+ Plus

Interview NSR-verzamelaar Frank Morsink

Frank Morsink is kok, chef-kok in zijn eigen bistro, om precies te zijn. Hij is ook een groot liefhebber van de Honda NS400-R. Zo groot dat hij aan één zo’n tweetakt bij lange na niet genoeg had. Naar eigen recept bouwde de inwoner van het Gelderse Neede een prachtige Jack Middelburg-replica als ‘chef’s special’, paste NS-en aan én vulde het menu aan met een ook al zeer exotische NSR250R. Als een smakelijk ogend toetje. “Je ruikt dit. Heerlijk. Bij de club rij ik achteraan.”

Als jongen genoot Frank Morsink van zijn jaarlijkse uitje naar de TT in Assen. Hij zag Jack Middelburg winnen in 1980, werd fan van Freddie Spencer, zag Wayne Gardner duelleren met Eddie Lawson. Mick Doohan werd een held. Op zijn zestiende wist hij ‘later wil ik een NSR’. Maar het begon met een Honda MB-brommer, waar de jonge Frank zelf een kuip op maakte. Maar toen ‘later’ kwam, kwam er nog geen NSR. Op z’n achttiende kocht Frank een Yamaha RD350. Omdat hij nog geen rijbewijs had, moest de tweetakt in de schuur blijven. Behalve ’s nachts, vond Frank. Dan was het tijd voor geheime ritjes, die altijd ver voor het ouderlijk huis eindigden – het laatste eindje werd duwend en nagenietend afgelegd. En wat wilde hij graag coureur worden. Hij was er misschien wel voor gemaakt, dacht hij, en had hij met zijn slanke niet lange lijf had hij niet het ideale postuur? Gemotiveerd was hij zeker. Maar een ernstig ongeluk stak een stok voor die plannen, niet in het minst vanwege de twee pinnen die in zijn heup staken. Een racer kwam er niet, een tweede RD350 wel. En ach, ook met een RD stond het best stoer om vriendinnetje Nathalie op te pikken van school. “Ik wilde altijd al een NS, maar ze waren te duur.” En vanwege Spencer, Gardner, Lawson ook en Doohan was Morsink al vanaf z’n dertiende een Honda-fan. “Iemand liet me in 1986 een blad zien. ‘Kijk, er komt er eentje die lijkt op Freddie’s motor.’ Ik ben gaan sparen en in 1992 kocht ik mijn eerste NS, die ik ook nog heb. Dan was je toch een soort Freddie. Je kon er scherp mee door de bocht”, lacht Morsink. “Dan reed je waar ‘de grote mensen’ mee reden op het circuit. Maar ik wilde wel de Rothmans-replica. Ik heb ook een Rothmans-pak laten maken, zelf de letters geknipt”, lacht Morsink, die van zichzelf zegt dat hij ‘geen grijze muis’ is. “Een vriend van me zei ‘koop toch zo’n ding met kleppen’. Maar d’r zit veel te veel spul in zo’n viertakt. Je rúikt dit. Heerlijk! Bij de club moet ik achteraan rijden.”

 

Ja, hij vermaakte zich ooit wel een weekendje met de Kawasaki ZX9 van een vriend en als hij ooit eens zo’n, zeg maar, veel geur-neutralere viertakt zou kopen, zou dat een Honda RVF400 moeten worden. Maar hij doet het toch maar niet, zegt hij. Het is gewoon niks voor hem. Nu 28 jaar geleden kocht Morsink dus zijn eerste NS400, de tweetakt die het in vergelijkingstesten altijd af moest leggen tegen de sterkere – en nog duurdere – Yamaha RD500 en de Suzuki RG500. Zo’n wonder was dat niet, met 72 pk voor de Honda tegen respectievelijk 88 pk voor de RD en zelfs 95 pk voor de RG. “Hij was altijd de langzaamste. Ik heb nooit gesnapt waarom ze er bij Honda geen 500 van hebben gemaakt. Maar hij was wel de best sturende van de drie. Ik gebruik ze vooral voor plezierritjes. Dan kun je er lekker mee spelen.” In het woon-werkverkeer voelt de NS zich niet lekker, weet Morsink. Maar van rustig rijden naar standje ‘gifkikker’, dan is de NS volgens hem ‘heerlijk’ om mee te spelen, tussen de 9.000 en 10.000 toeren. Deze”, wijst Morsink naar één van de drie NS-en, “draait 11.500 met deze uitlaten. Maar dat heeft me ook al een aluminium lager gekost.” Dat ‘spelen’ waar Morsink zijn eerste NS voor kocht, lukte sowieso aardig. De de racereplica werd droog opgegeven voor 163 kilo’s, kreeg een dubbel aluminium wiegframe, een wielbasis van 1385 mm en werd met een destijds trendy 16 inch-voorwiel en een 17 inch achterwiel de weg op gestuurd. De Showa-voorvork was uitgerust met TRAC – niet afgekort nog indrukwekkender: Torque Reactive Anti-dive Control.

