Hugo Pinksterboer – verschillen
De lawine van motoronvriendelijke krantenartikelen is je vast niet ontgaan. In het al bijna gebruikelijke geweeklaag waren er twee die er wel heel kwalijk uitsprongen. Reageren was verplicht. Mocht ik vervolgens aan die kranten komen vertellen wat motorrijden toch zo leuk maakt.
In een landelijke krant werd vrolijk gesteld dat motorrijders lawaai als grondrecht beschouwen, waarna de schrijver in kwestie een hele rits onjuistheden over het geproduceerde geluid oplepelde. Een regionale editie van een ander landelijk dagblad kopte ‘Geen motoren meer in weekend’ boven een fikse foto van een ambulance bij een aangereden fietser. Wie alleen die kop snelde, wist meteen hoe laat het was: de motorrijder had het gedaan. Niet dus. Er was helemaal geen sprake van een motorrijder. Ik voelde me door beide artikelen niet alleen persoonlijk aangesproken, maar moest als hoofdredacteur van de landelijke motorrijdersactiegroep natuurlijk ook professioneel in de pen klimmen. Dat wierp vruchten af, want er volgden interviewafspraken, waarbij diezelfde kranten me ruimhartig de gelegenheid gaven om motorrijden in een positiever daglicht te plaatsen. Fijn, want dat was en is echt heel hard nodig. Niet eerder maakte ik mee dat motorrijders over motorrijders klagen. Niet eerder maakte ik mee dat collega-motorschrijvers oproepen om de hand in eigen boezem te steken, dat er bij Harley-dealers om buurtvriendelijke uitlaten gevraagd wordt, dat motorrijders op zoek gaan naar een originele uitlaat ter vervanging van de mooier klinkende, maar ook als luider ervaren aftermarketpijp waar hun tweedehands aanschaf mee was uitgerust.
Daar zat ik dus, aan de andere kant van de tafel. Wat motorrijden zo leuk maakt? Stomme vraag, maar het kan natuurlijk geen kwaad om eens echt stil te staan bij waarom je zo graag doet wat je doet, zeker als anderen er blijkbaar last van hebben. Misschien niet van jou (want jou kennen ze, en dan kun je geen kwaad bij ze doen), maar toch zeker wel van al je collega-tweewielers die zich in het weekend langs dijkwegen en strandboulevards begeven. Om met die anderen te beginnen: ik reed in een recent weekend ook langs zo’n dijkweg, om eens te kijken hoe erg het nou met die enorme stoeten motorrijders gesteld was. In het dorpje Vlist, aan het water, kwamen er in dat zaterdagmiddagse halfuur 48 voorbij. Allemaal even kalm, allemaal binnen alle geluidsgrenzen, een procent of vijftien met blote handen of gewone schoenen, en bijna allemaal met een dijkwegbrede smile op het gezicht. Over die blote handen ga ik het een andere keer nog hebben, maar die smile gun ik natuurlijk elke motorrijder, ook als ze rijden waar ik het zelf liever niet doe. Kan ik mijn collega-journalisten uitleggen wat hún lol is? Niet echt, moet ik zeggen, anders dan in de gebruikelijke termen van vrijheid (laverend tussen fietsers en voetgangers door), de wind door je haar (met een helm op je kop) en je hoofd leegmaken (terwijl of juist omdat je op die motor zo alert moet zijn?).
Ik kan het, zo bedacht ik me door die ogenschijnlijk zo simpele vraag, voor een heleboel andere motorrijders al evenmin. Dat heeft natuurlijk een even simpele oorzaak: er zijn pakweg net zoveel verschillende motorrijders als er verschillende mensen zijn. Ik interviewde jarenlang drummers, en het bleef jarenlang leuk, om precies diezelfde reden. Iedereen heeft z’n eigen verhaal bij wat ie het liefste doet, en dat verhaal is oneindig veel boeiender dan de verplichte clichés. Bovendien heeft iedereen z’n eigen motorfiets waarop ie het het liefste doet. Nu weet ik heel goed waarom ik de motoren koos waar ik op rijd, maar ik ben naar de verhalen van de berijders net zo nieuwsgierig als naar hun vervoer. Zo is het me een absoluut raadsel waarom je je rug zou willen jennen door met je handen in de lucht en gestrekte benen op een door een veel te lange voorvork nauwelijks bestuurbare motor te stappen – maar ik ken iemand die het regelmatig doet, en ik wil er beslist een keer mee rijden. Waarom? Omdat hij het me waarschijnlijk niet kan uitleggen, niet anders dan dat de machine van zijn veel te jong overleden vader was. Op dezelfde manier lukt het mij nooit om solomotorrijders uit te leggen wat toch in godsnaam de lol is van een zijspan, dat alle nadelen van auto’s en motoren samenvoegt in een zonder extra lessen nauwelijks bestuurbaar voertuig. Dus lees je in die kranteninterviews mijn antwoord op wat motorrijden zo leuk maakt? Nauwelijks. En wat het voor mijzelf zo leuk maakt, dat lees je hier elke vier weken.