‘Die verschraling in motorland is bijzonder jammer’
In het vorige nummer refereerde ik op deze plek al aan mijn bezoek aan Moto Guzzi Open House 2019; in het eerste weekend van september opende de kleine Italiaanse fabrikant uit Mandello del Lario de deuren voor de 30.000 Guzzi-fans die de fabriek bezochten; het kleine dorpje aan het Comomeer werd overspoeld door motorfietsen.
Moto Guzzi is een heerlijk en puur motormerk, dat alle motorrijders in het hart zouden moeten sluiten. Het maakt tegenwoordig – na enkele financiële schipbreuken – deel uit van het Piaggio-concern, samen met Aprilia en Vespa. In Mandello worden tegenwoordig nog maar 10.000 nieuwe Guzzi’s per jaar geproduceerd; de Japanners doen daar het licht niet eens voor aan en ook Europese grootmachten als BMW en KTM denken anno 2019 ongeveer in het twintigvoudige. Guzzi verdient ook veel beter, al was het alleen al om de bijzonder rijke historie van het merk met de adelaar.
In de fabriek is een klein museum dat in principe elke werkdag geopend is; mocht je een keer in Noord-Italië zijn, dan kan ik dat van harte aanbevelen. Want hoewel het merk zich nu in de marge beweegt – gelukkig worden met de V85 TT eindelijk weer stappen gezet – was het in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog toonaangevend, met hun fameuze achtcilinder 500cc racer als hoogtepunt. Die V8 werd ontwikkeld omdat multicilinders de macht grepen in de racerij, maar Guzzi-technici vonden een zes-in-lijn te breed vanwege de luchtweerstand. Dus bedachten ze een 15 centimeter smallere V8; als één van de allereersten ter wereld waren zij namelijk al bezig met stroomlijnen en met luchtweerstand; de klassieke windtunnel op het fabrieksterrein wordt nog steeds gekoesterd. Net als grondlegger Carlo Guzzi en zijn eerste piepkleine werkplaatsje in het centrum van Mandello. Ook dat is tegenwoordig een museumpje, vlak bij zijn standbeeld op het marktplein. Carlo Guzzi ligt trouwens begraven op de kleine dorpsbegraafplaats achter de fabriek, met de rug tegen de fabrieksmuur; een klassiek Italiaans koningsdrama is er niets bij…
Nog niet begraven maar wel op sterven na dood is trouwens de klassieke toermotor, om maar even een bizar bruggetje te gebruiken. In MotoPlus 19 komt de Kawasaki 1400 GTR als occasion aan de orde. Die GTR is één van de laatsten der Mohikanen; alleen BMW produceert nog moderne, snelle toermotoren (niet te verwarren met Amerikaanse cruisers) met een grote stroomlijn en ruimte voor twee personen plus bagage. De Yamaha FJR1300 komt langzamerhand aan het einde van zijn levenscyclus, de Honda Deauville (de best denkbare commuter) is verdwenen en de Pan European – waarvan er ooit duizenden rondreden en die ook als politiemotor een enorme status opbouwde – is ook door de zijdeur afgevoerd.
De toercategorie is bijna van de kaart geduwd door de allroad; te lang voortborduren op bestaande modellen en te weinig (elektronische) vernieuwingen doorvoeren hebben de toermotor in de schaduw gezet. Terwijl het ooit het summum was op motorgebied, zeker als je lange snelle reizen wilde maken, alleen of met z’n tweeën. Het is natuurlijk een kip-of-ei-verhaal: omdat de technische (door-) ontwikkeling stokte werd de motorrijder naar de moderne allroad vol elektronische snufjes gelokt. En door die tegenvallende verkoopcijfers was er in het toersegment dus geen geld meer voor die nieuwe ontwikkelingen.
Jammer, want door het genoemde occasion-artikel bedacht ik me weer hoeveel motorplezier ik in het verleden heb gehad met die Pan’s, die FJR’ren en die GTR’s. Oké, ook ik ben in de loop der jaren een echte allroad-fan geworden, maar ik blijf de verschraling in motorland toch bijzonder jammer vinden.
– Eric Bulsink,
Hoofdredacteur MotoPlus
Reageren? Stuur een e-mail naar reageren@motoplus.nl