 

Morsink klinkt als de onvoorwaardelijke NS400-fan. Of? “Ik heb me altijd gestoord aan het geluid”, geeft hij toe. De originele 400 maakte ruim drie decennia inderdaad weinig indruk met zijn blikkerige pruttelende geluid. “Ik werd altijd boos als iemand zei ‘ga eens aan de kant met die brommer’. Mijn vader heeft een stel dempers gelast voor me.” Het bleef voor Morsink niet bij die ene NS, die hij in 1992 kocht en nog steeds in zijn bezit. “Ik had eerst niet zoiets van ‘ik ga ze verzamelen’. Maar mijn vriendin Nathalie hield ook van wegrace en bij Piet van Dijk in Enschede zag ik een jaar of twintig geleden een NS staan. Die hebben we gekocht en toen maakten we samen ritjes. Totdat de kinderen kwamen.” De kinderen betekenden echter niet dat de schuur op slot. Op Marktplaats kwam hij in België een NS op het spoor met reserveblok- en uitlaten, een fiets van de voorzitter van de Duitse NSR-club. “Waarom ik ‘m wilde hebben? Hij had ook andere, bredere wielen, een rond koplampje en een verlaagd zitje. De gedateerde dingen waren er af, zeg maar. Mijn plan was om mijn eerste motor weer te verkopen. Maar dat vond ik toch moeilijk. Dus ik dacht ’toch maar effe wachten’. Daarna dacht ik ‘hij gaat niet meer weg’. En daar ben ik blij om.” De ‘Belgische’ NS onderging vervolgens een ingrijpende metamorfose, een plan dat al twintig jaar in Morsinks hoofd rondspookte. Of misschien was het wel de geest van Jack Middelburg, een jeugdheld van Morsink. “Ik wilde al jaren ‘iets’ met Jack doen.” Dat ‘iets’ werd een prachtige replica, waaraan hij vorig jaar januari begon te bouwen – met de hulp van vrienden. Want: “ik zit tussen een prutser en een knutselaar in.” Het moest een replica worden van de RS500 waarmee Middelburg in 1983 reed. “Het waren ook de kleuren waarmee hij reed toen hij (op 1 april 1984, red.) verongelukte in Tolbert. Ik vond dat ook de mooiste kleurstelling”, refereert Morsink aan het rood-wit-blauw van de driecilinder productieracer.

De eerste aanzet tot de bouw werd drie jaar geleden al gegeven, toen Morsink op een Chinese website geadverteerd zag dat een bedrijf ‘original bodywork’ leverde. “Ik heb gemaild en gevraagd of ze het ook in de kleuren konden leveren: ‘yes, we can paint’, kreeg ik terug als antwoord. Ik bestel, krijg ik de doos binnen….. nee…. er klopte niks van. Daarna vond ik in Finland replica-RS- kuipen. Die paste van geen kant, maar dan maken we hem pas, dacht ik. Van het één kwam het ander…” Zoals, toen hij vorig jaar op de Motorbeurs in Utrecht, stickers aan het zoeken was voor zijn project en de stand voor de musical over Jack Middelburg zag staan. “Ik vertelde dat ik bezig was om een replica te bouwen en ze vroegen me meteen om m’n nummer. Een tijdje later krijg ik een telefoontje: ‘hoever ben je er mee?’ Ze wilden mijn replica bij andere motoren zetten tijdens de voorstelling. Ik heb toen vrienden opgetrommeld en we zijn hard aan het werk gegaan. In het ‘originele imitatiekontje’ uit Finland zaten natuurlijk twee gaten voor twee uitlaatdempers. In de uitlaat van de staande cilinder hebben we toen een splitsing gemaakt.” het originele aluminium frame werd ongemoeid gelaten, wel kwam er een knap setje PVM-wielen en speciaal gemaakte uitlaten. De tank is de originele NS-tank. “M’n zwager heeft hier op het gras de spullen gespoten. Tussen de buien door. Op woensdag was de try-out, op de zaterdag er voor stond ie in de lak. Ik kreeg tranen in de ogen. M’n zwager vroeg of ik ‘m mooi vond. Ik zeg ‘mooi? Moet je kijken wat we gemaakt hebben hier in een schuurtje!’”

