+ Plus

Interview Loek Bodelier

Zeer bescheiden zestiende stond hij slechts in de tussenstand. Maar Loek Bodelier had de overtuiging dat hij in zijn thuisrace in Assen zijn plek in de wereldelite zou krijgen. De Dutch TT van 1994 werd een zeer gedenkwaardige. Enkele uren nadat Wilco Zeelenberg onverwacht als derde op het podium werd toegejuicht, maakte Bodelier vol bravoure waar wat hij had gezegd. In een zenuwslopende race veroverde hij de derde plaats. Na hem stond nooit meer een Nederlander in een solorace op een grand prix-podium. “Ik heb betere races gereden.”

Het is inmiddels 25 jaar geleden, maar nog steeds wordt Loek Bodelier herinnerd aan 25 juni 1994, die laatste zaterdag van juni. “Meer dan ik had verwacht hebben mensen het er over”, verbaast de nu 53-jarige motorzaakeigenaar zich nog steeds. “Ja, natuurlijk denk ik zelf ook nog wel eens terug aan die dag. Tuurlijk, dat ene moment was een ‘highlight’, maar mijn hele carrière was bijzonder.”
Als krantenbezorger van de NRC belt hij aan bij elk huis waar hij werd geacht de courant door de bus te schuiven: krantenbezorger zoekt sponsors voor wegracedebuut. De meeste mensen konden dat brutale bewijs van eigen initiatief wel waarderen, zegt hij. Bodelier was een ‘self-made man’, niet gewend om tactisch te zwijgen, wel gewend om doelbewust het resultaat te zoeken. Niet makkelijk voor zichzelf, lastig voor anderen. De drift om te scoren is te groot geweest, verwoordt hij het zelf. “Ik was een eenling, té gefocust, té gebeten op resultaat”, blik hij terug. “Dat heeft me wel in de weg gezeten, absoluut. Maar het was ook zo dat ik alles zelf heb moeten uitzoeken. Ik ben zelf ook te eigenwijs. Soms moet je op je plek gezet worden door iemand voor wie je respect hebt. Boet (van Dulmen, red.) zei heel simpel ‘hé klootzak, dat doe je niet goed’. Er waren er genoeg die daar niet mee om konden gaan, maar ik was blij als hij dat zei. Dan wist ik ook gewoon dat ik écht iets niet goed deed. Je moet op zo breed onderlegd zijn, en eigenlijk kon dat niet. Met sponsorcontracten, juridische zaken ook… Dat kan echt niet. Het ging allemaal op gevoel, maar of je het goed doet? Na wat slechte ervaringen wilde ik het ook zelf onder controle houden, en dan ga je dingen te strak omarmen. Terwijl je alleen coureur moet zijn, ja.”
Bodelier heeft als eerstejaars grand prix-coureur een rampzalig seizoen achter de rug als hij in 1994 gaat samenwerken met de Duitse broers Günter en Gerd Heinz Zwafink en chefmonteur Olivier Liégeois. “Olivier had als oud-coureur een heel goed inzicht van wat een rijder voelde. Op eigen initiatief deed hij dingen die je hielpen. Dingen waar je zelf niet aan dacht. En er was die menselijke klik. Ze konden mij verrot schelden en ik kon hen verrot schelden, maar we kwamen verder, omdat we het van elkaar accepteerden. Gerd-Heinz is een paar jaar geleden helaas overleden, maar met Günter heb ik nog steeds contact.”
