Hoogtepunt in blessuretijd op de Col du Sommeiller
Of ik zin had om met onze KTM 790R duurtestmachine deel te nemen aan een test van vijf allroads, die ons Duitse zusterblad Motorrad begin oktober uitvoerde rond de Col du Sommeiller, in de ruige bergen op de grens van Frankrijk en Italië. Tja, dat is net zoiets als vragen of een kind een snoepje wil. Of Feyenoord een goede trainer. Of Rossi en zijn fans weer een GP-winst.
Tamelijk overbodige vraag dus. De Sommeiller en de nabijgelegen Monte Jafferau stonden al lange tijd op mijn lijstje droombestemmingen die ik graag wilde afvinken. Bovendien was m’n agenda net die ene week nog leeg, dus het puzzeltje viel mooi in elkaar, zodat ik onze 790R dus andermaal de sporen kon geven naar het zuiden. Gelukkig zat het weer mee en waren ook de vele onverharde paswegen rond het Italiaanse Bardonecchia nog goed te rijden. Iets wat in oktober niet meer vanzelfsprekend is: bovenop de bergtoppen lag de eerste sneeuw van het winterseizoen al, net als op de hoger gelegen noordhellingen. En ’s ochtends zat er al een behoorlijke laag ijs op de plassen, maar het zonnetje speelde overdag nog een klein beetje zomer, zodat we ons heerlijk een paar dagen konden uitleven bij een graad of 17. Niet slecht voor zo’n laatste ritje van het jaar in de bergen!
Met zijn 3.009 meter is de Col du Sommeiller de hoogst berijdbare – legale – weg in de Alpen. Al moesten we dat ‘legale’ wel even iets oprekken, aangezien de weg naar de top officieel alleen geopend is in juli, augustus en september. We reden dus in de blessuretijd, zal ik maar zeggen. En we waren niet de enigen, al was er van de zomerse topdrukte niets meer te merken. Vooral de tweede zondag van juli – als hier het Stella Alpina-treffen wordt georganiseerd en honderden motorrijders omhoog rijden om vervolgens op de idyllische berghellingen in alle eenvoud te kamperen – wordt de Col du Sommeiller overspoeld met motoren en neemt de 30 kilometer lange pasweg – waarvan ongeveer 20 kilometer onverhard – bijna Stelvio-achtige proporties aan. De Col du Sommeiller is trouwens een doodlopende weg en was ooit bedoeld voor militairen om de grens tussen Italië en Frankrijk te bewaken. In deze regio zijn tal van die oude militaire, onverharde wegen te vinden, net als oude militaire forten waarin die soldaten vroeger waren gehuisvest. En dat de Sommeiller een doodlopende weg is, is geen enkel probleem. Niet voor niets luidt een bekend motorrijders-spreekwoord: ‘Een mooie weg heen, is ook een mooie weg terug!’
De test zelf draaide om vijf ‘middenklasse’ allroads: de BMW F850GS, Triumph Tiger 800XCA, Honda CRF1000L Africa Twin, KTM 790 Adventure R en Yamaha Ténéré 700. Waarbij ‘middenklasse’ dus slaat op de cilinderinhoud en niet op de rijkwaliteiten en uitrusting. Het vijftal was voor dit stevige offroad-gebruik uitgerust met Michelin Anakee Wild noppenbanden, omdat anders de semi-wegbanden van de Triumph, BMW en Honda te veel roet in het eten hadden gegooid op het gravel en de losse stenen. Maar ook deze noppenbanden konden het toer-karakter van de BMW en Triumph niet verbloemen. De Honda vormde de gulden middenweg en de Yamaha en de KTM waren met afstand de beste machines in dit ruige terrein. Je vindt deze test op pagina 38-49 en ook de fantastische foto’s zijn het bekijken waard.
Het rijden in dit gebied was zo mooi dat ik me op de terugweg op de Franse tolwegen – het is niet alle dagen feest – bedacht dat er volgend jaar best weer een test die kant op zou mogen komen. En vorige week op de Eicma werd ik op m’n wenken bediend: Honda boorde de Africa Twin op tot een 1100, Yamaha zou nadenken over een R-versie van de Ténéré 700, de KTM 890 Adventure lijkt een kwestie van tijd en met de komst van de BMW F900R en XR lijkt ook een F900GS erg voor de hand te liggen. Al het motornieuws van de Eicma, lees je vanaf pagina 16. Was het maar alvast 2020…