In dat schuurtje hangen de foto’s van Middelburg aan de muur en op een kastje geplakt, een kastje waar zuigers, getekend door een zwaar leven, uitrusten. Krantenknipsels tonen de regionale interesse in Morsinks Middelburg- replica. Aan het plafond hangt Morsinks leren garderobe, op planken aan de muur een paar Doohan-replicahelmen, laarzen, onderdelen, en een mini-bike in Repsol-kleuren en een compleet NS400-blok met de drie 26 mm-Keihin ‘flatslides. Originele Rothmans-schermen – ‘gekregen van een vriend’- geven het geheel een soort pitbox look. De Middelburg- replica staat ‘mooi te zijn op een smetteloze rode mat, het passende alternatief voor de rode loper die de machine verdient. Voor op de kuip en op de zijkanten het nummer 2. “Daarmee heb ik de machine ook gezien toen ik vlak naast Jack stond in het rennerskwartier in Raalte. Later vloog hij vlak voor me door de lucht.” Toen de machine klaar was, kreeg Morsink weer een telefoontje van de organisatie van ‘Jumping Jack’: “’Mogen we hem ook gebruiken in de show?’ Het had met Jack te maken, dat was voor mij al genoeg. In Assen, tijdens de voorstelling, sprak ik een jongen die drie jaar met een Middelburg- Suzuki, een replica waaraan hij drie jaar had gewerkt. Ik drie maanden , haha!” Morsink zag de show op het TT Circuit drie maal. “Toen de acteur die Jack speelde (Matteo van der Grijn, red.) er mee wegreed, dat was wel een emotioneel moment, hoor. Na de show kreeg ik de vraag van de bakker uit Tubbergen of ik er misschien mee wilde rijden tijdens een Classic demo.” Morsink had weinig bedenktijd nodig. In Tubbergen had hij vervolgens een bijzondere ontmoeting. “Ik zag daar een man van wie me de naam zo niet te binnen schoot. ‘Was jij niet de monteur van Jack?’ Het was inderdaad Adri van den Broeke (Middelburgs monteur tot en met 1980, red.). Ik zei ‘dit is mijn eerbetoon aan Jack’, en ik heb hem de motor laten zien.