Na slechts ‘een half uurtje, uurtje op het circuit van Carole’ als wintertest pakt het team de spullen voor de Grand Prix van Australië op Eastern Creek. Tijdens dat eerste weekend van het nieuwe jaar switcht hij van Dunlop naar Bridgestone. “Met de Dunlops liep het voor geen meter. De Bridgestone kregen we gratis en ik kreeg fabrieksondersteuning en nog geld toe.” Bodelier rijdt van de 24e startplaats naar de elfde positie en incasseert zijn allereerste WK-punten. In het Maleisische Shah Alam verbrandt hij dan zijn koppeling, op Suzuka scoort hij weer met een elfde plaats en een achtste plaats in Jerez betekent zijn eerste top 10-klassering. Ondanks tegenvallende achttiende en vijftiende plaatsen op de Salzburgring en in Hockenheim volhardt Bodelier in zijn overtuiging dat hij er moet staan tijdens de TT. “Als coureur had ik het gevoel ‘ik kan het’, maar het was óf een tekort aan vermogen, een slechte wegligging of ik was het zelf. Vergeleken met die kleine Japanners was ik een soort Schwarzenegger. Te groot en te zwaar.”
Voor de Dutch TT verrast Bodelier dan met nog eens een opmerkelijke technische stap. “De fiets functioneerde nog niet helemaal zoals we hem wilden hebben. Met name de wegligging. We kregen fabrieksondersteuning van WP, maar het klopte niet. Je dwaalt wel eens af en het bleek dat we verkeerd zaten. WP wilde naar links, ik wilde naar rechts, zeg maar. Vóór de TT hebben we toen standaard WP gekocht, vóór en achter. Die hebben we door iemand anders laten prepareren. We zijn er blind in gegaan, maar het was meteen de omslag.”
Bodelier kwalificeert zich als achtste, zijn beste startplek van het seizoen. “Tijdens de trainingen ontdekte ik punten zoals de Ossebroeken en de laatste bocht voor de Strubben, waarvan ik dacht ‘ik kan hier veel harder als ik het maar anders aansnijd, anders op het gas ga’. Als ik het maar deed en durfde. Dan maakte ik mega meters goed. Niet omdat ik achter anderen aanreed, maar omdat ik het zelf ontdekte. Dat ik dacht ‘what the f*ck, wat gebeurt hier…’.”
Op vrijdagavond, rond middernacht, komt Boet van Dulmen nog even langs. “’Jongen, en dat ge morgen gas geeft, hè’. Ik zei ‘niet ouwehoeren, kom zitten en pak een potje bier’. Dat zijn voor mij heel belangrijke momenten geweest. Ik weet niet wat het was met Boet. Hij zocht eind 1984 ruimte om zijn auto’s te stallen en bij mijn ouderlijk huis was die er. Toen ik zelf racete, heb ik hem wel gevraagd of hij me kon helpen, maar dan werkte hij met Cees (Doorakkers) of met Patrick (van den Goorbergh). Hij vertelde wel dingen die me ook hielpen, maar we hebben nooit samengewerkt.”
Na zijn knappe startpositie op de tweede rij zegt Bodelier zonder blikken of blozen dat hij voor ‘een plek bij de top 3’ gaat. Druk van buiten zegt hij niet te voelen. “Druk legde ik mezelf sowieso op. Ik wilde hoe dan ook presteren. Voor mezelf, maar ook om iets terug te doen voor de mensen die me gesteund hadden. En op een mooi circuit als Assen, het zit vol… Er is niks mooier om voor honderdduizend man jezelf gek te maken. In de opwarmronde liep ik het publiek nog op te jutten. Je kunt het publiek maar beter op je hand hebben, toch? Als bij hen de adrenaline stroomde, ging het bij mij nog harder stromen.”

