Hugo Pinksterboer – wegperikelen
Als je de toestand van ons wegennet bekijkt, hebben we het aan deze kant van de grens helemaal zo slecht nog niet. Toch moet er met regelmaat aan allerlei bellen getrokken worden.
Er vallen hier maar weinig grote gaten in het asfalt, als een weg echt slecht is word je daar meestal tijdig voor gewaarschuwd, een groot deel van onze wegen wordt voldoende verlicht en de gevreesde kabelvangrail wordt door het ministerie van I en W nog altijd afgewezen. Maar helemaal koek en ei is het natuurlijk nooit. En hoe meer je je in al die zaken verdiept, weet ik inmiddels uit ervaring, hoe meer verdriet je ziet. Een brede stalen verbindingsvoeg net op het punt dat je de bocht aansnijdt. Een bord dat voor split waarschuwt, meer dan terecht, maar dan net na de bocht die op dat rollende spul uitkomt. Een hoge richel in het asfalt, die je voor het insturen lanceert. Of die uiterst effectieve wegversmalling, vlak na de snelle rechts-linkscombinatie op een van de polderwegen die mijn dorp invoert. Met zo’n versmalling is niks mis, tot je ziet waarom iedereen er zo serieus voor afremt: waar het asfalt stopt, duik je minimaal een bandbreedte naar beneden, de klei in. Op twee wielen potentieel dodelijk, zou ik zeggen, en hoe mijn Pan met span zich houdt als het derde wiel dat gat pakt, durf ik niet te voorspellen.
Dat de lichtmasten in die prachtige slinger steeds aan de buitenkant van de bocht staan, heb ik inmiddels geaccepteerd. Het leek me eerst knap onlogisch. Op het lange rechte stuk richting die slinger staan ze consequent aan je rechterhand. Precies waar die mooie bocht naar rechts begint, verhuizen die stalen palen naar links, daar waar je uitkomt als je diezelfde bocht niet zou halen. En je raadt het al: buigt de weg direct daarna naar links, dan verhuizen die lantarenpalen weer naar rechts. Slecht idee? Toch niet, leerde ik dus. Als zo’n door duistere weilanden lopende weg een bocht maakt en de lichtmasten staan aan de binnenkant, dan is het verloop van de weg veel minder goed te zien dan wanneer ze naar de buitenbocht verhuizen. Ze verlichten niet alleen je wegdek, maar ze leiden je ook door de bochten heen. Dan wordt de keuze opeens helder: beter dat je ziet hoe de weg loopt dan dat je bij elke bocht een donker gat induikt met een sloot als eerste hindernis. Pas als je de extra informatie van die lampen niet gebruikt om je snelheid aan te passen, ja, dan kunnen die palen lelijk in de weg staan.
Daar is dus over nagedacht. Jammer genoeg gebeurt dat niet overal. In een bocht in de nieuw aangelegde Buitenring Parkstad Limburg, bij het plaatsje Schinnen, verscheen een keurige vangrail met een al even keurige motorrijdersvriendelijke onderplank. Er werd aan ons gedacht. Dachten we. Want vóór die beplankte vangrail kwam in diezelfde bocht een keurig rijtje lichtmasten te staan. Een attente motorrijder mailde met het verantwoordelijke projectteam. Hun reactie? “De masten die nu voor de geleiderail zijn geplaatst zijn allen botsvriendelijk en worden niet als een obstakel gezien (volgens de normen).” Daar kun je het dan mee doen, als terecht bezorgde burger. Dat deed de man in kwestie niet, gelukkig. Hij nam contact op met het meldpunt Gevaarlijke wegsituaties van motorrijdersbelangenvereniging MAG, en die belden eens met de leverancier van de lichtmasten.
Daar werd al snel duidelijk dat die lichtmasten inderdaad botsvriendelijk zijn – maar alleen als je in een auto zit. Zonder al te technisch te worden, begeeft zo’n mast het als je hem met voldoende massa raakt, en die massa is dan de 900 kilo van de auto waarmee zulke masten getest worden. Nu heeft zo’n speciale lichtmast niet zo heel veel zin als je met je auto direct daarna op een vangrail klapt, maar dat deel van het verhaal is meer iets voor een blikblad. En als je met je motor een ‘botsveilige’ mast aanrijdt? Dan gebeurt er niets. Niet met die mast, in elk geval. Die blijft onverzettelijk staan, net zo botsvriendelijk als de gemiddelde bunker. Dat is fijn om te weten. Net zoals het fijn is dat bedrijven die de masten leveren dat ook ruiterlijk toegeven. Bij schijnveiligheid zijn ze niet gebaat. Dat zouden wegbeheerders ook niet moeten zijn. Nee, we hebben het aan onze kant van de grens zo slecht nog niet. Maar wat is het fijn dat er bellers zijn.
Hugo Pinksterboer is motorrijder, schrijver, drummer, fotograaf en vader van een dochter die met dat eerste het gelukkigst is.