en gaan weer op pad. De weg blijft onverminderd mooi, langs rijstvelden waar de mens zelf voor irrigatie moet zorgen. Mannen dragen een soort juk op hun schouders, met aan weerszijden enorme metalen emmers. Mijn rug doet al zeer als ik er naar kijk!Ik kijk in ijskoude ogen die eeuwen oud zijn. De Komodo Dragon oftewel de Komodo-varaan komt alleen hier in het Komodo National Park voor. De onbewoonde eilanden ten westen van Flores zijn veelal kaal en droog met hier en daar een palmboom. Op Rinca gaan we aan wal om met een ranger een tocht van twee uur te maken op zoek naar een varaan. We zijn nog vroeg in de ochtend wat de kans op het zien van de Komodo-varaan vergroot. Het zijn namelijk koelbloedige dieren die de warmte van de zon nodig hebben om op gang te komen. Al vrij snel zien we een groot exemplaar lopen, zijn lange spitse tong “ruikt” de omgeving af naar voedsel. Een brok spieren onder een gelooide leren huid, vlijmscherpe klauwen en een bek vol speeksel dat maar liefst 60 dodelijke bacteriën bevat. Eén beet van dit monster betekent direct einde oefening! Vol ontzag staan we op nog geen meter van hem af; je wordt bijna uitgenodigd om ze te aaien. Maar laat je daartoe niet verleiden; elk jaar sterven er enkele toeristen die denken dat ze dat ongestraft kunnen doen! Terug op de boot worden we verwend met een lunch van nasi goreng, gebakken vis en vers fruit en als we even later het kraakheldere water in duiken om al snorkelend het koraal te bewonderen is het vakantiegevoel compleet. Omdat de zee in dit gebied vol plankton zit is er een prachtige onderwaterwereld van koraal, gekleurde vissen en dolfijnen. De zee is kalm en vredig met af en toe een vliegende vis ketsend over het water. Vlak voor zonsondergang vullen werkelijk tienduizenden vliegende honden (een soort vleermuizen, Kalongs genaamd) de lucht. Ze waaien als een zwarte olievlek uit over de eilanden op zoek naar voedsel en ik voel mij bevoorrecht om dit schouwspel te mogen zien. Later op de avond laat ik me boven op het dek door de golven in slaap klotsen. Morgen zitten we weer op de motor.Die dag worden we begeleid door gids Alexi, een lokale ervaren jongen die alle speciale plekjes van de geplande route kent. We gaan op pad naar Ruteng, dat op 1.250 meter hoogte ligt. We volgen de steile, smalle en bochtige weg de bergen in. Hier en daar is het asfalt zelfs verdwenen en moeten we door bagger en enorme waterplassen. Het verschil tussen Flores en de andere eilanden is duidelijk: het is veel groener – bijna een tropisch oerwoud – en de wegen zijn bijzonder slecht. Ook de bevolking ziet er anders uit en heeft meer gelaatstrekken van de Papoea’s. Na onze rustdag op de boot is het weer heerlijk om op de motor te zitten, daar komen we tenslotte voor.De huizen hebben hier en daar wanden van gevlochten palmbladeren met kleurrijke motieven. Varkens scharrelen langs de weg, een duidelijk teken dat er hier minder moslims wonen. Boeren prijzen hun producten aan door ze langs de weg uit te stallen: vruchten, aardappelen, groenten, noten enzovoorts. We komen langs uitgestrekte rijstvelden waar mannen op een vast ritme met lange stokken inslaan op de uitgestorte oogst, maar ook aftandse dorsmachines zijn hier in gebruik. En overal waar je rijdt ligt rijst op doeken langs de kant van de weg te drogen. Grote slierten kinderen in uniform lopen langs de weg van school naar huis. Een gezin heeft hier nog steeds tussen de 4 en 12 kinderen en gelukkig hebben ze de mogelijkheid om hun kinderen, in ieder geval totdat ze een jaar of 12 zijn, naar school te sturen. Een weelderige bloemenzee begeleidt me en ik stuur een bocht in, knie tegen de tank, motor lekker plat duwen en sturen met de ellebogen. Totdat er ineens een hond oversteekt. Voor ik het weet schuif ik zo’n 10 meter over het asfalt, er is geen houden meer aan. Ik maak mij