Achter de schermen van de TT
De negentigste editie van de Dutch TT moest een speciaal feestje worden. Maar de TT gaat niet door en het feest wordt een jaartje uitgesteld. Honderden vrijwilligers en professionals die normaal gesproken drie drukke dagen zouden hebben van 26 tot en met 28 juni hebben zo maar een vrij weekend. Maar wat zou er anders van hen worden verwacht? Wij deden een rondvraag én hoorden de speciale TT-herinneringen van MotoPlus-lezers.
Albert Dekker (64)
Eerste TT: 1968
Functie: Chief Medical Ofcer, sinds 1984 werkzaam bij het medisch team
Favoriete coureur aller tijden: Valentino Rossi
“Ik kom uit Westerbork en de TT is daar wel echt een ding. Vroeger ging ik al vaak kijken en vooral de donderdagavond, met die TT F1-races, vond ik een topavond. In 1982 was ik klaar met mijn studie medicijnen en ik wilde graag iets doen op het TT Circuit. Daar kon je je voor aanmelden – nu nog, trouwens – en als je iets hebt met motorsport, is het een heel interessante plek. Ik kende destijds ook al wat mensen in het wereldje. In het begin sta je langs de baan als basisarts en daarna kun je doorgroeien, bijvoorbeeld via de ‘intervention car’ en de ambulance. Ik stond er bij toen Jurgen van den Goorbergh in 1999 met de MuZ met 286 km/u onderuit ging en gelukkig niets brak omdat hij door kon glijden. Als de coureurs elkaar raken, weet je niet wat er gebeurt, maar vroeger stonden overal nog bruggen en balen. Die obstakels zijn verdwenen. En ik maakte ook Valentino Rossi mee nadat hij in 2006 een botje in zijn hand had gebroken. Dokter Costa liet hem vooral fysio doen, maar dat deed alleen maar pijn. Wij adviseerden hem om die hand hoog te houden en om rust te pakken. Na de race kwam hij langs om te bedanken voor ‘de goede tip’. Dat is leuk. In 2002 ben ik Chief Medical Ofcer (CMO) geworden. Die functie bekleed je telkens voor drie jaar, maar elk jaar moet je wel een superlicentie hebben om tijdens de TT of het WK Superbike aan het werk te kunnen.”
“Na het seizoen hebben we bij de FIM in Genève ook een meeting voor alle CMO’s. Tijdens zo’n seminar worden zaken besproken die zijn voorgevallen gedurende het seizoen om daar lering uit te trekken. In 2013 ging bijvoorbeeld Jorge Lorenzo onderuit in Assen. Hij brak zijn sleutelbeen en zij (het team) besloten om dat in Barcelona te laten opereren. Niemand had verwacht dat hij in een privé-jet zou stappen, maar die gedrevenheid van die mannen…. De discussie of je zo’n jongen weer wilt laten rijden, hebben wij natuurlijk ook gevoerd. Als CMO blijf je verantwoordelijk en je moet snel een beslissing nemen. We hadden een aantal oefeningen bedacht, waarvan we ook dachten ‘dat kan hij niet’. Maar alles lukte, dus mocht hij starten (Lorenzo werd vijfde, red.). Een week later brak hij in Duitsland hetzelfde sleutelbeen. Dat voorval in Assen hebben we besproken in Genève. Daar hebben we van geleerd. Het was op het randje en we hebben gezegd ‘dit willen we niet meer’. Er is toen besloten dat een coureur niet meer mag rijden als hij (dat weekend) onder narcose is geweest. Ja, er is wel eens druk van teams als het om geblesseerde rijders gaat, maar de laatste jaren is dat niet meer. Ook vanwege de protocollen en regels die we hanteren. Ons werk geeft druk, maar dat is niet erg. Er gebeurt heel veel in zo’n weekend en in wezen is motorsport nooit helemaal veilig. Wat we wél proberen is om het zo veilig mogelijk te maken en om de kwaliteit van de zorg en de communicatie te verbeteren. Daar houden we ons in Genève dan ook mee bezig. Als CMO stuur je vanuit Race Control mensen aan, en dan heb je het over zeventien artsen, de mensen die werken in de intervention cars, de ambulances en het medical center. Je wilt de juiste mensen op de juiste plek hebben. Dit is een organisatorische functie; ik heb de ‘overview’ en we handelen dan altijd volgens de uniformiteit die is vastgelegd. Ik vind het werken als CMO leuk, ik vond het langs de baan ook leuk. In mijn dagelijks werk ben ik hoofd OK, anesthesioloog en intensivist in het Isala Ziekenhuis in Zwolle. Die verscheidenheid vind ik leuk, ik zou geen van die activiteiten willen missen. Zo is het ook in Assen.”