De 125 cc-race tijdens de Dutch TT wordt een spektakelstuk. Dat blijkt al meteen als de lichten op groen gaan. Polesitter Noboru Ueda start als beste, maar in de derde ronde crasht de Japanner. Regerend wereldkampioen Dirk Raudies valt uit, terwijl Peter Oettl en WK-leider Kazuto Sakata het tempo aangeven. Bodelier komt na de eerste ronde als zesde door en komt dan achter de matig gestarte Takeshi Tsujimura terecht als de leiders een klein gaatje dreigen te slaan. In het spoor van de snelle Japanner op zijn FCC Honda gaat Bodelier mee. “Op het moment dat je er bij zit….. Ze rijden niet harder in de bochten, remmen niet later… Ik wist van mezelf dat ik heel sterk was met het remmen, maar ik moest ook wel de aansluiting hebben om dat te bewijzen. In het begin waren ze weg en met Tsujimura ben ik er toen naar toe gereden. Dat was een hele harde weg om er bij te komen. En toen ik er tussen zat, dacht ik ‘iemand van ons gaat de TT winnen, maar er wordt helemaal niet hard gereden’. Zo voelde het. Toen was het ‘oké, ‘piece of cake, laat maar komen, we zien wel waar het schip strandt’.”
In de kopgroep ziet Bodelier de verschillen. Hij ziet de razendsnelle Aprilia’s van Sakata en Oettl die bovendien goed sturen. Hij ziet dat de Yamaha vooral dankzij stuurman Jorge Martinez sterk oogt. Hij ziet lichtgewicht Raudies profiteren van zijn eigen lage gewicht en zijn snelle Honda. En de waanzinnig sterke FCC Honda’s van Tsujimura en Tomomi Manako. “Ik had zo’n twintig procent minder vermogen dan zij hadden. Voor mijn gevoel deed mijn motortje het beter dan ie ooit had gedaan. Maar je weet dat je minder vermogen hebt. Dus die ene procent, of misschien wel die tien procent, moest je zelf doen.”
Met nog zes ronden te rijden krijgt Tsujimura de leiding in handen, maar het publiek raakte in extase als Bodelier kortstondig op kop rijdt. “Mooi, maar de vlag valt aan het eind, niet ergens halverwege. In het stuurgedeelte was ik wel de sterkste, maar bij het uitkomen van de Strubben of op de Veenslang, daar moest ik puur op snelheid inleveren. Ik kon mee in de slipstream, maar ik had zelf niet de kracht om me los te rijden. Dus het ging om tactiek, ja.”
Terwijl hij vol in gevecht is met de wereldtop bespeelt een zwaaiende Bodelier het publiek, klaar voor spectaculaire apotheose. Twee ronden voor het einde lijkt het echter gedaan met zijn eigen kansen als hij clasht met Oettl. “Toen heb ik eigenlijk de wedstrijd verloren. In de Ossebroeken. Op een punt waar ik dacht snel te zijn. Dat was ik wel, maar ik strafte mezelf bij het uitkomen van de Strubben. Als ik in de slipstream had gezeten, had ik mee gekund. Maar mis je die slipstream, dan wordt het gat alleen maar groter. Daarmee verspeelde ik de kans op de overwinning, zo voelde dat ook.”
Bodeliers brein schakelt razendsnel: oké, winnen kan niet meer, maar wat kan nog wel? “Ik was niet bang voor Sakata of Oettl. Ik wist waar ik sterk was en met het aanremmen voor de GT was Martinez mijn grootste opponent. Maar zelfs die kon ik met het remmen hebben. Hij kwam ook na de race naar me toe en zei ‘you brake really late’. Ik wist wie ik kon pakken, maar je moet wel de ruimte krijgen om er naar toe te gaan.”
Oettl wijst de weg als de laatste ronde in gaat, maar Tsujimura werkt zich terug naar de kop voor Martinez. Dan raken Oettl en Sakata elkaar. Bodelier ziet het gebeuren. “In de Ramshoek zag ik ze clashen. Ik denk ‘die ga ik pakken’. Toen knalden ze nog een paar keer tegen elkaar en ik dacht ‘ik laat m’n gas los, dit heeft geen nut’. Dat zijn allemaal fracties van secondes. Je denkt ‘oké, als één van die twee crasht, of ze gaan allebei, dan ben ik de nummer 3′. Als ik mezelf in dat gevecht had gemengd, had ik zeker verloren. Maar… met een vijfde plaats had ik geen vrede gehad. Nee. Oké, het was mijn beste resultaat ooit geweest, maar het gaat niet om die vijfde plaats. Het gaat om het maximale uit jezelf halen. In de voorlaatste ronde verknalde ik het voor mezelf. Met een vijfde plaats was het publiek misschien ook wel blij geweest, misschien het team ook, maar ik zelf niet.”
Oettl valt, Sakata moet door het gras – een orkaan van geluid zwelt aan als Bodelier als derde door de GT stuurt en op minder dan een seconde achter Tsujimura en Martinez ook als derde wordt afgevlagd. In de uitloopronde ziet hij een blije Boet van Dulmen juichen. Tussen de toeschouwers wordt hij met zijn eerste podiumplaats, op het perfecte moment en op de perfecte plaats, gevierd als een held. “De uitloopronde was moeilijker dan de hele wedstrijd. Ik kreeg een vlag van vijf, zes meter om me heen gewikkeld, ik stikte bijna… Komt die stomme vlag ook nog eens in m’n kettingwiel, ik kom ook nog eens flink ten val, doe ik m’n schouder ook nog eens goed pijn…”