meteen zorgen over de hond, maar die is al in geen velden of wegen meer te bekennen. Ik sta beduusd op en zie dat mijn stuur krom is en ook een forse deuk in de tank heeft gedrukt. Gelukkig doet alles het nog en kan ik zo, zij het een stuk minder makkelijk sturend, verder rijden. Zo’n schuiver gaat je niet in de koude kleren zitten, maar gelukkig had ik een nieuwe Protaxion-airbagjas aan, die zijn werk uitstekend heeft gedaan. Waaruit maar weer blijkt dat ook in het warme Indonesië goede en veilige kleding en natuurlijk een helm onontbeerlijk zijn. Misschien moet ik wel zeggen juist in Indonesië, omdat je regelmatig verrassende situaties tegenkomt en daarom ook altijd op je hoede moet zijn in het verkeer.Enorme varens, huizenhoog bamboe en veel bananenbomen begeleiden ons richting de Kelimutu-vulkaan. Als ik even stil sta voor een foto zie ik grote groepen valkparkieten hoog in de bomen. De lucht betrekt langzamerhand en even later rijden we in de wolken. Die bewolking hebben we al vaker meegemaakt, maar nu is het uitzicht helemaal verdwenen en rijden we in een grijze massa. We stoppen dus eerst maar eens voor koffie bij een oud vrouwtje langs de weg. Ze kijkt ons grijnzend aan en heeft vrijwel geen tanden meer. Dat wat er nog in haar mond zit heeft een dieprode kleur, net als haar lippen. Ze kauwt haar hele leven al op de beetle-nut, een noot die aan de palmboom groeit en vergelijkbaar is met pruimtabak. Het geeft een rode stof af, is licht geestverruimend en verslavend.Na de koffie rijden we verder door onder een steeds donker wordende bewolking en net als er een tropische regenbui op ons neerdaalt, komen we aan bij ons hotel in Moni. Vanaf hier willen we morgen de Kelimutu-vulkaan op, bekend om zijn drie kleurenmeren. De barometer op mijn horloge geeft echter 825 aan, een superlage luchtdruk dus en dat voorspelt niet veel goeds voor morgen. Maar dat zien we dan wel weer, nu eerst maar genieten van een kopje warme thee op de veranda van het restaurant, terwijl het dal beneden ons wordt verlicht door bliksemflitsen.De volgende dag blijkt het weer inderdaad nog steeds bar en boos, zodat we besluiten door te rijden naar Maumere, ons eindpunt op Flores. Het wordt een uitdagende rit met veel regen. En een weg die bij droog weer al een ramp zou zijn geweest, maar die door de tropische wolkbreuken is omgetoverd tot één grote modderpoel. Maar positief ingesteld als we zijn zien we de uitdaging er ook wel weer van in; het geeft een extra dimensie en gevoel van overwinning als we veilig en wel onze intrek nemen in het Flores Sao Resort met uitzicht op de Maumere Baai. De Tigers hebben ons ook in het slechte weer niet eén keer in de steek gelaten en waren een genot om op te rijden. De volgende dag gaan zij op transport terug naar Bali en het kost ons vreemd genoeg zichtbaar moeite om afscheid te nemen van deze lieve fietsjes.Aan het eind van de trip zijn we weer terug op Bali en lopen we een beetje verbaasd door de hoofdstraat van Sanur. De geur van gebakken knoflook hangt in de avondlucht, winkels en stalletjes puilen uit met allerlei waar. Overal zijn mensen, brommers en toeristen. Muziek galmt uit de vele bars en restaurants. Wat een drukte vergeleken met de afgelopen weken! Bali is echter een prima plek om onze trip te eindigen. Je kunt er mooie souvenirs kopen, heerlijk aan het strand eten en relaxen bij het zwembad van een of ander luxe resort of hotel. Maar tegelijkertijd missen we nu al het ongerepte en ongedwongene van de Sunda Eilanden. Er was altijd wel een vulkaan in de verte, vriendelijke mensen om mee te kletsen, een onbewoond en doodstil strand wat op ons wachtte en het geronk van de Tiger dat nooit verstomde. Indonesië als bestemming voor een motorvakantie? Als je van een pittige, avontuurlijke en verre van alledaagse motorvakantie houdt in combinatie metde prachtige