Chinees design
Is het je al een keer overkomen dat je over een motorbeurs slentert en daar plotseling tegen je droommotor aanloopt. Maar dan bij de stand van het verkeerde merk en in een kleinere en bovenal veel goedkopere uitvoering? Dan doe je er goed aan de volgende pagina’s aandachtig te bestuderen.
Volgens een Engels gezegde is imitatie is de hoogste vorm van vleierij. Het grootste compliment. In dat licht kunnen we niet anders dan constateren dat Chinezen bijzonder gecharmeerd zijn van onder meer Italiaans design. En wees eerlijk, wie is dat niet. Gelukkig snappen zij ook dat het maken van een complete kopie niet werkt, dus laten ze zich vooral inspireren door de pennenstreken van onder meer de ontwerpers van Ducati. Neem de Benelli 502 C, een motor die direct doet denken aan de Ducati Diavel. Toch zijn de overeenkomsten even groot als de verschillen. Want waar er bij de Ducati een machtige 1.260 cc V-twin met bijna 160 pk in het vooronder stampt, heeft de Benelli een 500 cc parallelmotor met een top van 48 pk als kloppend hart. Een recept dat bijzonder goed gewaardeerd wordt aan de zuidkant van de Alpen. Want daar heeft het Italiaanse bedrijf, dat tegenwoordig onder Chinees bewind staat, zich stevig gevestigd in de nieuwverkopen. Het beste voorbeeld daarvan is de TRK502, die in Italië een echte bestseller is. Niet alleen binnen Benelli’s eigen gamma, maar ook binnen de gehele Italiaanse motormarkt. De grote reismotor met zijn kleine blok – dat in nagenoeg onveranderde vorm ook zijn kunnen mag laten zien in de 502C en de Leoncino 500 – stond lange tijd op de tweede plaats in de Italiaanse nieuwverkoopcijfers. Uiteindelijk eindigde de motor op plek drie, met 3.066 nieuwverkochte motoren. Net achter de BMW R1250GS en Honda Africa Twin.
Het uiterlijk mag dan een compliment zijn aan Ducati, Benelli pakt een aantal zaken ook op heel eigen manier op. Zo zijn ze bijvoorbeeld groot voorstander van een alomvattende identieke onderdelenstrategie. Neem bijvoorbeeld de swingarm. Een echt multi-talent, want hij pronkt niet alleen in de toergerichte allroad, maar ook in de cruiser. Dat zie je bij andere merken minder. Toch is er één punt waar het onderdeel het aller best in is, en dat is geld besparen. Want ook in China kan men niet toveren en moet er geïnvesteerd worden om een product te krijgen. Daar staat tegenover dat Benelli haar fullsize allroad voor een heel schappelijke prijs in markt heeft staan. En hetzelfde geldt voor de 502 C.
Die scheidslijn tussen het origineel en de daarop geïnspireerde motor ligt overigens lang niet altijd zo ver uit elkaar als bij Ducati en Benelli. Neem Voge bijvoorbeeld. Deze dochteronderneming van het grote Loncin-concern – dat onder meer motoren voor BMW produceert – verraste bezoekers van de EICMA in Milaan afgelopen najaar met een compleet gamma, uiteenlopend van elektrische motorfietsen tot het sportievere werk. Ook stond er een Voge 500 DS, waar je binnenkort overigens meer over leest in MotoPlus, die meer leek op de Honda VFR 800 Crossrunner dan de Crossrunner zelf. En ook dit keer volgens het beproefde recept: neem een ‘klein’ 500 cc lijnblok, zoals je die zoveel ziet in motorfietsen op de Aziatische markt, kleedt deze aan met een design dat geïnspireerd is op een bekende motorfiets en maak hem geschikt voor massaproductie. Wat dat betreft weinig nieuws onder de zon. Maar de Voge als slechte kopie afdoen, is echt veel te kort door de bocht. Want het bedrijf heeft duidelijk een visie voor haar motorfietsen. Zo wil het merk zich een stap hoger op de kwaliteitsladder positioneren en is daarom in zee gegaan met leveranciers als Nissin, Kayaba en Bosch. Het hebben van een visie geldt ook voor Benelli, dat op haar beurt juist wil groeien op motorisch gebied. Het merk heeft namelijk de 752 S gelanceerd (die qua looks wat doet denken aan een vroege MV Agusta Brutale) met als kloppend hard een 750 cc tweecilinder met 77 pk. Wat deze sprongen voor gevolgen hebben voor de verkoopcijfers van beide merken, is een interessante vraag die de komende jaren beantwoord gaat worden.