Na een ijzersterk gereden race mag Bodelier naar het podium. De lijdensweg van 1993, de belachelijk korte voorbereiding op het seizoen en zijn route naar succes, alles schiet door Bodeliers hoofd wanneer hij zijn beker krijgt. “Op het podium heb ik wel een traantje gelaten. Ik kom uit een gezin van acht kinderen en daar waren niet de middelen dat ze konden zeggen ‘ga jij maar lekker racen’. Nee, ik heb mezelf die plek verworven. En dan komt die emotie naar boven. Oprechte emotie. Ik was de morele winnaar. Destijds schaamde ik me voor dat traantje, nu denk ik ‘dat is toch prachtig’. Voor het team… Zij hadden nooit verwacht dat ze met mij zo ver zouden komen. Nooit.”
Later volgt nog een huldiging in het Holland House. “Daar is niet veel van blijven hangen, eerlijk gezegd. Bij mij stond de focus al helemaal op Mugello.” Na het warme bad van de TT volgt in Italië een koude douche. “Daar ging het helemaal niet goed. Waarom niet? Ik weet het niet. We snapten het ook gewoon niet. Na de wedstrijd heb ik zeker nog drie kwartier op de motor gezeten. Ik was kapot…. Ik had de longen uit m’n lijf gereden voor een twaalfde plek. Ik kon het tegenover mezelf niet plaatsen: hoe kon je een week nog derde worden en nu knok je voor een plek…. die er niet toe doet. Die wedstrijd in Assen…. daar kwam het er allemaal eindelijk uit. Maar ik heb betere races gereden dan die TT. In Laguna Seca reed ik super, maar kreeg ik dikke vette pech. In Eastern Creek in 1993, met een Hollands Hondaatje uit het krat met banden waar de vellen aanhingen, trainde ik als derde en reed ik voorin mee (tot de machine kapot liep, red). In Brazilië reed ik de ene snelste tijd na de andere in de regen, maar in een droge wedstrijd kon ik misschien tiende worden. Als ik geluk had. ”
Na veertien GP’s sluit Bodelier een gedenkwaardig seizoen af met een vijftiende plaats in de eindrangschikking. “Ik was absoluut beter dan die vijftiende plaats”, zegt hij zonder twijfel. “Je moet niet naar die eindklassering kijken. Als ik zevende was geworden…. Dan had dat misschien leuker geleken. Maar, en het klinkt misschien raar uit mijn mond, ik heb altijd gezegd: het gaat maar om één plek. En ik heb nooit de capaciteiten gehad om… Ja, als ik het geluk had gehad. Maar ik ben geen kampioen. Ik was wel een hele goede, eh…. Meer dan een subtopper. Zo kijk ik er op terug. En met heel veel plezier.”
Na het slopende 1993 omschreef Bodelier zichzelf als ‘geestelijk en lichamelijk kapot’, was hij tijdens de TT van 1994 op zijn sterkst? “Nee. Wel heel goed, maar niet op m’n best. Dat kwam na de TT, maar het resultaat was er niet. Frustrerend? Ja…. Maar wat doe je er aan? Dat is toch ook de sport?”

Lees meer over

Honda Yamaha

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...