natuur en unieke cultuur is er bijna geen mooiere bestemming denkbaar! [[Kasten 1]]TIGER 2000De toer is gemaakt op de in Indonesië erg populaire Honda Tiger 2000-motorfietsen. Dit zijn Honda’;s die daar ook geproduceerd worden. Het is een eenvoudig recht-toe-recht-aan machientje op basis van een 200cc ééncilinder-viertaktblok. Door een lage compressie van 1 op 9 kan het blokje ook met matige benzine overweg, maar het vermogen is evenredig: 17,4 pk bij 8500 tpm. Dankzij de zesbak en het gewicht van slechts 123 kilo blijkt de Tiger op de Indonesische wegen prima uit de voeten te kunnen. En heb je niet eens het gevoel tekort te komen. Het berijden van deze machientjes is een belevenis op zich en je voelt je door de 200cc-machientjes ook helemaal één met het overige verkeer. [[Kasten Info]]INFODE SUNDA-EILANDENDe (kleine) Sunda-eilanden liggen geklemd tussen Bali en Noord-Australië en bestaan uit de eilanden: Bali, Lombok, Sumbawa, Flores en Timor. De eilanden vormen toeristisch gezien nog een behoorlijk onontgonnen gebied. En juist dat maakt het reizen op de motor door dit gebied een fantastische ervaring. Het is dus zeer geschikt voor mensen met een avontuurlijke instelling. Bedenk wel dat de wegen niet altijd even glad geasfalteerd zijn; je komt ook nogal wat gravel en modder tegen, maar dat vormt dan een extra uitdaging, rijdend op de Tiger 200’s. Zie het als de charme van dit gebied.Tussen Bali en Lombok loopt de Straat van Wallace. Ten oosten van deze Straat van Wallace ziet de wereld er duidelijk anders uit: het is er droger en armer. Deze Sunda-eilandenreis gaat door een voor de meesten onbekend deel van Indonesië. Elk eiland heeft zijn specifieke eigenschappen, zoals Lombok (met de Rinjani-vulkaan) en het islamitische Sumbawa met de plaatsen Sumbawa Besar, Bima en Sape.Vanaf Bima kun je naar naar Komodo varen, waar je in het helderblauwe water kunt snorkelen. Flores is gedeeltelijk rooms-katholiek en ook weer groener dan Sumbawa. Op dit eiland staat de wonderlijke vulkaan de Kelimutu, waarvan de drie kratermeren naast elkaar alle drie een andere kleur hebben.ZELF NAAR INDONESIË?Na het lezen van dit verhaal interesse om zelf eens een keertje door Indonesie te rijden? Dat kan, want Travel 2 Explore organiseert volgend jaar enkele 21-daagse reizen zoals in dit verhaal beschreven.De georganiseerde reis zijn inclusief vlucht Amsterdam-Denpasar-Amsterdam, binnenlandse vlucht Maumere-Bali, transfers vliegveld Denpasar-hotel-vliegveld Denpasar, transfer hotel – vliegveld Maumere – hotel Bali, de huur van de Tiger motorfietsen met ongelimiteerd aantal kilometers, een volgauto, een monteur, een nederlandse gids en een lokale gids, de entreegelden, een tweedaagse boottocht Komodo-eilanden met full board en alle hotelovernachtingen met ontbijt.De reis is exclusief luchthavenbelasting en brandstoftoeslag, internationaal rijbewijs (te koop bij de ANWB), benzine, lunch en avondeten, eventuele reisverzekering en annuleringsverzekering, de drank en de entree van het Komodo National Park.Verder zijn op deze reis de normale reisvoorwaarden van toepassing. De reis wordt gemaakt met minimaal 8 en maximaal 10 deelnemers. Bij groepsaanvragen is een afwijkend aantal deelnemers ook mogelijk.Vertrekdata* prijs p.p. **Mei 2008 € 2.695,-Juni 2008 € 2.695,-September 2008 € 2.695,-Prijs bijrijder in de volgauto € 2.575,-* Vertrekdata en dagen onder voorbehoud van wijzigingen in het vluchtschema van de luchtvaartmaatschappij.** Prijzen onder voorbehoud van wijzigingen vliegtarieven, huurtarieven en (lokale) belastingen; toeslag 1-persoonskamer euro 265,-.Meer informatie:Voor meer informatie over deze Sunda Islands Motor Challenge kun je bellen of mailen met Travel 2 Explore, tel. 075-614 90 59/06-44 25 41 36 of mailen naar info@travel2explore.com. Meer informatie vind je ook op www.travel2explore.com