Deze motor is een stukje emotie. Tijdens het bouwen heb ik mijn vrienden ook veel vaker gezien. Als ik er niet meer ben, denk ik dat mijn kinderen ‘m wel bewaren.” Morsink weet dat er cilinders en toebehoren op de markt zijn die van de NS400 een echte 500 maken. “Ik weet het niet”, twijfelt hij. “Misschien voor de replica. Maar hoeveel extra heb je dan?” Naast zijn eerste NS en die van vrouw Nathalie staat wat de 16-jarige Frank ooit met ‘later’ bedoelde. De NSR die hij zichzelf beloofde toen hij nog maar net op een brommer mocht rijden, kwam er toch: ‘later’ werd 2006. In de schuur staat een NSR250 R Rothmans-replica van tijdloze schoonheid te blinken. Als nieuw, maar toch al 28 jaar oud. Deze uiterst zeldzame NSR250-tweetakt heeft ook een verhaal, vertelt Morsink. “De 250 is momenteel mijn vriendje”, lacht hij, kijkend naar de oogverblindend mooie racer voor de straat. De NSR is een afgeleid van de NSR-fabrieksracer waarmee onder andere Wilco Zeelenberg reed in 1990 en 1991. “Ik was er bij toen Wilco in 1990 won op de Nürburgring”, glimt Morsink. “Ik wilde er heel graag één hebben. In Nederland is hij nooit ingevoerd, wel onder andere in Thailand, Australië en Groot-Brittannië. Ik vond ‘m supergaaf, het is echt een collector’s item. En hij had de Rothmans-kleuren, ik dacht ‘die moét ik hebben’.” De volgens Morsink ‘aan het achterwiel’ 62,9 pk sterke eenzitter met een speciale uitlatenset heeft een bijzondere geschiedenis en het is niet altijd ‘vriendjesschap’ geweest met de nu liefhebbende eigenaar. “Ik wilde er heel veel plezier mee hebben, maar het werd het tegendeel.” De NSR kwam veertien jaar geleden op E-Bay terecht en hoewel Morsink een bod deed, leek de fiets aan hem voorbij te gaan. Totdat de hoogste bieder zich terug trok. Zo kwam de 250 voor 3000 euro toch in handen van een nieuwe Nederlandse eigenaar. “Nu leveren ze in goede staat tussen de 10.000 en 12.000 euro op”, zegt Morsink.

Samen met beste vriend Arjan stapte hij in een busje om 800 kilometer verderop de machine op te halen in het Engelse Chorley. Voor het eerste ritje stak hij de grens over, en na een tijdje ‘vol gas, 180-200’ te hebben gereden, vond de nieuwe aankoop zoveel inspanning na lang niet werken wel even genoeg – en liep vast. “Toen begon de ellende. Een nieuwe krukas er in.” Toch neemt hij ook deels de schuld op zich. “Ik heb gewoon te lang gewacht om het goed aan te pakken. Ik dacht ‘laat maar’. In 2014 heeft hij al nieuwe banden gekregen. Na veel gesleutel, gepeins en gevloek bleek een nieuw CDIkastje het antwoord op alle problemen. Het echte plezier moet nu beginnen. “Hoeveel liefde ik er ook voor voel, ik heb ze wel eens vervloekt”, biecht Morsink op, terwijl hij de gevoelige vier nog eens bekijkt. “Dan liepen ze geen van vieren en kon ik nóg niet mee met de club.” En die ritjes, die wil Morsink dus vaker inplannen. “We willen wel eens een keertje weg. Ik heb dertig jaar bijna alle weekenden gewerkt en de laatste 20, 22 jaar waren we altijd druk met onze eigen bistro. In die tijd ben ik twee keer naar de TT geweest.” Hoewel het daar één keer toch niet van leek te komen. “Stonden we klaar om te gaan om 6 uur ’s ochtends en bleek de koppelingskabel kapot. Snel gemaakt en een tasje met gereedschap mee, voor het geval dat…. Dat was ook het eerste jaar dat je gefouilleerd werd. M’n verhaal verteld en toen mocht ik doorlopen. Ik had alle hekken wel door kunnen knippen!” En wat het circuitbezoek betreft: “Ik denk dat ik daar met deze het snelste ben”, wijst hij weinig verrassend naar de slechts 132 kilo lichte NSR250R. Maar, zegt hij, ‘het knietje hoeft niet meer aan de grond’. “Ik zit in m’n midlife bonusjaren. Ik ben super tevreden met mijn leven. Het schuurtje staat vol en als ze allemaal met één trap lopen, ben ik heel tevreden. Ik vind het heel mooi zo.”

Lees meer over

Honda Kawasaki Suzuki Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda X-ADV

Eerste Test Honda X-ADV

14 november, 2024

Bijna tien jaar na zijn introductie is de X-ADV nog altijd een unieke verschijning. Ligt de concurrentie te slapen ...
Eerste test Kawasaki Versys 1100SE

Eerste test Kawasaki Versys 1100SE

31 oktober, 2024

Het was best een gok van Kawasaki in 2012 toen het een dikke vier-in-lijn in een hoogpotig rijwielgedeelte lepelde, ...