Wat een even interessante vraag is, is welke criteria de Chinese fabrikanten stellen aan het kiezen van hun inspiratiebronnen. Kijken ze daarvoor naar de populariteit van de motoren? Als je naar de TRK502 kijkt, lijkt het antwoord ja. Want de motor is qua design duidelijk geïnspireerd op de Ducati Multistrada en de BMW GS. Twee motoren die het qua verkoop goed doen. Maar zoom je in op de 502C, dan kom je toch echt tot een andere conclusie. De Diavel mag dan een prijswinnend voorkomen hebben, een verkooptopper is het absoluut niet. Hetzelfde geldt voor de VFR800 Crossrunner, die vooral te boek staat al een enigszins onconventionele motorfiets die nauwelijks wat gedaan heeft op de markt. Misschien zit daar net de crux. Hét element dat ze begeerlijk maakt. Want één ding vind je bij al deze modellen: originaliteit. Neem de Husqvarna 701 Vitpilen. Een motor die qua verkoopsucces net zo ver van de top verwijderd is als Nederland van de Alpen. Maar de Huskie is, door zijn minimalistische en strakke voorkomen, wel uniek. Een kwaliteit die ook in China duidelijk niet onopgemerkt is gebleven, want de Leoncino heeft er nét wat te veel van weg om het toeval te laten zijn. Oke, het is absoluut niet zo overduidelijk als de 502C en de Diavel, maar de gemeenschappelijke ontwerptaal wordt wel gesproken.
Maar er is ook een andere manier van inspireren. Eén die haast tegen piraterij aanschurkt. Een goed voorbeeld hiervan is de Skyteam Skybongo 125, die niet alleen in zijn design maar ook qua techniek wel heel erg op de Honda Monkey lijkt. In alles doet hij aan de Japanse mini-motor denken. Alhoewel, alles… Er is een verschil en die zit in de prijs. Want waar Honda haar Monkey voor een royale € 4.858,- aanbiedt, staat de Skybongo voor 1.599,- euro te koop. Met zo’n groot prijsverschil zal zelfs een enkele Honda-fan die op zoek is naar een kleine 125 cc funbike zich twee keer bedenken of hij het geld echt bij Honda achter wil laten.
Het kan overigens ook een stuk extremer. Zo zit er tussen de Triumph Thruxton RS en de Somoto Café Racer 400 een prijsverschil van ruim 10.000 euro. Niet vreemd uiteraard, want deze machines hebben afgezien van hun uiterlijk, weinig overeenkomsten. Zeker niet als het gaat om vermogen. De Triumph wordt immers aangedreven door de beroemde vloeistofgekoelde 1.200 cc twin met een top van 105 pk en 112 Newtonmeter koppel. De Somoto moet het op zijn beurt doen met een Taiwanese 400 cc eenpitter met een top van 27 pk (of zelfs een 250 cc eencilinder met 17 pk). De rijervaring zal, net als de prijs, ook mijlenver uit elkaar liggen. Zo is de Thruxton in de RS-uitvoering bijvoorbeeld aangekleed met het Zweedse goud aan veerelementen, remt hij met de beste Brembo’s en rolt hij op Metzeler Supersport-rubber in RR-uitvoering. De Somoto is op zijn beurt voorzien van de gebruikelijke massaproducten. Daar zit dus, naast een enorm prijsverschil, ook een groot kwaliteitsverschil in. Meteen ook een overweging die iedereen die serieus overweegt een Chinese motor te kopen, zich van bewust moet zijn. De motoren mogen dan lijken op machines die vaak een veelvoud van de aankoopprijs kosten, ze rijden niet zo. Daarmee is niet gezegd dat ze per definitie slecht zijn. Maar je moet ze wel in hun eigen segment bekijken.
Zie het als die ene motorrijder die iedere keer dat hij gaat rijden een compleet Rossi-pak aantrekt. Wordt hij daarmee Rossi? Nee, zeker niet. Maar geeft het hem plezier? Ongetwijfeld! En dat is in de basis waar motorrijden toch om gaat? Genieten van de motor en het rijden. Of die motor nou uit Italië, Japan of China komt.